Magazine

Toelichting financiële instrumenten onvoldoende

De verwerking van financiële instrumenten in jaarrekeningen van woningcorporaties en onderwijsinstellingen staat volop in de schijnwerpers. Dit roept de vraag op hoe grote en middelgrote Nederlandse BV's daarover rapporteren en hoe alert accountants zijn op juiste toepassing van de verslaggevingsregels. Een verkennend onderzoek.

Dit artikel is verschenen in Accountant nr. 10, 2012

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Kees Roozen en Henk Verhoek

Verkennend onderzoek verslaggeving (middel)grote ondernemingen

Naast een aantal wettelijke bepalingen in Titel 9 BW2 bevat RJ 290.9 maar liefst 47 alinea's over de toelichting op de verslaggeving over financiële instrumenten. Om een indruk te krijgen van de naleving onderzochten wij 24 jaarrekeningen op toepassing van een aantal belangrijke bepalingen uit RJ 290.9. Deze jaarrekeningen hebben wij willekeurig gekozen uit een bestand van de Kamer van Koophandel van circa 12.000 gepubliceerde jaarrekeningen van (middel)grote Nederlandse BV's.

De deelwaarneming is evenwichtig verdeeld naar middelgrote en grote rechtspersonen en naar omvang van de controlerende accountantsorganisatie (big four versus niet-big four). Gezien het beperkte aantal ondernemingen is ons onderzoek vooral verkennend en kunnen wij hieraan geen uitspraak doen voor de gehele populatie, maar constateren we wel een aantal waarnemingen die relevant kunnen zijn voor ondernemingen en hun accountants.

Algemene toelichtingen

RJ 290.901 beveelt aan om een uiteenzetting te geven over de mate waarin financiële instrumenten worden gebruikt, de daaraan verbonden risico's en de bedrijfsdoeleinden die daarmee worden gediend. In slechts negen (38 procent) gevallen - waarvan zes grote ondernemingen en alle negen gecontroleerd door big four-kantoren - troffen wij een toereikende toelichting aan over de mate waarin deze instrumenten worden gebruikt en over het beleid op dit gebied.

In deze gevallen wordt duidelijk aangegeven welk beleid ten grondslag ligt aan het inzetten van bijvoorbeeld valuta- en renteinstrumenten, het beperken van het tegenpartijrisico etc.

Ook beschrijven sommige ondernemingen hoe zij met behulp van fi- nanciële instrumenten of anderszins de diverse risico's (renterisico, koersrisico, reële waarderisico, kredietrisico en liquiditeitsrisico) beheersen. Dergelijke toelichtingen geven snel inzicht in het belang van deze instrumenten voor de financiële positie en de risicobereidheid van de onderneming en maken de toelichtingen bij specifieke posten verderop in de jaarrekening begrijpelijker.

Bij de vijftien (62 procent) jaarrekeningen zonder toereikende toelichting is in negen gevallen sprake van langlopende vorderingen of schulden, oplopend tot 249 procent van het balanstotaal. Het ontbreken van de vereiste toelichting maakt het voor gebruikers erg lastig om het toepassen van financiële instrumenten en de risico's daarvan te doorgronden. De in deze jaarrekeningen aangetroffen algemene toelichtingen betreffen in de meeste gevallen mechanische boiler plate language die niet verder gaat dan het aangeven welke posten van de balans vallen onder de definitie van financiële instrumenten. Een expliciete vermelding dat er geen sprake is van derivaten en evenmin wordt gehandeld in financiële instrumenten zou al verhelderend werken. Een enkele mededeling dat financiële instrumenten worden ingezet om renterisico's af te dekken vinden wij onvoldoende.

Vragen die in de jaarrekeningen onbeantwoord blijven zijn onder andere: welke instrumenten zijn hiervoor ingezet, in welke mate en wat is de rentevoet, waarvoor is ingedekt, wordt hedge accounting toegepast? Kortom een duidelijke ondernemingspecifieke toelichting zal bijdragen aan het geven van inzicht in het belang van financiële instrumenten voor de financiële positie en prestaties van de onderneming.

Aard financiële instrumenten

RJ 901.906 verlangt (stellige uitspraak) informatie over de aard en omvang van financiële instrumenten, inclusief contractuele bepalingen die impact hebben op het bedrag, het tijdstip en de mate van zekerheid van toekomstige kasstromen.

Ook hier constateren we dat slechts negen (38 procent) ondernemingen (vijf middelgrote en vier grote), waarvan acht zijn gecontroleerd door een big four-kantoor, deze informatie hebben verstrekt. In een aantal jaarrekeningen zijn belangrijke vorderingen op en schulden aan groepsmaatschappijen opgenomen zonder enige toelichting over de afwikkeling daarvan. Evenmin wordt informatie verstrekt over belangrijke contractbepalingen (ingedekte renteniveaus, zekerheidstelling en dergelijke) inzake renteswaps en -opties. In sommige gevallen verwijst de toelichting naar een gewenst risicoprofiel, zonder dit profiel uit te leggen. Derivaten worden gedeeltelijk ingezet voor afdekking, maar vaak is de splitsing niet aangegeven, noch de verwachte impact daarvan op het vermogen en resultaat.

Waardering tegen reële waarde

Als financiële instrumenten tegen reële waarde zijn gewaardeerd, verlangt RJ 290.912 dat de hieraan ten grondslag liggende methoden en veronderstellingen nader worden toegelicht.

In ons onderzoek waarderen slechts vijf grote ondernemingen een of meer financiële instrumenten op reële waarde, geen enkele daarvan heeft de onderbouwing hiervan voldoende toegelicht. Een Engelstalige jaarrekening vermeldt: ‘Fair values are determined from listed market prices, price quotations from banks or from pricing models.’ Zo'n algemene toelichting is nietszeggend en kan beter achterwege worden gelaten.

RJ 290.916 (niet-stellige uitspraak) vraagt aan te geven waarvan de reële waarde is afgeleid (marktprijzen, taxaties en dergelijke). Twee van de vijf ondernemingen verstrekken deze toelichting, maar slechts gedeeltelijk. Deze door big four-kantoren gecontroleerde ondernemingen geven aan dat de reële waarde is gebaseerd op beurskoersen, opgaven door banken of modellen. Waar gebruik wordt gemaakt van opgaven van derden of van eigen modellen hebben wij geen informatie aangetroffen over de belangrijkste veronderstellingen. Deze informatie wordt wel vereist door artikel 2:381a onderdeel a BW.

Hedge accounting

RJ 920.913 (stellige uitspraak) verlangt bepaalde informatie, als sprake is van hedge accounting. Deze informatie moet inzicht geven in de doelstellingen en het beleid inzake de beheersing van financiële risico's, de termijn van ingedekte toekomstige verkopen, de hedgestrategie, de aard van de ingedekte risico's etc. Deze toelichtingsvereisten zijn alleszins begrijpelijk, omdat door hedge accounting de ‘normale’ waarderingsregels voor financiële instrumenten worden doorbroken. Slechts vijf ondernemingen, waarvan twee middelgroot, melden hedge accounting te hebben toegepast. Geen enkele daarvan verstrekt in de toelichting alle vereiste informatie en slechts twee grote ondernemingen (door een big four-kantoor gecontroleerd) geven een duidelijke toelichting over het beleid en doelstellingen met hedge accounting. Zij vermelden welke risico's worden afgedekt (bijvoorbeeld rente- of valutarisico's), welke instrumenten zijn ingezet en geven een toelichting op de hedgestrategie. Drie ondernemingen dekken risico's in van toekomstige verkopen, maar geen enkele geeft inzicht in het aantal maanden of jaren van die ingedekte verkopen.

Rente en kasstroomrisico's

RJ 290.918 (stellige uitspraak) vereist dat inzicht wordt gegeven in contractuele renteherzienings- of aflossingsdata en in de effectieve rentevoeten van financiële instrumenten. RJ 290.922 verlangt apart inzicht in prijs- en kasstroomrisico's van financiële instrumenten. Voor middelgrote rechtspersonen wordt dit niet verplicht, maar aanbevolen.

Bij negentien ondernemingen (elf middelgroot en acht groot) is sprake van hiervoor in aanmerking komende financiële instrumenten; slechts acht daarvan (door big four gecontroleerd, vier middelgroot en vier groot) geven inzicht in de looptijden en rentevoeten. Zij geven gebruikers van jaarrekeningen inzicht in de effecten van toekomstige veranderingen van de rentevoet (renteprijsrisico) op toekomstige kasstromen, en in kasstroomrisico's die zijn verbonden aan financiële instrumenten met een variabele rente.

Sommige ondernemingen vermelden alleen het gemiddelde rentepercentage, zonder aan te geven of er sprake is van een vaste of variabele rente. En in veel gevallen ontbreekt informatie over de looptijd van verstrekte of ontvangen leningen. Het ontbreken van deze informatie is opmerkelijk, omdat artikel 2:397 lid 5 BW middelgrote rechtspersonen niet vrijstelt van de vermelding van de looptijden en rentepercentages van leningen van kredietinstellingen en groepsmaatschappijen.

Kredietrisico

RJ 290.928 (stellige uitspraak) vereist dat grote ondernemingen informatie verstrekken over het gelopen kredietrisico: het maximale kredietrisico en belangrijke concentraties van dit risico. Voor middelgrote ondernemingen is dit slechts een aanbeveling. Slechts twee (acht procent) grote ondernemingen (gecontroleerd door big four-kantoren) geven expliciete informatie over het maximaal gelopen kredietrisico en zes (25 procent), waarvan twee middelgroot en alle door big four-kantoren gecontroleerd, geven informatie over belangrijke concentraties van dit risico. De lage score kan verschillende oorzaken hebben: dat deze richtlijn voor middelgrote ondernemingen slechts een aanbeveling is, dat de boekwaarde veelal het maximale kredietrisico representeert, of dat belangrijke concentraties zich eenvoudig niet voordoen. Als sprake is van de laatste twee redenen, bevelen wij ondernemingen aan dit expliciet te vermelden.

Informatie over reële waarde

RJ 290.937 (stellige uitspraak) vereist dat de onderneming informatie verstrekt over de reële waarde van alle financiële instrumenten - zowel in als buiten de balans - tenzij het verschil met de boekwaarde gering is. Bij negen (38 procent) van de 24 onderzochte jaarrekeningen, waarvan zeven gecontroleerd door big four-kantoren, troffen wij deze informatie aan. Slechts twee middelgrote (door de big four gecontroleerde) ondernemingen geven inzicht in de gebruikte methoden en veronderstellingen om de reële waarde vast te stellen. Een aantal ondernemingen vermeldt dat de boekwaarden van de financiële instrumenten vrijwel gelijk zijn aan de reële waarden; hiermee hebben zij voldaan aan RJ 290.937. Een aantal andere ondernemingen laat op hun balans langlopende vorderingen en schulden zien, soms zonder rentevergoeding of met een vaste rente die afwijkt van de marktrente. In dergelijke gevallen zal de reële waarde wel afwijken van de boekwaarde van deze instrumenten.

Een aantal ondernemingen die hedge accounting toepassen licht ten onrechte niet de reële waarde van het hedge-instrument toe. Die informatie is onder andere belangrijk voor het inzicht in de financiële positie en de beoordeling van het gevoerde beleid met de investering in financiële instrumenten. Geen enkele onderneming heeft aangegeven dat vermelding van de reële waarde achterwege is gebleven, omdat deze niet betrouwbaar kan worden vastgesteld (RJ 290.938 en RJ 290.941).

Overige bijzondere RJ bepalingen

Geen enkele onderneming geeft informatie die verband houdt met RJ 290.943 (boekwaarde hoger dan de reële waarde) en RJ 290.947b, c en d (securitisatie, herclassificatie en samengestelde financiële instrumenten). Dit roept de vraag op of de huidige bepalingen in RJ 290.9 wel voldoende aansluiten op de praktijk van verslaggeving door Nederlandse ondernemingen die geen IFRS toepassen.

Onvoldoende naleving

Op basis van onze beperkte waarneming is de conclusie dat de relevante RJ 290.9-bepalingen in het algemeen onvoldoende worden nageleefd. De toelichting op financiële instrumenten is in veel gevallen ontoereikend om een goed inzicht te verkrijgen in de financiële positie, prestaties en toekomstige kasstromen van de onderneming.

Noot
Kees Roozen RA is directeur vaktechniek bij RSM Nederland te Utrecht. Henk Verhoek RA is coördinator Externe verslaggeving bij de NBA.

Big four versus niet big four

Opvallend is dat de door de big four gecontroleerde jaarrekeningen relatief beter scoren dan door niet-big four gecontroleerde jaarrekeningen. Vanwege de beperkte omvang van het onderzoek doen wij geen uitspraak over de scores van de middelgrote kantoren ten opzichte van de kleinere. De volgende oorzaken zouden aan deze verschillen ten grondslag kunnen liggen:

  • De te mechanische benadering bij de toelichting op financiële instrumenten;
  • Het veelal niet beschikken over de specifieke kennis bij met name kleinere accountantskantoren over de vrij complexe RJ 290 als geheel; wij adviseren accountants hiervoor de noodzakelijke bijscholing te volgen (zie kader);
  • De soms wat vrijblijvende en mogelijk verouderde tekst van RJ 290.9, met relatief weinig stellige uitspraken. Overigens worden wel alle relevante onderwerpen in RJ 290.9 beschreven.

Praktijkhandreiking en cursus

De NBA publiceert binnenkort een praktijkhandreiking over financiële instrumenten. Daarnaast zal de al bestaande NBA-cursus Financiële instrumenten in de praktijk op 30 november 2012 opnieuw worden gegeven.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.