Magazine

Naleving nog onvoldoende

Accountants leven Wet Melding ongebruikelijke transacties (Mot) en de Wet identificatie bij dienstverlening (Wid) nog onvoldoende na, blijkt uit pilot-onderzoeken van het Bureau Financieel Toezicht. Directeur Paul Hadewegg Scheffer: “Het zou mooi zijn als toezichthouders niet nodig waren, maar de realiteit is anders.”

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 8, 2005

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Connie Lohuis

Accountants en de Wid en Wet Mot

Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) bestaat in zijn huidige vorm ruim vijf jaar. De voorganger was het Centraal Bureau van Bijstand. De kerntaak was het houden van financieel toezicht op notarissen. Later kwamen de gerechtsdeurwaarders daar bij en sinds september 2003 ziet het BFT ook toe op de naleving van de Wid en de Wet Mot door de vrijeberoepsbeoefenaren. Beide wetten zijn onderdeel van de zogenoemde antiwitwaswetgeving en zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Zonder de Wid is melding van een ongebruikelijke transactie niet mogelijk.

BFT-directeur Hadewegg Scheffer: “Voordat er diensten worden verleend moet de cliënt geïdentificeerd worden. De accountant kan de cliënt niet op zijn blauwe ogen vertrouwen.”

Vrijwaring

De Wet Mot is van toepassing gedurende de dienstverlening. Transacties waarbij aanleiding is om te veronderstellen dat deze verband kunnen houden met witwassen, moeten worden gemeld aan het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties in Zoetermeer.

De door de accountant verstrekte gegevens kunnen niet tegen de accountant dienen als grondslag voor of ten behoeve van een opsporingsonderzoek of een verdenking wegens witwassen. In die zin bieden ze voor de accountant een strafrechtelijke en civielrechtelijke vrijwaring.

‘Bewustzijn’ ontbreekt

Terug naar de pilot-onderzoeken die eind vorig jaar en begin dit jaar werden gehouden onder 21 middelgrote accountants- en belastingadvieskantoren, een vervolgpilot bij zeven kantoren uit het bovenste segment van de middelgrote kantoren, en de big four. De twaalf BFT-medewerkers die zich bezighouden met de naleving van Wid en de Wet Mot onderzochten welke procedures en organisatorische maatregelen de kantoren hebben getroffen om de wetten te kunnen naleven. Ook is dossieronderzoek verricht om te beoordelen of de voorgeschreven procedures in de praktijk worden toegepast.

Fred Knook, werkzaam bij BFT en zelf registeraccountant, was intensief betrokken bij het onderzoek. “De ervaring van het BFT is dat het management wel voldoende op de hoogte van wet- en regelgeving is, maar dat het ‘bewustzijn’ bij de medewerkers veelal ontbreekt. De voorlopige onderzoekresultaten tonen aan dat het bovenste segment van de middelgrote kantoren en de ‘big four’ de twee wetten aanmerkelijk beter naleven dan de onderzochte middelgrote kantoren. Hierbij tekenen de onderzoekers aan dat slechts één kantoor volledig voldeed aan de vigerende wet- en regelgeving.’

Tekortkomingen

Wat betreft onjuist of niet naleven van de Wid constateren de onderzoekers dat de identificatie niet altijd in persoon heeft plaatsgevonden. Een groot aantal cliënten is niet of te laat geïdentificeerd. Uittreksels van de Kamer van Koophandel zijn niet altijd (elektronisch) gewaarmerkt en op de kopieën van identificatiebewijzen staat niet altijd door wie en wanneer identificatie heeft plaatsgevonden. In dat geval is ook niet vast te stellen dat de identificatie plaatsvond vóór de dienstverlening.

Ook de naleving van de Wet Mot vertoont een flink aantal tekortkomingen. Zo is er vaak geen vastlegging van de afwegingen om al dan niet een Mot-melding te doen. Voorgenomen ongebruikelijke transacties, bijvoorbeeld als een klant aangeeft contant te willen betalen, worden lang niet altijd gemeld. Verder hebben accountants niet altijd voldoende inzicht in het doel van transacties. In een aantal gevallen bleek de accountant niet altijd te weten wie in feite de beneficial owner of feitelijke opdrachtgever is.

Veel uitvoerende accountants weten te weinig over witwassen en fraude. Hadewegg Scheffer: “Dat is begrijpelijk, omdat daar tijdens de studie weinig aandacht aan wordt geschonken. Alleen forensische accountants worden hier goed over voorgelicht.”

Speelkwartier voorbij

De tijdens het onderzoek geconstateerde tekortkomingen hebben nu nog geen consequenties. “Het was nog even speelkwartier”, zegt Hadewegg Scheffer. “Maar dat is nu voorbij. Wij hebben binnenkort ook de bevoegdheid om boetes en dwangsommen op te leggen. Die kunnen we overigens niet opleggen aan accountants voorzover zij een wettelijke taak uitvoeren.”

In februari 2005 is een nieuw wetsvoorstel voor wijziging van de Wid en de Wet Mot ingediend. Naast de bevoegdheid voor het BFT om boetes op te leggen, wordt de werking van de wetten uitgebreid met de bestrijding van terrorismefinanciering, vergroting van de effectiviteit van het meldsysteem in Zoetermeer en vermindering van administratieve lasten.

Verantwoordelijkheid

Hadewegg Scheffer: “Het is aan ons om de beroepsgroepen zo goed mogelijk voor te lichten. Zo zijn wij nu samen met de beroepsorganisaties bezig met het opstellen van een tweede versie van de richtsnoeren voor de interpretatie van de genoemde wetten. Liever zijn we als bureau overbodig, maar dat is vooralsnog een illusie. We weten dat we het leven van de beroepsbeoefenaars niet makkelijker maken. Toch moeten we met elkaar de verantwoordelijkheid nemen, als wij witwaspraktijken en terrorismefinanciering zoveel mogelijk willen voorkomen. De ethiek is de laatste jaren gaan schuiven. Denk daarbij aan de boekhoudschandalen. Ons doel is onder meer om de integriteit van het financiële stelsel in stand te houden. Al was het maar voor de gemoedsrust van de burgers.”

81 x ‘verdacht’

De Wet Mot beoogt voor een ieder die beroeps- of bedrijfsmatig een aangewezen dienst verleent objectieve en subjectieve criteria te geven die zouden moeten leiden tot een melding bij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties te Zoetermeer. Bij dit meldpunt wordt voor de ontvangen meldingen nagegaan of nadere acties noodzakelijk zijn. In de periode van juni 2003 tot november 2004 meldden vrijeberoepsbeoefenaren bij het meldpunt in totaal 159 ongebruikelijke transacties (waarvan 51 van accountants). Hiervan werden 81 transacties (25 accountants), met een totale waarde van € 113 miljoen, als verdacht aangemerkt.

ABC-constructies

De financiële waarde van onroerend goed is - evenals die van antiek en kunst - moeilijk exact te bepalen. Dit maakt een onroerendgoedportefeuille
bijzonder geschikt voor zogenaamde ABC-constructies om gefingeerde winsten te creëren. In de kern komt zo’n constructie er op neer dat bijvoorbeeld een pand voor een steeds hoger bedrag wordt doorverkocht. De verkoop vindt echter alleen in schijn plaats; de desbetreffende ‘partijen’ A, B, C, D etc. behoren in feite tot dezelfde organisatie.

In de praktijk blijken allerlei varianten van de ABC-transactie mogelijk. Zo kan men de uiteindelijke waardevermeerdering van het onroerend goed vooraf laten gaan door een sterke waardevermindering. Verliezen kunnen van de belastingen worden afgetrokken en het verschil in verkoopprijs kan met zwart geld worden aangezuiverd.

bron: Commissie-Van Traa: rapport ‘Inzake opsporing’, bijlage X-11.6

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.