Magazine

Voetbalverslagen

Transfersommen, spelers en hun financiers spelen een belangrijke rol in de jaarrekening van betaald voetbalclubs. Daar zitten nogal wat haken en ogen aan. Een verkenning.

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 10, 2007

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Het managen van een betaald voetbalorganisatie is een continue afweging tussen sportieve ambities en financiële middelen. Elke club wil sportief goed presteren, maar voor goede prestaties zijn goede spelers nodig en goede spelers kosten geld. Deels wordt dit opgevangen door hogere stadionrecettes, hogere tv-rechten en hogere sponsorgelden. Maar in veel gevallen is dit niet genoeg en wordt een beroep gedaan op externe financiers. Spelers en hun financiers spelen dan ook een belangrijke rol in de jaarrekening van clubs. Wie een blik werpt in de beperkt beschikbare jaarrekeningen (slechts een handjevol clubs publiceert deze op internet) ziet dat de activazijde van de balans voor vaak een kwart bestaat uit zogeheten ‘vergoedingssommen’. Dit is het totaal van alle transfersommen verminderd met de afschrijvingen. Op de passivazijde zijn naast bankschulden regelmatig schulden aan spelersfinanciers te vinden. En in de resultatenrekening bepaalt het resultaat op vergoedingssommen - de opbrengst uit spelers-verkopen min de afschrijvingen - in veel gevallen of een club rode of zwarte cijfers schrijft.

KNVB-richtlijnen

Er bestaan wel degelijk richtlijnen hoe clubs in de jaarrekening met deze posten om moeten gaan. Ron Francis, manager Finance, Control en Licentiezaken van de KNVB, vertelt dat de KNVB zelf richtlijnen voor verslaggeving uitvaardigt naar de clubs. “Deze richtlijnen zijn gebaseerd op Titel 2 BW, de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving en algemeen gangbare bedrijfseconomische opvattingen.”

In het kader van het in 2004 in gebruik genomen licentiesysteem moeten clubs aan de hand van deze richtlijnen de modelstaten invullen en bij de KNVB inleveren. Het licentiesysteem heeft de aandacht voor de financiële bedrijfsvoering aanmerkelijk verbeterd, vindt Francis. “Een goed voorbeeld daarvan is dat vanuit de clubs zelf het voorstel is gekomen om de licentie-eisen verder aan te scherpen. Zo wordt een negatieve solvabiliteit nu zwaarder beoordeeld dan vorig jaar.”

Ruud Koning, hoogleraar sporteconomie aan de Rijksuniversiteit Groningen, is positief over het proactieve beleid van de KNVB. “Men kijkt van te voren naar wat er mis kan gaan. Mijn indruk is dat vooral de eredivisieclubs er nu financieel gezien redelijk voor staan. Een aantal eerste divisieclubs is in mijn ogen niet levensvatbaar. Daar speelt vooral emotie een rol om de licentie te behouden. Raken ze deze kwijt, dan worden ze teruggezet naar de vierde klasse van het amateurvoetbal.”

Conservatieve blik

De KNVB hanteert een conservatieve blik op de cijfers, met een speciale nadruk op het realisatie- en voorzichtigheidsbeginsel. Dit komt bij-voorbeeld tot uiting in de waardering van de vergoedingssommen.

Francis: “Deze post wordt gewaardeerd op basis van de verkrijgingsprijs, dus betaalde tranfersom, hand- en tekengeld en bijkomende kosten zoals makelaarskosten. De afschrijvingen verlopen lineair op basis van de contractperiode.”

Jan Hendrik Luijt, partner en accountant bij BDO, geeft aan dat clubs ook de zogeheten ‘solidariteitsbijdrage’ activeren. Dit is een bijdrage voor de kosten van de opleiding van een aangekochte speler, die wordt overgemaakt aan de clubs die verantwoordelijk zijn voor de opleiding. “Wat clubs niet activeren is de eigen kweek. Dit omdat niet betrouwbaar is vast te stellen wat de kostprijs is. Daarnaast zijn de kosten van bijvoorbeeld opleiding in het verleden al genomen.”

De afschrijvingen op de vergoedingssommen zouden volgens Luijt in principe plaats moeten vinden in overeenstemming met de voordelen die naar een club toevloeien naar aanleiding van een gekochte speler. “Maar het is moeilijk vast te stellen in hoeverre een individuele speler verantwoordelijk is voor meer bezoekers en hogere sponsorgelden. Vandaar dat in de praktijk gekozen wordt voor lineaire afschrijving.”

Fair value?

De vraag is waarom het niet mogelijk is spelers op fair value te waarderen. Sommige clubbestuurders verwijzen daar ook naar, met opmerkingen in de trant van “ons goud loopt op het veld”. Bij een aantal clubs zou fair value-waardering een aanmerkelijk zonniger balansbeeld opleveren.

Ron Francis (KNVB) wijst op het realisatiebeginsel: “Een club mag in de balanspresentatie niet uitgaan van mogelijke transfers voor een mogelijk bedrag. Nog afgezien van wat er met de ‘marktwaarde’ van een speler kan gebeuren zolang hij onder contract staat bij een club, mag een speler aan het eind van de looptijd van een contract transfervrij weg.”

Edwin Schrijver, eveneens partner en accountant bij BDO, geeft aan dat er op dit moment geen betrouwbaar model bestaat. “Heel weinig immateriële zaken worden op fair value gewaardeerd, ook een post als vergoedingsom-men niet.”

‘Markt niet liquide’

Ten aanzien van de waardering van spelers zelf, als zijnde ‘levende have’, bestaan volgens Schrijver nauwelijks richtlijnen. “Een richtlijn als IAS 41 heeft bijvoorbeeld betrekking op het fokken van dieren, zoals Nutreco doet met het kweken van zalm. Voor de entertainmentindustrie bestaat iets dergelijks niet.”

Ruud Koning (RUG) vindt het zeer lastig om de actuele prijs van een speler te bepalen. “De markt is niet liquide. Het is erg moeilijk om voor een speler vast te stellen of een andere club deze nodig heeft, en voor welk bedrag.”

Een systeem waarin taxateurs de waarde van spelers vaststellen, ziet Koning als onwerkbaar. Het oordeel van een taxateur is volgens hem te persoonlijk en dus niet objectief. “Enkele jaren geleden heb ik onderzocht of er een correlatie is tussen de rapportcijfers die journalisten van de Telegraaf en Voetbal International aan spelers geven naar aanleiding van hun optreden in een wedstrijd. Deze correlatie was erg laag. Hetzelfde zal het geval zijn met financiële waardering.”

Spelersfondsen

Om kwalitatief goede spelers te kunnen kopen doen sommige clubs met een zekere regelmaat een beroep op externe financiers, vaak vermogende particulieren die een emotionele band met een club hebben. Voorbeelden die recentelijk de publiciteit haalden zijn Marcel Boekhoorn (ex-Telfort) bij NEC en Gerard Sanderink (Centric) bij De Graafschap en FC Groningen. Soms schiet een particulier een bedrag persoonlijk voor, maar vaker komt het voor dat particulieren zich verenigen in spelersfondsen en een lening aan de club verstrekken.

Voor de verslaggeving hierover zijn volgens Jan Hendrik Luijt (BDO) de afspraken van belang die zijn gemaakt tussen fonds en club. “De belangrijkste vragen zijn dan wie het economisch risico loopt bij een speler, en waar de speler op de pay roll staat.” Als het fonds volledig of deels het economisch risico loopt dan geniet het volgens Luijt ook de voordelen van het opwaarts economisch potentieel bij verkoop. Clubs moeten dan in hun jaarrekening duidelijk maken dat zij geen recht hebben op de voordelen.

Zakelijker benadering

Volgens Ron Francis (KNVB) moeten clubs in dergelijke gevallen in de toelichting op de jaarrekening aangeven dat er in geval van boekwinst bij een transfer meer moet worden afgelost dan voor het bedrag waarop de leningen van het spelersfonds op de balans staat.

Edwin Schrijver (BDO) wijst op het feit dat in het verleden de afspraken tussen financiers en clubs maar zelden echt keihard waren. “Er was dan een afspraak dat investeerders op termijn iets van hun financiering terug wilden zien, maar hoe precies, werd niet in detail op papier gezet.” Het paste volgens Schrijver ook bij de emotionele band die investeerders hadden met een club. Het is nog maar sinds kort dat zowel belastingdienst als clubs vragen om een zakelijker benadering.

Dekking

Naast het economisch eigendom moet een club ook duidelijk maken wat de dekking is voor een speler. Het gaat dan vooral om de vraag of een club op langere termijn aan de salarisverplichtingen van een speler kan voldoen. Francis: “De licentiecommissie wil de dekking op papier kunnen zien. Zij accepteert daarnaast niet dat in het salaris van een speler een nettopost wordt opgevoerd. Dit is het geval wanneer financiers een deel van het salaris betalen en de club dit tegoed buiten de resultatenrekening houdt.”

Francis vertelt dat accountants soms dergelijke constructies goedkeuren. “De licentiecommissie pleegt in een dergelijk geval een correctie op de door de club aangeleverde financiële rapportage. Vanuit de KNVB vragen we een club om hun verslaggeving aan te passen.” In die licentiecommissie zitten overigens twee registeraccountants: Marcel Pheijffer en Geert Pieter Vermeulen.

Ruud Koning (RUG) kan zich niet aan de indruk onttrekken dat spelers soms op de loonlijst van een sponsor of financier staan. “Het is niet transparant. Soms zijn er inventieve constructies. Zo financierde enkele jaren geleden de textielondernemer Henk ten Hoor de aankoop van Erik Nevland bij FC Groningen. Meteen daarna kwam hij met petjes met de naam en afbeelding van Nevland op de markt die aan de fans werden verkocht. Op die manier kon hij een deel van de financiering terugverdienen.”

Overname van club

De ultieme financiële betrokkenheid van een financier is complete overname van een club. In de Engelse competitie zijn er al diverse voorbeelden bekend en in februari 2005 nam DSB Bank, eigendom van Dirk Scheringa, de Alkmaarse club AZ en het nieuwe stadion over voor € 108 miljoen. Daarbij zette Scheringa de schulden om in aandelen en gaf hij de club daarnaast nog een extra kapitaalsinjectie.

Francis geeft aan dat AZ ook na deze overname voldoet aan de licentie-eisen. “Een eigendomsverhouding is overigens maar ten dele relevant. Veel belangrijker is het hoe de zeggenschap binnen een club is geregeld, en dat de onafhankelijkheid van een club is gewaarborgd, bijvoorbeeld via een goed functionerende raad van commissarissen of een golden share.”

Een andere vraag is welke financiële risico’s de afhankelijkheid van één financier met zich meebrengt voor een club. Luijt (BDO): “Het hangt ervan af of de financiële betrokkenheid in de vorm van leningen is geregeld of door een injectie in het eigen vermogen. In het eerste geval kan bij terugtreden van de financier de continuïteit van een club in gevaar komen omdat de financier het geld zal gaan opeisen. Een injectie in het eigen vermogen is juist positief voor de continuïteit.”

Spelersfondsen in de jaarrekening

Bij PSV en Vitesse verloopt de financiering door spelersfondsen in de vorm van een achtergestelde lening. Welke informatie geeft de toelichting op de jaarrekening hierover?

PSV (jaarrekening 2004/2005): “(…) De rente op deze lening zal worden gebaseerd op het Euriborpercentage vermeerderd met een winstafhankelijke opslag tot maximaal twee procent. De jaarlijkse aflossing op de lening wordt berekend aan de hand van een percentage van vijftien procent van de netto-opbrengst van alle spelersverkopen vanaf 1 april 2004.”

Vitesse (jaarrekening 2005/2006): “Ten behoeve van de verwerving van spelers zijn drie CV’s opgericht, door welke vennootschappen aan Vitesse leningen zijn verstrekt. (…) Eventuele aflossing geschiedt vijftien dagen nadat betrokken speler is getransfereerd en de overeengekomen transfervergoeding door BV Vitesse is ontvangen.”

Clubovernames in Nederland

In de Engelse competitie is het al bijna gebruikelijk dat investeerders clubs overnemen. Het aansprekendst voorbeeld is de overname van Chelsea door de Russische investeerder Abramovich. Inmiddels heeft de Rus rond de £ 500 miljoen in de club geïnvesteerd. In Nederland nam Dirk Scheringa in 2005 de club AZ over. Er waren daarnaast nog andere overnamepogingen die (vooralsnog) op niks uitliepen:

  • In 2005 deed Karel Aalbers een poging om samen met de Britse investeerder Duet Group Vitesse en het stadion Gelredome over te nemen. De poging mislukte.
  • In 2006 meldde een groep Israëlische investeerders zich bij het bestuur van FC Groningen om de club over te nemen om zo van Groningen een kampioensploeg te maken. Tot nog toe bleef het bij één gesprek.
  • Rond de periode dat Feyenoord-voorzitter Van den Herik terugtrad kwam de Rotterdamse ondernemer Steven Rottier samen met anderen met het plan om Feyenoord over te nemen. Rottier trok zich terug.

Investeerder en accountant

Volgens Edwin Schrijver (BDO) moeten accountants beoordelen waarom een investeerder een overname doet. “Een accountant moet nagaan of er sprake is van afzonderlijke afspraken waaruit bijvoorbeeld off balance-verplichtingen blijken.” Alle materiële, niet uit de balans blijkende, verplichtingen moet een club toelichten in de jaarrekening, vindt Schrijver. Een accountant moet zich er volgens hem van bewust zijn dat er veel vanuit emotie wordt gedaan. Naast de controle op de financiële administratie moet een accountant toegang hebben tot bijvoorbeeld de bestuursnotulen en de afspraken in de diverse contracten. “Als afspraken onvoldoende zakelijk zijn, maakt je dat als accountant alerter. In de letter of representation moet je dan niet schromen om dergelijke zaken te benoemen.”

Lieuwe Koopmans is journalist.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.