Magazine

'Er moet hoognodig worden geëxperimenteerd'

Dit voorjaar nam Henk Langendijk afscheid als hoogleraar externe verslaggeving. Hij geldt als een gedreven opleider, onderzoeker en toezichthouder. Maar bovenal is Langendijk een fenomenaal spreker en docent, die het leeuwendeel van de Nederlandse accountants en controllers in zijn klaslokaal heeft gehad. Een beknopte zedenschets van het accountantsberoep, ten afscheid.

Dit artikel is verschenen in Accountant Q2, 2019

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Onder professoren: Henk Langendijk

Henk Langendijk koos uiteindelijk voor de wetenschap, maar begon ooit als assistent-accountant. Dat was “eigenlijk gewoon toeval”, zegt hij in zijn afscheidsinterview. “Ik solliciteerde voor mijn eerste baan onder andere als accountant, handelsattaché en organisatieadviseur, maar startte in 1978 bij Arthur Andersen als assistent-accountant.”

Wanneer bleek de praktijk niet uw ‘ding’ te zijn?

“Bij Andersen hadden ze eind jaren zeventig al een interessante moderne controlemethodiek, aan de hand van control cycles. Daarvoor moest je interviews doen, verbanden leggen en steekproeven trekken. Heel interessant, maar ik vond eerlijk gezegd dat ik veel te hard moest werken. Daarna heb ik nog een tijdje bij Walgemoed gewerkt, een rechtsvoorganger van BDO. Bij Walgemoed gold de 20/80-regel, waarbij je twintig procent van de facturen en tachtig procent van de waarde moest hebben gezien. Dat was beestachtig omvangrijk, saai en eentonig, vooral gegevensgericht werk. Ik zag dat het niets voor mij was, zeker ook in combinatie met de accountantsstudie. Ik ben dus geen registeraccountant geworden, maar bij de Universiteit van Amsterdam aan de slag gegaan als wetenschappelijk medewerker. Ik werd in die baan ook gedetacheerd bij het NIVRA.”

Zou u op dit moment wel in het beroep stappen?

“Het is een interessante tijd, maar ik weet niet of ik te handhaven zou zijn. Er is niet veel behoefte aan te vrije geesten.”

Wat zou volgens u dan ‘vrijdenkend’ moeten veranderen?

“Kantoren moeten veel meer het publieke belang dienen en minder commercieel zijn. Ze moeten door een andere partij dan de klant worden benoemd en betaald. Daardoor zullen accountants onafhankelijker gaan opereren. De kantoren zijn nu in feite de eigenaren van de business. Er is een domeinmonopolie. Elk jaar ligt er een hoeveelheid vast werk klaar. Dat gaat alleen goed als primair het publiek belang wordt gediend. Ik vind ook dat het beroep eigenlijk zou moeten vallen onder een soort Wet normering topinkomens, maar dan opwaarts aangepast aan accountants. Partners verdienen goed, dat gun ik ze van harte. De verdiensten zouden echter meer moeten worden gedeeld met het controleteam. En er moet gewoon meer tijd zijn om de controle goed te doen. Het is nog te vaak te veel haastwerk.”

Kantoren investeren toch al fors in het creëren van meer tijd?

“Er gebeurt al veel, maar de vraag is of het genoeg is. Het enige dat mij interesseert is dat boekhoudschandalen worden voorkomen. We moeten dus naar een hoger percentage getrouwe jaarrekeningen en onderliggende getrouwe administraties. Als je een studie maakt van wat allemaal bij de Accountantskamer en het College van Beroep voor het bedrijfsleven voorbijkomt, dan trek je al heel snel de conclusie dat het absoluut beter kan. Ik noemde in mijn rede bij Nyenrode al enkele voorbeelden. Neem bijvoorbeeld het akkoordgaan met het vrijvallen van een onderhoudsvoorziening, terwijl er een continuïteitsprobleem is dat niet heeft geresulteerd in een risicoparagraaf in de jaarrekening en een daarbij horende verklaring. Dat soort missers moet de wereld uit.”

Maar in, bijvoorbeeld, de medische wereld worden toch ook fouten gemaakt, dat is toch inherent aan een beroep?

“Als een arts een fout maakt en iemand overlijdt, dan is dat natuurlijk vreselijk en de gevolgen zijn kolossaal. Toch wil ik beroepen liever niet vergelijken. Ik wil wel zeggen dat de impact van schandalen enorm kan zijn. Na het faillissement bij Imtech stonden maar liefst 25.000 mensen op straat. Als de accountant niet door de gecontroleerde wordt benoemd en betaald, dan leidt dat tot minder problemen.”

Een accountant staat toch ook onder druk als hij niet door de klant wordt benoemd?

“Ik ben ervan overtuigd dat er bij loskoppeling een wezenlijk andere relatie ontstaat. Er kan bij een schandaal overigens wel een probleem bestaan op het gebied van competentie, maar falen op competentie kan ik me heel moeilijk voorstellen. Accountants zijn heel goed opgeleid, ook intern, en bovendien zijn kantoren vaak georganiseerd naar sectorspecialisatie.”

Wegen de nadelen van een dergelijk intermediair systeem op tegen de voordelen?

“Ieder systeem heeft nadelen. Het zal via een koepelorganisatie moeten, die weer eigen competenties nodig heeft. Er komen meer geschillen met bedrijven, omdat accountants zich harder zullen gaan opstellen ten opzichte van de ondernemingsleiding. Daar moeten weer mediators voor komen. En bij beursfondsen zullen bijvoorbeeld deadlines niet worden gehaald als de accountant niet is overtuigd van de getrouwheid van de cijfers. Dat heeft forse gevolgen. Kortom: er blijven altijd problemen. Het gaat erom de hoeveelheid en omvang van de boekhoudschandalen te verminderen.”

Het begint toch allemaal met de oprechte inborst van de professional?

“Eens. Wat ik voorstel is ook niet zaligmakend, maar er moeten echt maatregelen worden getroff en. Er moet hoognodig worden geëxperimenteerd. De 53 maatregelen schieten mijns inziens echt niet op. Met het afleggen van een eed winnen we ook de wedstrijd niet. Een zinvolle maatregel kan bijvoorbeeld zijn dat elk team wordt versterkt met een fraude-expert. De maatschappij verwacht inmiddels van de accountant dat hij fraude opspoort. En de expert moet er niet alleen zijn als het nodig is, maar altijd. Ik pleit er niet voor dat de big four moeten verdwijnen. Ze moeten het publieke belang beter dienen en ze moeten meer tijd aan de grote, belangrijke controles besteden. Accountants moeten meer aandacht besteden aan risicovolle onderdelen van een concern. Gewoon meer op bezoek gaan, vooral bij buitenlandse vestigingen.”

Dat zal duurder zijn. Doen bedrijven moeilijk over accountantskosten?

“Dat is wel mijn ervaring. Ik geef les aan commissarissen, vooral aan leden van auditcommissies. Daar hoor ik regelmatig triomfantelijke geluiden als ze de accountantskosten omlaag hebben weten te brengen. Ik zeg dan dat ze eigenlijk blij moeten zijn als de kosten stijgen. Dan zoekt de accountant zaken veel beter uit. Een goede accountantscontrole mag best wat kosten. Het is een belangrijke schakel in de financiële informatieketen. De auditcommissie heeft daarin ook een verantwoordelijkheid. Als accountants beter hun werk doen, dan kan een auditcommissie ook beter haar werk doen. Dat krijg je helaas lastig tussen de oren. Het is nog te vaak penny wise, pound foolish, de goeden niet te na gesproken.”

In het FD van 29 maart stond u op de foto bij uw interview over deze materie nogal zorgelijk afgebeeld. U heeft toch nog wel goede hoop?

“Ik bracht een zorgelijke boodschap, vandaar de peinzende blik. Toch ben ik hoopvol. Maar er moet wel echt iets veranderen. We tuimelen over de commissies en we hebben tientallen aanbevelingen, dashboards enzovoort. Maar er is nog steeds een niet aflatende stroom aan schandalen. Ik stel voor om in een aantal sectoren eerst te experimenteren met een onafhankelijke koepelorganisatie die controles toewijst, bijvoorbeeld voor een periode van tien jaar. En dan bij voorkeur in publiek belangrijke sectoren waarin het extra pijnlijk is als er een organisatie omvalt; bijvoorbeeld bij woningcorporaties, ziekenhuizen of onderwijsinstellingen, maar ook bij banken en verzekeraars. De onafhankelijke instantie moet de accountant benoemen en betalen. De accountant mag daar ook alleen maar controleren en niet ook nog adviseren bij de gecontroleerde
organisatie.”

In hoeverre kan de academische wereld een bijdrage leveren aan kwaliteitsverbetering?

“Ik vind allereerst dat er veel te weinig gepromoveerde accountants zijn. Er zijn 22.000 accountants, waarvan er misschien ongeveer 75 zijn gepromoveerd. Dat is extreem weinig voor zo’n belangrijke professie. Er is gewoon geen promotiecultuur binnen de accountancy. In zo’n hoogstaand intellectueel beroep met enorme praktische relevantie moet het veel meer worden gestimuleerd om te promoveren. Dat gezegd hebbende, volgens mij is het meeste internationaal gepubliceerde onderzoek heel slecht toepasbaar in Nederland, als gevolg van culturele verschillen en verschillen in regelgeving. Dat is een probleem. Ook gaat het om overkoepelende data-driven bevindingen, die zijn gebaseerd op duizenden ondernemingen en die voor enkele procenten een fenomeen verklaren. Who cares? Mijn interesse gaat veel meer uit naar individuele ondernemingen en naar curiosity-driven onderzoek. Daarnaast hebben we nu een generatie onderzoekshoogleraren op het gebied van externe verslaggeving die geweldig goede onderzoekers zijn, maar die heel weinig weten van het vak zelf. Ze kunnen nauwelijks ingewikkelde journaalposten maken, ze kennen de juridische dimensie niet, ze beheersen logischerwijs de zeer omvangrijke standaarden niet en ze beheersen het vak dus niet op een hoog niveau, zoals wel van een hoogleraar mag worden verwacht. Het gaat niet eens zozeer om het kennen van de praktijk, maar voor een hoogleraar is het wat mij betreft essentieel dat hij het vak inhoudelijk goed kan doceren aan studenten die moeten functioneren in de praktijk.”

Geldt deze waarneming ook voor andere relevante accountancy-disciplines?

“Het geldt minder of niet voor bijvoorbeeld management accounting en bestuurlijke informatieverzorging, want daarvoor bestaan geen, of nauwelijks, regels. Het zijn vormvrije vakken, die zijn gebaseerd op een aantal redelijk stabiele concepten. Externe verslaggeving heeft echter steeds te maken met nieuwe, vaak complexe en steeds wijzigende regels. Dat geldt ook voor de accountantscontrole. Daar zien we trouwens ook veel data-driven onderzoek met weinig praktische toepasbaarheid. En ook daar is het tot in de puntjes inhoudelijk beheersen van het vak door onderzoekshoogleraren lastig. Het helpt uiteraard om in de accountancypraktijk te hebben gewerkt, maar dat is niet noodzakelijk. Onderzoekshoogleraren moeten kunnen aantonen dat ze het vak inhoudelijk op een voortdurend hoog niveau beheersen. Een praktijkhoogleraar moet immers ook aantonen dat hij blijvend kan publiceren op een hoog niveau. Op de laatste eis ligt veel nadruk in de discussie, op de eerste helaas veel te weinig.”

U ‘heeft gezegd’. Wat gaat u nu doen?

“Ik blijf schrijven en cursussen geven. Zo overweeg ik om met enkele collega’s een groot Nederlands boekhoudschandalenboek te gaan schrijven. Daarnaast blijf ik bezig met toezicht en advies en wellicht met een enkel commissariaat. Voor het overige komt er meer tijd voor privéleven en zorgtaken. Bij goed weer lonken de racefiets en mountainbike. Zeker geen e-bikes, lang leve de ellebogenstoom!”

CV Henk Langendijk

De West-Fries Henk Langendijk studeerde bedrijfseconomie aan de Universiteit van Amsterdam, met als afstudeervakken interne organisatie en waarde en winst. Na het vervullen van zijn militaire dienstplicht werkte hij een tijd als accountant. Daarna kende hij een lange carrière, onder andere als docent en hoogleraar in de externe verslaggeving bij Nyenrode en aan de Universiteit van Amsterdam. Op 29 maart nam hij met zijn emeritaatsrede ‘Het (niet) getrouwe beeld van de jaarrekening en de positie van de accountant’ afscheid van universiteit Nyenrode.

Luc Quadackers is eigenaar van Margila.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.