Magazine

Inzage in accountantsdossiers

Derden die schade menen te hebben geleden door accountantsfalen, kunnen vragen om inzage in het accountantsdossier. Hoever gaat de geheimhoudingsplicht? De rechterlijke uitspraak van eind maart in de zaak van de curatoren van runderslachterij Weyl versus KPMG, geeft nadere kaders. De uitspraak is voor iedere accountantspraktijk van belang.

Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 5, 2012

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Weyl-uitspraak geeft kaders rond geheimhouding

Runderslachterij Weyl ging in 2010 failliet. De twee directeuren van het bedrijf worden ervan verdacht in de periode 2001-2009 grootschalige boekhoudfraude te hebben gepleegd. Om te kunnen onderzoeken of controlerend accountant KPMG verwijtbaar tekort is geschoten in haar toezichthoudende taak, vroegen de curatoren van Weyl op basis van artikel 843a Rv KPMG om het volledige accountantsdossier.

Grote delen van het dossier waren al overlegd, maar de curatoren wensten ook de interne stukken van KPMG te ontvangen. KPMG verzette zich daartegen en beriep zich onder meer op het ‘vertrouwelijke karakter’ van die stukken.

Voorzieningenrechter

Op 27 maart 2012 deed de rechter uitspraak. Volgens de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam (LJN BW0075) heeft KPMG geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die inzage van het hele dossier in de weg staan.

Een aantal punten in de uitspraak is van belang voor het schetsen van de kaders waarbinnen inzage in het accountantsdossier kan worden afgedwongen, namelijk:

  • In de casus is niet uit te sluiten dat de accountant kan worden aangesproken op wanprestatie of onrechtmatige daad. In voorkomende zaken dienen rechtsbetrekkingen als deze dus door een eiser goed te worden onderbouwd. Overigens stelt de rechter ook dat het denkbaar is dat ‘deze fraude op zodanige wijze heeft plaatsgevonden dat een redelijk bekwaam en redelijk handelend accountant die niet behoefde te ontdekken’.
  • Inzage in het accountantsdossier krijgen is voor een curator relatief makkelijk omdat ‘het tot de taak van curatoren behoort te onderzoeken of de accountant al dan niet in het toezicht is tekortgeschoten en zo ja voor de geleden schade aansprakelijk is te stellen’.
  • Van groot belang voor de accountantspraktijk is de volgende normstelling die in de uitspraak is opgenomen: ‘In het algemeen mag worden verwacht dat KPMG bij het afleggen van verantwoording duidelijk maakt hoe zij de controle heeft aangepakt en welke stukken zij bij of via de (cliënt) heeft opgevraagd, welke instructies zij heeft gegeven en welke vragen zij heeft gesteld. In het bijzonder op de punten waar voorshands van fraude moet worden uitgegaan mag worden verwacht dat KPMG gedetailleerd uiteenzet op welke stukken zij haar oordeel heeft gebaseerd, welke controles zij heeft verricht en wat daarvan de uitkomst was.’
  • Uitgangspunt is dat een accountant niet alleen verplichtingen heeft jegens de gecontroleerde vennootschap, maar ook tegenover (bijvoorbeeld) de schuldeisers daarvan. De lat voor aansprakelijkheid ligt niet al te hoog:‘voldoende kan reeds zijn dat KPMG door haar handelen of nalaten schuldeisers zou hebben benadeeld doordat deze op grond van de ten onrechte gewekte schijn van kredietwaardigheid goederen en diensten hebben geleverd’.
  • Het beroep van KPMG op geheimhouding jegens de curatoren faalt ‘nu deze de belangen van de boedel van de gefailleerde opdrachtgever van KPMG behartigen’.
  • Het door KPMG gevoerde verweer dat interne stukken ‘zonder uitvoerige toelichting’ niet te begrijpen zouden zijn en dat deze ‘ook vertrouwelijke informatie over (de werkwijze van) KPMG bevatten’ werd eveneens verworpen. Het eerste deel van dit verweer was opmerkelijk, omdat COS 230 van de accountant eist dat deze de controledocumentatie zo opstelt ‘dat die voldoende is om een ervaren accountant die voorheen niet bij de controle betrokken was in staat te stellen om inzicht te verwerven’. Dit laatste onder meer in de ‘significante professionele oordelen die zijn gemaakt om tot conclusies te komen’. Overigens kan een curator die een accountantsdossier niet begrijpt zich laten bijstaan door zo'n ervaren accountant. Terug naar het oordeel van de rechter over die (vermeende) onbegrijpelijkheid: ‘Het staat (de accountant) daarbij vrij de benodigde toelichting te geven en zij is daartoe zelfs, gezien de hiervoor besproken verplichting om verantwoording af te leggen, verplicht.’
  • Indien een accountant erin persisteert dat interne stukken niet uitgeleverd behoeven te worden, zal deze ‘een beschrijving van het stuk moeten geven en moeten toelichten waarom dat stuk niet kan bijdragen aan het door de curatoren te vormen oordeel’. En als de opgegeven reden de curator niet weet te overtuigen kan deze gemotiveerd en eventueel via een nieuwe procedure alsnog afgifte van die stukken vorderen.

Deze kaders zijn zeer belangrijk voor accountantsorganisaties die te maken krijgen met cliënten waarbij fraude speelt of die failleren en waarbij de vraagt rijst of de accountant daarbij heeft gefaald.

Twee andere dossiers

Tot slot was er ook nog goed nieuws voor KPMG: haar eis in reconventie (tegeneis) werd toegewezen. De curator dient aan KPMG stukken af te geven inzake het strafdossier van de FIOD en een fraudeonderzoek uit gevoerd door Ernst & Young. Daaraan kan KPMG wellicht argumenten ontlenen dat zij de controle wel degelijk deugdelijk heeft uitgevoerd en dat zij juist degene is die een partij aansprakelijk moet stellen. Namelijk de voormalig cliënt, die contractueel verplicht was de accountant van juiste informatie te voorzien en die bovendien had bevestigd - door de Letter of Representation dat er geen aanwijzingen voor fraude waren.

Marcel Pheijffer (1967) is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.