Magazine

Wij schuiven de rekening door naar toekomstige generaties

Volgens Frans van Schaik vertoont het overheidsvermogen een groot tekort. Dat betekent dat wij een overheid overdragen aan de toekomstige generaties met veel meer schulden dan bezittingen.

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 11, 2007

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Een doelstelling van de overheidsverslaggeving is het in beeld brengen van de solidariteit tussen de generaties. Als we de bezittingen en schulden van de overheid waarderen op reële waarden en we zien een groot negatief vermogen, dan zeggen we dus eigenlijk tegen onze kinderen: hier heb je grote schulden, die hebben wij veroorzaakt en die laten we aan jullie na.

Door het overheidsvermogen duidelijk in beeld te brengen worden de kiezers en de volksvertegenwoordigers zich ervan bewust in welke mate we een beroep doen op de solidariteit van toekomstige generaties. Sommige overheden stellen geen balans op en brengen het overheidsvermogen dus niet in beeld. Dat zijn de overheden die het kasstelsel volgen. Ik pleit ervoor dat overheden overgaan naar het baten/lastenstelsel, wat betekent dat ze wél een balans opstellen en dat het overheidsvermogen wél in beeld komt.

Die overheden en andere publieke instellingen die inmiddels wel het baten/lastenstelsel toepassen, doen dat op sterk uiteenlopende manieren. Dat leidt tot onduidelijkheid. Daarom pleit ik daarnaast voor een wereldwijde standaardisatie van de financiële verslaggeving binnen de publieke sector.

Die standaardisatie kan worden bereikt door toepassing van de International Public Sector Accounting Standards, de IPSAS. De IPSAS-standaarden zijn speciaal ontwikkeld voor de publieke sector, maar ze komen zoveel mogelijk overeen met die van het bedrijfsleven. IPSAS is eigenlijk de ‘IFRS voor de publieke sector’.De IPSAS-board bekijkt elke bestaande IFRS-standaard en brengt de nodige wijzigingen aan om deze geschikt te maken voor de publieke sector. Uitgangspunt is steeds dat een transactie, of deze nu plaatsvindt in de publieke of in de private sector, op dezelfde manier wordt verwerkt. Alleen bij publiekesectorspecifieke issues wijkt IPSAS af van IFRS.

Als we deze betrouwbare manier gebruiken om overheidsjaarrekening op te stellen blijkt bij veel overheidsinstellingen en internationale organisaties waarvan Nederland lid is een groot negatief vermogen.

Neem bijvoorbeeld de Europese Gemeenschappen, dat wil zeggen de Europese Commissie en de fondsen.

Toen najaar 2006 de eerste jaarrekening van de EG verscheen conform IPSAS, bleek tot veler verrassing een groot negatief vermogen (€ 67 miljard). Belangrijke oorzaak daarvan is de pensioentoezegging van € 33 miljard aan de ambtenaren van de EG, zonder kapitaaldekking (zie ‘de Accountant’, april 2007).

Een vordering op de lidstaten kan niet worden opgevoerd, want het is tussen de lidstaten allerminst een uitgemaakte zaak op welke landen dat dan wel een vordering is. De nieuwe lidstaten zijn namelijk lid geworden toen de balans van de EG (onder het inmiddels vervangen verslaggevingsstelsel) nog een positief vermogen liet zien van zo’n € 15 miljard. De Oosteuropeanen hebben uitbundige volksfeesten gehouden bij de toetreding tot de EU. De vraag is of deze volksfeesten ook zo uitbundig waren geweest, als men toen al op de hoogte was van de IPSAS-jaarrekening. De Oost-europeanen zijn onwetend deelgenoot geworden in een flink deficit.

Maar ook de Nederlandse overheid heeft een negatief vermogen, zeker als we een schuld opnemen voor de AOW-uitkeringen. Wat is de samenstelling van dat grote negatieve vermogen? De bekendste post van de staatsbalans is natuurlijk de staatsschuld, circa € 217 miljard.

Wat staat daar tegenover? Ten eerste de wegen en bruggen en vele andere bezittingen van de staat, zoals die van de Domeinen en Staatsbosbeheer. Veel van de deelnemingen die de overheid had in staatsbedrijven zijn inmiddels verkocht en wat resteert is nu ongeveer € 37 miljard waard. Het aandeel van de staat in de gasreserves bedraagt momenteel circa € 52 miljard.

Maar dan de schuld vanwege de AOW-uitkeringen. Als we indicatieve bedragen voor deze schuld op de staatsbalans opnemen, dan zou deze er als volgt uit zien.

Een ruwe schatting van de contante waarde van de lopende AOW-uitkeringen aan de huidige 65-plussers komt op € 200 miljard, dat is het bedrag na aftrek van de hierover door de staat te ontvangen loonbelasting.

Ten tweede zijn er degenen die tussen de vijftien en de 65 zijn en momenteel AOW-premies afdragen. Zij hebben al een deel van hun AOW-rechten opgebouwd. Als we voor deze groep een voorziening op de staatsbalans gaan opnemen, dan worden de bedragen pas echt enorm, namelijk € 750 miljard (eveneens na aftrek van loonbelasting).

Met een dergelijke balans, opgesteld tegen reële waarden, bereiken we een doelstelling van overheidsverslaggeving die in mijn opvatting cruciaal is: het in beeld brengen van de solidariteit van toekomstige generaties waarop wij een beroep doen.

Een getrouw beeld van het overheidsvermogen vereist dat de AOW-schuld op de staatsbalans wordt opgenomen. Dan blijkt dat de overheid een negatief overheidsvermogen heeft van meer dan € 1.000 miljard. Ik pleit er dan ook voor dat het Rijk een balans op deze grondslagen gaat opstellen en hoop dat de volksvertegenwoordigers - en uiteindelijk de kiezers - daarin aanleiding zien maatregelen te nemen, zoals bijvoorbeeld een paar jaar langer blijven werken.

Het antwoord op de vraag ‘Schuiven wij de rekening door naar onze kinderen?’ is dan ook: ja.

Noot
Frans van Schaik is het Nederlandse lid van de IPSAS-board. Dit artikel is gebaseerd op zijn inaugurele rede aan de Universiteit van Amsterdam op 24 mei 2007.

Frans van Schaik is hoogleraar accounting aan de Universiteit van Amsterdam en global leader government accounting van Deloitte.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.