Magazine

Pensioenstandaarden in beweging

De richtlijnen voor pensioenverslaggeving, IAS 19 en RJ 271, bevinden zich beide in een herzieningsproces. Wat is de stand van zaken?

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 4, 2008

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

In het kader van de aanpassing van IAS 19 publiceerde de International Accounting Standards Board in maart 2008 een zogeheten discussion paper - een discussiestuk dat vooraf gaat aan de exposure draft, die uiteindelijk uitmondt in de definitieve richtlijn. Ralph ter Hoeven, partner bij Deloitte en hoogleraar externe verslaggeving aan de Rijksuniversiteit Groningen, zit in een commissie die de IASB adviseert over employee benefits (zie ‘de Accountant’, oktober 2007). Hij zet de belangrijkste aandachtspunten in het discussiestuk op een rij.

“Het belangrijkste punt in mijn ogen is dat de mogelijkheid verdwijnt om actuariële resultaten uit te smeren over een langere periode. De smoothing-mechanismes worden simpelweg uit IAS 19 verwijderd. Dit kan een enorme impact op de cijfers van ondernemingen hebben. Een daling van de dekkingsgraad kan dan direct een forse last voor een onderneming betekenen.”

Presentatie: drie benaderingen

Een tweede punt betreft de wijze van presentatie van de pensioenen in de jaarrekening. De IASB kijkt momenteel naar drie benaderingen. In de eerste lopen alle veranderingen in de netto pensioenverplichtingen via de resultatenrekening, iets waar de Amerikanen voor lijken te zijn. De tweede benadering is een meer Europese, waarbij alleen de jaarlijkse pensioenaangroei uit dienstbetrekking (current service cost) als kosten in de resultatenrekening worden genomen. Andere pensioenkosten, zoals rendementsverschillen en aanpassing van de discontovoet, lopen dan via het eigen vermogen.

De derde benadering zit er ongeveer tussen in.

Welke benadering zal worden gekozen is nog niet duidelijk. Volgens Ter Hoeven hebben alle drie de benaderingen voorstanders.

DC-regeling

Het derde belangrijke punt is een verandering in de definiëring van toegezegde bijdrageregelingen (defined contribution, DC). Deze regeling mocht zich in toenemende populariteit verheugen vanwege het verlaagde risico voor de werkgever en de relatief eenvoudige verslaggeving.

Dit laatste komt echter deels op de tocht te staan, omdat de IASB wil dat ondernemingen met een DC-regeling met een inleggarantie nu wel complexe fair value-berekeningen moeten gaan maken voor het garantie-element van de regeling. Ter Hoeven wijst erop dat ondernemingen die nu een DC-regeling hebben die valt onder de huidige IAS 19, op dit punt weinig te vrezen hebben. Zij zullen ook aan de toekomstige richtlijn voldoen.

Lobby VNO

De uiteindelijke aanpassingen van IAS 19 zullen in 2011 definitief worden. Tot die tijd proberen belanghebbenden het herzieningsproces te beïnvloeden. Een van deze partijen is VNO-NCW. De werkgeversvereniging vindt dat IAS 19 niet aansluit bij de Nederlandse pensioensituatie en is een lobby gestart om dit geluid bij de IASB te laten doorklinken. Martin Noordzij van VNO-NCW: “Het gaat zowel om ondernemings- als om bedrijfstakpensioenfondsen met een toegezegde bijdrageregeling. Bij deze fondsen aangesloten ondernemingen moeten subjectieve toekomstverwachtingen meenemen in berekeningen, terwijl de fondsen dit van de eigen toezichthouder De Nederlandse Bank niet hoeven. De waardeberekeningen van de pensioenverplichtingen leiden tot uitkomsten die velen niet begrijpen.”

‘Ondermijnd’

Een extra bezwaar bij bedrijfstakpensioenfondsen ligt volgens Noordzij bij het punt dat een individuele werkgever geen invloed heeft op het premie- en indexatiebeleid van het pensioenfonds. “Het is dan ook niet goed dat ondernemingen door het volgen van IAS 19 een beeld zouden oproepen rechtstreeks verantwoordelijk te zijn voor een deel van het risico van het bedrijfstakpensioenfonds.” Noordzij is bang dat veel pensioenregelingen hierdoor zullen overgaan naar een DC-systeem en dat daarmee het huidige pensioenstelsel wordt ondermijnd. “Dit punt moet Nederland- breed naar voren wordt gebracht bij de IASB. De meest aangewezen partij om dit te doen is de Raad voor de Jaarverslaggeving. De RJ heeft op dit vlak een speerpuntfunctie en ook de meeste expertise.”

Aanpassing RJ 271

Los van de veranderingen die de IASB doorvoert in IAS 19, is de RJ bezig met het aanpassen van de Nederlandse pensioenrichtlijn RJ 271. Afgelopen jaar liet de RJ een enquête uitvoeren naar praktijkervaringen met deze richtlijn. Analyse van de uitkomsten leidde tot het besluit dat de richtlijn op bepaalde punten moet worden verduidelijkt en aangepast.

Wim Schoonderbeek, lid van de RJ en voorzitter van de commissie die de wijzigingen voorbereidt, vertelt dat er in de richtlijn een nadere verduidelijking zal komen van het onderscheid tussen DC en DB. “De richtlijn is op dit punt erg abstract en sluit niet aan op de pensioenwetgeving. De Pensioenwet kent een indeling van pensioenstelsels die afwijkt van die in RJ 271. Uiteindelijk wil de RJ toe naar een richtlijn die de aansluiting laat zien met de Pensioenwet en meer is afgestemd op de dagelijkse praktijk.” Concreet betekent dit dat de gewijzigde richtlijn onder meer aandacht zal schenken aan collectieve DC-regelingen en middelloonregelingen.

Geen vrijstelling

Uit de enquête over RJ 271 blijkt dat ondernemingen de richtlijn als complex ervaren vanwege lastige actuariële berekeningen. Dit zou er voor pleiten om bijvoorbeeld, net als kleine ondernemingen, ook middelgrote ondernemingen (50-250 werknemers) van de berekening vrij te stellen en ze de mogelijkheid te geven om de pensioenregeling via een ‘gemakkelijke’ DC-verwerkingswijze in de cijfers te verantwoorden.

Toch heeft de RJ hier niet voor gekozen. Middelgrote ondernemingen hebben in de meeste gevallen een redelijk grote omvang en het maatschappelijk verkeer heeft belang bij een goed inzicht in de cijfers, dus ook in de pensioenverslaggeving, stelt Schoonderbeek. “Dit inzichtvereiste weegt bij de RJ zwaar. Er moet ook bij deze ondernemingen sprake zijn van deugdelijke verslaggeving. Dit sluit aan bij de opvatting van de wetgever, die voor middelgrote ondernemingen slechts beperkte vrijstellingen kent.”

Wel staat de RJ een versoepeling toe, vertelt hij. “Middelgrote ondernemingen hoeven niet elk jaar een volledige actuariële berekening te maken. Eens in de vier jaar is voldoende.”

Lieuwe Koopmans is journalist.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.