Magazine

Kabinet rekent zich rijk

Het kabinet richt zijn pijlen op de stamrechtvermogens. Maar gaat deze afkoopregeling de verwachte 1 miljard ook opleveren?

Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 4, 2014

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

Tot dit jaar was het op grond van artikel 11 eerste lid letter g Wet LB 1964 mogelijk om de belastingheffing over een schadeloosstelling bij ontslag uit te stellen door gebruik te maken van de stamrechtfaciliteit. Vanaf 2014 is deze stamrechtfaciliteit voor nieuwe ontslagvergoedingen vervallen, met uitzondering van situaties die onder het overgangsrecht vallen. De hiervoor geldende voorwaarden zijn:

  • het ontslag is in 2013 aangezegd en de ontslagdatum stond in 2013 al vast; en
  • het dienstverband wordt kort na het vaststellen van de ontslagdatum beëindigd. Van kort is in ieder geval sprake als het ontslag binnen de wettelijke opzegtermijn ligt en dus in ieder geval uiterlijk op 30 juni 2014; en
  • er is vóór 1 januari 2014 een schriftelijke overeenkomst gesloten tussen de werkgever en werknemer, waaruit onder andere blijkt dat de schadeloosstelling alleen kan worden gebruikt voor een stamrecht.

In de praktijk blijkt het helaas niet altijd even gemakkelijk te zijn om dit jaar nog een stamrechtrekening te openen bij een bank.

Fiscale regels stamrecht onder overgangsrecht

Voor stamrechten die op 31 december 2013 al bestonden en onder het overgangsrecht vallen, blijven de fiscale regels van eind 2013 van kracht. Deze stamrechten kunnen dus nog steeds periodiek worden uitgekeerd. Wordt het stamrecht echter niet volgens de fiscale regels afgewikkeld, dan vervalt de stamrechtfaciliteit en is loonbelasting verschuldigd over de hele waarde van het stamrecht. Tot 2014 was op grond van artikel 30i, lid 1, onderdeel a AWR ook nog revisierente (maximaal twintig procent) verschuldigd, maar in 2014 is de heffing van revisierente bij onrechtmatige afwikkeling van een stamrecht (zoals afkoop en prijsgeven) vervallen.

Afkoop stamrecht in 2014

Vanaf 2014 is het toegestaan om een stamrecht af te kopen. Bij afkoop van het hele stamrecht in 2014 hoeft slechts te worden afgerekend over tachtig procent van de waarde van het stamrecht. Dat mag alleen als de ex-werkgever de koopsom voor het stamrecht vóór 15 november 2013 heeft overgemaakt. Ook gedeeltelijke afkoop is mogelijk, maar de 80%-regeling is in dat geval niet van toepassing (artikel 39f Wet LB 1964 tweede tot en met het vijfde lid). Overigens, lang niet alle banken willen meewerken aan een gedeeltelijke afkoop. Naast de heffing van loonbelasting is er eveneens 5,4 procent premie Zorgverzekeringswet verschuldigd tot een maximaal bijdrage-inkomen van € 51.414.

Zowel stamrechten die bij een commerciële uitvoerder zijn ondergebracht (bank of verzekeraar) als bij een stamrecht-bv ondergebrachte stamrechten kunnen worden afgekocht. Voor de duidelijkheid: de afkoopmogelijkheid geldt voor loonbelastingstamrechten en niet voor stamrechten die zijn ontstaan bij de inbreng van een onderneming in de bv.

Waarde stamrecht

Bij afkoop ineens wordt belasting geheven over tachtig procent van de afkoopwaarde van het stamrecht. Hoe moet die waarde worden vastgesteld? Bij een loonstamrecht dat is ondergebracht bij een bank of verzekeraar bepaalt de uitvoerder de hoogte van de afkoopwaarde en daarmee is de kous af. Bij een stamrecht in eigen beheer zal de bv de afkoopwaarde moeten vaststellen en dat lijkt eenvoudiger dan het is. Op 29 januari 2014 heeft de Belastingdienst in een Vraag & Antwoord (14-001) aangegeven hoe de afkoopwaarde moet worden vastgesteld. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een gericht stamrecht en een zuiver stamrecht.

Gericht stamrecht

Een gericht stamrecht is een stamrecht waarbij de uitkeringen nog niet vaststaan. Dit zijn dus per definitie stamrechten in de uitstelfase. De afkoopwaarde is de (na aftrek van kosten) opgerente koopsom.

Voorbeeld

In augustus 2013 is een koopsom gestort voor een stamrecht van € 200.000. In de akte zijn kosten opgenomen ter grootte van € 10.000. Het stamrechtkapitaal na aftrek van kosten is dus 190.000 en dit kapitaal wordt conform de akte opgerent met het U-rendement. Bij afkoop in februari 2014, een halfjaar na de ingangsdatum van de stamrechtregeling, is de reservewaarde gelijk aan 191.457.

Zuiver stamrecht

Een zuiver stamrecht is een stamrecht waarvan de uitkering al vaststaat. De reservewaarde is gelijk aan de actuariële waarde van de periodieke uitkeringen. Deze waarde moet worden berekend aan de hand van de grondslagen die in aanmerking zijn genomen op het moment dat de uitkering werd vastgesteld. Een commerciële verzekeraar zal immers nooit een hogere afkoopwaarde uitkeren in verband met naderhand verzwaarde tariefgrondslagen. Alleen als de actuele grondslagen leiden tot een lagere reservewaarde, moeten deze laatste grondslagen worden gehanteerd. Ook hier zal een commerciële verzekeraar de afkoopwaarde beperken tot de actuele koopsom voor een vergelijkbare uitkering. Dit wordt gedaan om te voorkomen dat verzekerden gaan 'oversluiten'.

Simon (zestig jaar) heeft recht op een periodieke uitkering van € 1.000 per maand. Deze uitkering is ingegaan op 1 januari 2002 en zal worden uitgekeerd tot zijn overlijden. De huidige koopsom voor deze levenslange uitkering op basis van de actuele grondslagen en rekenrente (U + 0,5 procent) bedraagt € 226.600. Op basis van de grondslagen die golden bij de aanvang van de uitkeringen (sterftetafel GBM/V 1995-2000 en een rekenrente van 4,57 procent) is de reservewaarde nu € 162.400. Een commerciële verzekeraar zal deze laatste waarde aanhouden.

Van reservewaarde naar afkoopwaarde

Voor belastingheffing wordt niet uitgegaan van de reservewaarde maar van de afkoopwaarde. De afkoopwaarde is de berekende reservewaarde, waarbij nog een kostenverrekening moet worden toegepast. Het was welkom geweest voor de praktijk als de Vraag & Antwoord hier duidelijkheid in had gebracht. Het ligt voor de hand om de kostenverrekening te koppelen aan de verstreken en toekomstige looptijd van de stamrechtovereenkomst. Op de afkoopwaarde mogen vervolgens royementskosten in mindering worden gebracht.

De afkoopwaarde kan worden verlaagd als de rechthebbende een slechte gezondheid heeft en dit is aangetoond door een onafhankelijke (verzekerings)arts. Hierbij is uiteraard ook van belang of er in de stamrechtakte een uitkering voor de nabestaanden is opgenomen. Zo ja, dan is er geen (of minder) sterftewinst te behalen, waardoor er (nagenoeg) geen verlaging van de afkoopwaarde optreedt.

Afkopen of periodiek uitkeren?

Bij de beslissing tot hetzij afkopen, hetzij periodiek uitkeren spelen veel factoren een rol. In de eerste plaats zal de belastingdruk over de afkoopwaarde worden afgezet tegen de heffing over de periodieke uitkeringen. Bij afkoop is de loonheffing maximaal 41,6 procent (52 procent over tachtig procent). Bij periodieke uitkeringen moet worden bekeken wat de marginale belastingdruk is bij de gerechtigde; dit hangt uiteraard af van het overige box-1-inkomen.

De premie Zorgverzekeringswet speelt hier ook een rol. Bij afkoop is maximaal € 2.776 verschuldigd (5,4 procent over € 51.414). Bij periodieke uitkeringen is maximaal 5,4 procent verschuldigd over iedere toekomstige uitkering tot € 51.414, voor zover dit maximale bijdrage-inkomen Zvw nog niet is 'gevuld' door ander inkomen van de rechthebbende. Daarnaast moet worden gekeken naar de uitvoeringskosten. Wordt de bv alleen in stand gehouden met het oog op de stamrechtregeling? Dat is dan een dure uitvoeringsoptie!

En wat gaat de dga doen met de afkoopwaarde? Gaat hij aflossen op de rekening-courantschuld of zijn eigenwoninglening, of valt de netto afkoopwaarde in box 3? In dat laatste geval moet rekening worden gehouden met de vermogensrendementsheffing en het meetellen van dit vermogen voor de eventuele toeslagen en de - op dit moment zeer actuele - AWBZ-bijdrage.

Verslagleggingsaspecten

Als in 2014 wordt besloten om een stamrecht geheel (of gedeeltelijk) af te kopen - en dit is bekend voordat de jaarrekening 2013 wordt samengesteld - dan heeft dat gevolgen voor de jaarverslaggeving 2013. Er is dan immers sprake van een gebeurtenis na balansdatum, die nadere informatie geeft over de feitelijke situatie per balansdatum (RJK A4 103). De verplichting die de rechtspersoon op balansdatum heeft, voldoet niet langer aan de voorwaarden die gelden bij een voorziening. Deze voorwaarden bij een voorziening zijn (RJk B10 105):

  • de rechtspersoon heeft een feitelijke verplichting;
  • het is waarschijnlijk dat er voor de afwikkeling van die verplichting een uitstroom van middelen noodzakelijk is;
  • er kan een betrouwbare schatting worden gemaakt van de omvang van de verplichting.

Van deze situatie is niet langer sprake, omdat zowel het moment van uitstroom van geldmiddelen als de hoogte van de verplichting op het moment van opstellen van de jaarrekening wel bekend zijn. Zoals gezegd kan de verplichting van afkoop een ander bedrag (meestal hoger!) zijn dan de fiscale voorziening. Dit verschil tussen de balanswaarde per 31 december 2013 (er wordt in het boekjaar 2013 nog gewoon gedoteerd) en de afkoopwaarde wordt als een bijzondere last of bate verwerkt in de winst-en-verliesrekening van 2013. Aangezien dit verschil fiscaal pas wordt verwerkt in hetresultaat over 2014, moet rekening worden gehouden met een latente belastingvordering of -verplichting. Een latente belastingvordering wordt onder de vorderingen gepresenteerd en gewaardeerd tegen het nominale tarief voor de vennootschapsbelasting (20 of 25 procent). Omdat het bedrag van de verplichting bekend is, wordt de afkoopwaarde gepresenteerd onder de kortlopende schulden.

Reële verwachting?

Het kabinet verwacht dat deze afkoopregeling een opbrengst van circa 1 miljard oplevert. De praktijk zal het uitwijzen! Bij veel stamrecht-bv's ontbreekt het namelijk aan beschikbare middelen om de loonbelasting te kunnen afdragen. Ook staat tegenover het stamrechtvermogen soms een eigenwoninglening of een rekening-courantschuld van de dga. (Het op grote schaal uitlenen van de activa van de bv aan de dga privé was voor de Belastingdienst aanleiding om het stamrechtproject op te starten; een controle op de stamrecht-bv's.)

Daarnaast kampen veel stamrecht-bv's met een negatief eigen vermogen, al dan niet veroorzaakt door slechte beleggingsresultaten. Het feitelijke vermogen van de bv is echter niet van belang bij de bepaling van de afkoopwaarde. Ook bij een negatief eigen vermogen moet de gehele afkoopwaarde (tachtig procent in 2014) in aanmerking worden genomen voor de loonheffing. Er is dus geen mogelijkheid om af te stempelen, zoals dat vanaf 2013 wel kan bij pensioenregelingen in eigen beheer. Een gemiste kans om de handen op elkaar te krijgen voor de afkoopregeling!

Beklemde vermogens

Het kabinet heeft het oog laten vallen op de zogenaamde beklemde vermogens. Beklemd vermogen is onder andere pensioen- en lijfrentekapitaal in de bv, vermogen dat is opgebouwd in een kapitaalverzekering (eigen woning) en stamrechtkapitaal. Het vrijvallen van deze beklemde vermogens zou tot extra bestedingen moeten leiden en de economie moeten stimuleren. Werd in 2013 al gestart met het vrijgeven van de levenslooptegoeden tegen een heffing van tachtig procent over de waarde, nu zijn de stamrechtvermogens aan de beurt.

John Weerdenburg AA is mede-oprichter van adviesorganisatie Auxilium Adviesgroep BV te Leusden.

Anja van Maurik is mede-oprichter van adviesorganisatie Auxilium Adviesgroep BV te Leusden.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.