Discussie Opinie

De Vierde Richtlijn inzake rechtspersonenrecht en Boek 2 Titel 9 kunnen naar het archief

Onlangs verscheen op deze site een column van John Weerdenburg over de activering van digitale activa in de jaarrekening naar BW2 Titel 9. Eerder verscheen een artikel van Gert-Jan den Hollander over de weergave van het aandeel derden in minderheidsdeelneming naar aanleiding van een nieuwe Richtlijn van de Raad voor de jaarverslaggeving. Aanleiding eens te bezien waarom er nog een Nederlandse verslagleggingsstandaard bestaat.

Alexander Vissers

De jaarverslaggeving naar Boek 2 Titel 9 van het Burgerlijk Wetboek is het resultaat van met name de Vierde Richtlijn en voor de geconsolideerde jaarrekening de Zevende Richtlijn, betreffende de geconsolideerde jaarrekening inzake Vennootschapsrecht van de Raad van de EEG. Deze richtlijn was het resultaat van het onvermogen van de toenmalige lidstaten tot een compromis te komen voor uniforme jaarverslaggeving. Met name de Duitse legistische visie stond lijnrecht tegenover de Nederlandse-Angelsaksische economische benadering.

Het resultaat was een richtlijn die het beste te kwalificeren valt als 'keuzecatalogus', waarbij zowel de waardering als presentatie ter keuze waren; het begrip recognition werd eigenlijk helemaal niet ingevuld. Voor de winst-en-verliesrekening waren zowel de functionele als de categorale presentatie toegelaten; de waardering mocht zowel tegen vervangingswaarde als tegen historische kostprijs.

Nederland nam deze keuzemogelijkheden over in het nationale jaarrekeningenrecht. Om er toch nog een enigszins bruikbaar regelwerk van te maken, riep Nederland de Raad voor de Jaarverslaggeving in het leven, die voor enige uniformiteit zorgt. De Angelsaksische zienswijze ontwikkelde zich vanaf eind jaren tachtig met name in de VS weg van de vage true and fair view-visie, die als onbruikbaar en niet-intersubjectief werd ervaren, naar een meer uitgewerkt regelwerk, wat we nu als rules based  beschouwen.

Inmiddels was er ook een beweging op gang gekomen om een internationale standaard in het leven te roepen, een streven dat in de International Accounting Standards Board vorm kreeg. Van een echte standaard was echter geen sprake, de eerste IAS waren summier, boden talrijke keuzemogelijkheden en waren niet intersubjectief. Onder druk van de VS (SEC), die voorwaarden stelde voor het accepteren van IFRS voor buitenlandse registrants, bewoog de IFRS zich richting USGAAP, Accounting Standards Codification en is er een grotere mate van vergelijkbaarheid tot stand gebracht. IFRS (zoals erkend binnen de EU) is binnen de EU een aanvaardbare standaard.

Nu er een standaard is die wel een internationale vergelijkbaarheid bewerkstelligt, is de vraag: waarom hebben we nog een jaarrekening naar BW2 Titel 9?

Ten eerste moeten we een misvatting uit de wereld helpen. Er heerst een brede opvatting dat de publicatie van de jaarrekening iets maken heeft met verantwoordingsplicht naar vele partijen. Onder meer Ralph ter Hoeven stelt dit in zijn column van augustus 2021. Dit is niet het geval, het is de prijs voor de beperking van de aansprakelijkheid. Personenvennootschappen van wie de onderneming overigens gelijk is aan die van een rechtspersoon hoeven niet te publiceren en kunnen volstaan met het opmaken van een staat van baten en lasten en een balans; de stakeholders visie is daarom onjuist.

De Vierde Richtlijn heeft nooit het doel kunnen bereiken waarvoor hij in het leven is geroepen; jaarrekeningen binnen de EU zijn niet vergelijkbaar. De ambitie uit de jaren zeventig en begin tachtig, gedragen door met name Nederland en het Verenigd Koninkrijk, om de jaarrekening een economische werkelijkheid te laten weergeven, is ijdel gebleken. IFRS kan eenheid en een grote mate van intersubjectiviteit bewerkstelligen, er is maar één IFRS. Kleine ondernemingen zijn al vrijgesteld van toepassing van BW2 Titel 9, nu de middelgrote nog. Na een kleine veertig jaar kan een streep door dit jaarrekeningfetishisme worden getrokken; niemand wordt er blij van, het belang wordt schrikbarend overtrokken en een rechtvaardiging uit het oogpunt van harmonisatie ontbreekt. Laat de banken en aandeelhouders maar beslissen of ze een jaarrekening op fiscale grondslag of naar IFRS willen.

Een verplichting aan grote ondernemingen (ook niet-beursgenoteerde) en ondernemingen van openbaar belang om IFRS toe te passen is proportioneel en brengt de ooit nagestreefde harmonisatie tot stand. Voor de enkelvoudige jaarrekening kan ook daar een fiscale grondslag gekozen worden, zeker aangezien de feitelijke kapitaalbescherming door de uitkeringstoets het best gerealiseerd wordt. Dan kunnen de Vierde Richtlijn en Titel 9 BW2 naar het archief.

Niemand is gebaat bij een veelheid aan verslaggevingsregels en Nederland kan heel goed zonder BW2 Titel 9.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Mr.drs. A.P.M. (Alexander) Vissers is registeraccountant en werkzaam als voorzitter van de Rooms Katholieke Nederlandse Antarctica Vereniging St. Servatius en St. Pancratius.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.