Magazine

Verantwoorde opbrengsten

Veel boekhoudschandalen hebben te maken met de manier waarop opbrengsten worden verantwoord. De nieuwe verslaggevingsregels betekenen een aanscherping. Wat is de huidige praktijk in Nederland? De Autoriteit Financiële Markten deed onderzoek.

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 7, 2004

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Erika Marseille en Suzanne de Haan

Eerste thematisch onderzoek AFM

De Wet Toezicht Verslaggeving, die eind november 2003 ter consultatie is aangeboden, wijst de Autoriteit Financiële Markten (AFM) aan als beoogd toezichthouder. Het toekomstige toezicht op jaarrekeningen is primair gericht op het ‘getrouwe beeld’ dat deze moeten bevatten. Maar daarnaast gaat de AFM ook thematische onderzoeken houden, gericht op de vergelijkbaarheid van onderdelen van jaarrekeningen (zie ook ‘de Accountant’ april 2003). Daarmee kan de AFM uitschieters in jaarrekeningen identificeren. Uitschieters in negatieve zin kunnen leiden tot vragen bij het toezicht, terwijl positieve uitschieters als best practice zouden kunnen worden bestempeld.

Inmiddels heeft de AFM een eerste thematisch onderzoek afgerond. Als eerste is het onderwerp opbrengstverantwoording bij de kop gepakt. Dit vanwege de actualiteit ervan in nieuwe regelgeving en recente boekhoudschandalen. Deelonderzoek 1 betreft de voorbereiding van ondernemingen op de nieuwe Richtlijn voor opbrengstverantwoording, deelonderzoek II de toereikendheid van de Nederlandse wet- en regelgeving.

Voorbereiding ondernemingen

De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft voor 2003 de herziene Richtlijn voor de Jaarverslaggeving 270 ‘Winst- en verliesrekening’ (RJ 270/2003) uitgebracht. Deze bevat striktere bepalingen voor opbrengstverantwoording. Dit is volgens de AFM van belang voor de voorbereiding van beursgenoteerde ondernemingen op de overgang naar IFRS in 2005. Dit was voor de AFM aanleiding te onderzoeken in hoeverre de 47 meest verhandelde Nederlandse beursfondsen - de bedrijven waarvan de aandelen zijn opgenomen in de AEX- en AMX-index (peildatum 3 september 2002) - hun jaarrekening over 2003 moesten aanpassen ten opzichte van eerdere jaren. De veranderingen blijken vooral te zitten in de gewijzigde waarderingsgrondslagen en de eisen voor de toelichting.

Waarderingsgrondslag

Van de onderzochte bedrijven gebruikte 43 procent in 2001 reële waarde of opbrengstwaarde als waarderingsgrondslag, terwijl de helft het begrip gefactureerde waarde toepaste. Zeven procent geeft een andere omschrijving. Volgens de nieuwe richtlijn wordt de omvang van een opbrengst bepaald door de reële waarde van de tegenprestatie die is ontvangen of waarop recht is verkregen. Bij de bepaling van de omzet moet een aantal omschreven criteria worden gehanteerd. Omdat onbekend is of hierdoor ook de hoogte van de omzet zal veranderen, heeft de AFM de 47 ondernemingen gevraagd om een - vrijwillige - aanvullende toelichting hierover. Vijfentwintig daarvan reageerden op dit verzoek. Volgens twintig ondernemingen heeft de nieuwe richtlijn geen invloed op de hoogte van de opbrengstverantwoording. De vijf andere geven aan dat de opbrengsten als gevolg van de striktere definitie wel zullen veranderen.

Toelichting

RJ-270/2003 verlangt een toelichting over de methode van toerekening van opbrengsten aan verslagperioden. Meer dan de helft van de onderzochte jaarrekeningen geeft hierover in 2001 al informatie. Meestal werd vermeld dat opbrengsten worden verwerkt op het moment van levering van goederen en diensten. Hoe het zit met de voltooiing van opdrachten tot dienstverlening, blijkt over het algemeen echter niet.

Uit het onderzoek blijkt tevens dat in slechts 26 procent van de jaarrekeningen 2001 de opbrengsten worden uitgesplitst naar de verschillende categorieën: verkoop van goederen, verlenen van diensten of rente, royalties en dividend. Vanaf 2003 zullen alle ondernemingen deze uitsplitsing moeten maken. Bij zes van de 25 ondernemingen die op het informatieverzoek reageerden, hebben de aangescherpte toelichtingseisen effect op de jaarrekeningen.

Overige

Twee bevindingen houden de aandacht voor nader onderzoek. Allereerst menen twee respondenten dat de nieuwe richtlijn niet relevant is: omdat deze ondernemingen onder een brancherichtlijn vallen, zou RJ 270-2003 niet voor hen gelden. Verder bleek dat ondernemingen verschillend omgaan met de verantwoording van accijnzen: sommige brengen de accijnzen in mindering op de netto-omzet, terwijl andere de accijnzen in zowel kosten als netto-omzet verantwoorden.

Casusposities

Opbrengstverantwoording is een netelig onderwerp dat diverse ondernemingen de afgelopen jaren in de knoop heeft gebracht. Uit diverse nationale en internationale perspublicaties heeft de AFM een aantal casusposities gedestilleerd en geanalyseerd. Dit aan de hand van de volgende onderzoeksvragen:

  • Is er sprake van opbrengst?
  • Zo ja, van wie?
  • Aan welke periode moet de opbrengst worden toegerekend?

Ruiltransacties

Ruiltransacties van vergelijkbare goederen zouden beide partijen opbrengsten kunnen bezorgen. Volgens het Stramien - de basis voor de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving - zijn baten: ‘… vermeerderingen van het economische potentieel gedurende de verslagperiode in de vorm van instroom van nieuwe of verhoging van bestaande activa, dan wel vermindering van vreemd vermogen …’

Bij ruiltransacties van vergelijkbare goederen, verandert er economisch echter niets en kan er dus niet worden gesproken van verwezenlijking van opbrengst. Alinea 207 van de nieuwe richtlijn bevestigt dit nog eens.

Ook in het geval van verkopen aan het einde van het jaar met de verplichting die aan het begin van het nieuwe jaar weer terug te kopen, verandert er economisch gezien niets en kan de transactie niet tot opbrengstverantwoording leiden.

Verkopen door intermediairs

Wie boekt de opbrengsten van een vliegticket, geboekt bij een reisbureau? De luchtvaartmaatschappij, het reisbureau, of allebei? Volgens RJ-270/2003 degene aan wie de economische voordelen van de transactie toevloeien. In het voorbeeld van het vliegticket verantwoordt het reisbureau alleen de commissie over het ticket als opbrengsten.

Welk moment

Over dit aspect bestaan er twee wettelijke bepalingen. Ten eerste bepaalt de wet dat winsten slechts worden opgenomen voorzover zij op de balansdatum zijn verwezenlijkt (artikel 2:384 lid 2). Volgens het Stramien wordt een post in de balans of winst- en verliesrekening verwerkt als het waarschijnlijk is dat enig aan die post verbonden toekomstig economisch voordeel naar of uit de rechtspersoon zal vloeien en de post een waarde heeft waarvan de omvang met betrouwbaarheid kan worden vastgesteld.

Ten tweede worden baten en lasten van het boekjaar in de jaarrekening opgenomen, of zij nu wel of niet tot ontvangsten of uitgaven in dat boekjaar hebben geleid (artikel 362 lid 5). RJ-270/2003 werkt dit toerekeningsbeginsel verder uit, in de zin dat de opbrengsten van geleverde diensten moeten worden verwerkt naar rato van de verrichte prestaties.

Enorme gevolgen

Het moment van toerekening van opbrengsten kan enorme gevolgen hebben voor de gerapporteerde cijfers. En juist hierin tonen ondernemingen grote diversiteit, omdat dit moment zeer afhankelijk is van de aard van de activiteiten van de onderneming. Kernelementen bij het tijdstip van verantwoorden zijn de levering en de looptijd van de prestatie.

Mogen warenhuizen de verkopen met een ‘niet-goed-geld-teruggarantie’ verantwoorden als opbrengsten? Bij standaardproducten kan de onderneming op basis van historische gegevens wel schatten hoeveel klanten daadwerkelijk gebruik zullen maken van de garantie en kan de opbrengst betrouwbaar worden geschat. Maar kan dat niet, dan moet de verantwoording van de opbrengst worden uitgesteld tot het moment waarop de garantie vervalt (RJ-270/2003, alinea 213).

Andere complicaties kunnen voorkomen bij zogenaamde ‘bill-and-hold’-transacties waarbij de onderneming met de klant is overeengekomen dat fysieke aflevering pas plaatsvindt naar behoefte van de klant. In zo’n geval is doorslaggevend wie de economische voordelen en risico’s over de goederen loopt. Voor wiens rekening komen waardedalingen van de goederen? Wie profiteert van een waardestijging? Pas als het economische risico is overgegaan, kunnen er opbrengsten worden verantwoord.

Wet- en regelgeving

Veel van de recente onregelmatigheden in jaarrekeningen van beursgenoteerde ondernemingen in binnen- en buitenland vinden hun oorsprong in de manier waarop opbrengsten worden verantwoord. Geeft de Nederlandse wet- en regelgeving voldoende duidelijkheid aan ondernemingen hoe zij met opbrengstverantwoording moeten omgaan?

De wet alleen is onvoldoende toegesneden op de huidige ondernemingsrealiteit. Het Stramien en RJ-270/2003 voldoen wel, maar zijn niet wettelijk verankerd. Volgen ondernemingen deze regelgeving toch?

Afgezien van de twee ondernemingen die stellen dat de richtlijn voor hen niet geldt en de 22 die niet hebben gereageerd, geven alle 23 overige ondernemingen aan de regelgeving te volgen en de recente veranderingen in kaart te hebben gebracht. Dat is een goede voorbereiding op 2005, wanneer beursgenoteerde ondernemingen verplicht gaan rapporteren op basis van de IFRS, dat de basis was voor RJ-270/2003. Een groot verschil is dat die internationale verslaggevingsregels - anders dan de huidige Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving - dan wél een wettelijke grondslag hebben.

Noot
Erika Marseille en Suzanne de Haan werken bij de Autoriteit Financiële Markten aan het opzetten van toezicht op de financiële verslaggeving van beursgenoteerde ondernemingen.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.