Magazine

'Ik zeg hetzelfde als twaalf jaar geleden'

Zijn alle beleggingsverzekeringen woekerpolissen? Registeraccountant Alfred Oosenbrug boog zich als hoogleraar tien jaar lang over de verzekeringsbranche. Nu is hij zelfstandig adviseur. In die functie geeft hij onder meer technische consulten aan de stichting Verliespolis. "Het is blijkbaar mogelijk te discussiëren over feiten. Dat is merkwaardig."

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 9, 2008

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Alfred Oosenbrug over de woekerpolisaffaire

Boven de Nederlandse levensverzekeringsmarkt hangt een claim van miljarden euro's. Consumentenorganisaties zijn met verzekeraars in de slag over 6,5 miljoen beleggingsverzekeringspolissen die tussen begin jaren negentig en 2005 zijn verkocht aan ongeveer vier miljoen burgers. Inzet: het rendement van die polissen. Dat is namelijk in negen van de tien gevallen beroerd. Onder meer de Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft vastgesteld dat grote kosteninhoudingen daar debet aan zijn. Van de (maandelijkse) inleg op polissen worden vaak tientallen procenten niet belegd - wat polishouders wel hadden verwacht.

Dat geld wordt ingehouden als kosten of wordt besteed aan de premie voor bijvoorbeeld een aan de polis gekoppelde overlijdensrisicoverzekering.

‘Openingsbod’

Nog een reden voor tegenvallende rendementen: de aandelenbeurzen presteerden de voorbije jaren beduidend slechter dan het langjarige gemiddelde van acht procent in de jaren tachtig en negentig. Consumenten voelen zich misleid en eisen compensatie. De klacht is grofweg dat hen niet is verteld dat een zo groot deel van hun inleg niet zou worden belegd en ten tweede dat hen veel te veel beloofd is, door hen irreële rendementen voor te houden. In opdracht van de minister van Financiën heeft de Ombudsman Financiële Dienstverlening (Jan Wolter Wabeke) zich over de zaak gebogen en afgelopen voorjaar deed deze een voorstel voor reparatie. Verzekeraars zouden in ieder geval alle kosteninhoudingen die de 3,5 procent hebben overstegen moeten compenseren. De verzekeraars schatten de kosten van die regeling op twee miljard euro, maar gingen akkoord; de consumentenorganisaties niet. Met diverse (rechts)procedures in het vooruitzicht heeft de aanbeveling van de Ombudsman nu dus min of meer de status gekregen van openingsbod. De schade lijkt alleen maar hoger op te kunnen lopen.

Vroege waarschuwers

Deze ‘woekerpolisaffaire’ is in meer opzichten verbazingwekkend. Wat bijvoorbeeld te denken van de timing? Het vakblad Assurantie Magazine schrijft midden jaren negentig al over producten waarvan ‘soms maar de helft van de inleg wordt belegd’. Toezichthouder de Verzekeringskamer schrijft een paar jaar later een waarschuwend rapport. De Consumentenbond schrijft in 1996 dat beleggingshypotheken ‘vooral geschikt zijn voor mensen die geen hypotheek nodig hebben’ en dat ‘spaarplannen’ (zoals beleggingspolissen toen vaak werden aangeduid) ‘vaak een dure omweg naar rijkdom’ zijn.

Bij deze vroege waarschuwers bevindt zich ook Alfred Oosenbrug, die in die jaren hoogleraar is met een dubbele leerstoel aan de Erasmus Universiteit Rotterdam: een in de economie van de financiële dienstverlening en een in de verslaggeving van financiële instellingen. Volgens Oosenbrug is vooral het prognosticeren ‘tegen veel te rooskleurige rendementen’ de boosdoener. Mede naar aanleiding van de dan net ingevoerde Code Rendement en Risico - geen grote stap vooruit ten opzichte van wat op dat moment gebruikelijk is - schrijft Oosenbrug in het economenblad ESB dat rond beleggingsverzekeringen ‘faire voorlichting nog ver weg’ is.

Kunt u verklaren waarom consumenten niet in de jaren negentig al in actie zijn gekomen?

“Ten eerste ligt dat aan de aard van de producten. Het zijn langdurige contracten en de kosteninhoudingen zijn niet gelijk gespreid over de tijd. Dus is het in de beginjaren lastig het rendement te beoordelen. Ten tweede begonnen de slechte rendementen pas echt op te vallen toen de beurs daalde en zich moeilijk herstelde, de jaren 2002 tot 2004. Ten derde moet je constateren dat het in de jaren negentig een andere tijd was als het gaat om het vertrouwen in financiële instellingen.

Consumenten waren niet zo bekend met beleggen en bij de aanschaf van deze producten hebben ze vertrouwd op de verzekeraar en op de tussenpersoon. Vervolgens ben je ervan overtuigd dat je een goed product hebt gekocht, en dat vertrouwen laat zich niet zomaar ondermijnen door een paar negatieve berichten in de media. Daar gaat meer tijd overheen.”

De Ombudsman Financiële Dienstverlening vindt dat consumenten mede schuldig zijn aan dit drama, omdat zij niet kritisch genoeg zijn geweest bij de aanschaf van deze producten.

“We hebben het hier over financiële instellingen van naam en faam, de grote maatschappijen. Als je daar een aanbod van krijgt, dan mag je toch aannemen dat dat een serieus aanbod is? Natuurlijk moet je kritisch zijn als consument. Vaak wordt het voorbeeld aangehaald van de aanschaf van een tweedehands auto - dan let je toch ook goed op? Maar ik mag toch hopen dat er een verschil is in het vereiste kritische niveau bij de aankoop van een tweedehands auto en de aanschaf van een polis bij een grote verzekeraar. En als dat niet zo is: mag je van de man in de straat verwachten dat hij de techniek van een auto doorgrondt? Of dat hij, voordat hij een proefrit gaat maken, eerst kijkt of er wel remmen in de auto gemonteerd zijn? Zo denk ik ook niet dat je kunt verwachten dat consumenten op de hoogte zijn van alle kenmerken van een beleggingsverzekering, al was het alleen maar omdat ook de tussenpersonen daar maar een beperkt zicht op hadden. Ik vind het volkomen logisch dat klanten juist naar een tussenpersoon zijn gegaan omdát ze er geen verstand van hadden, in het vertrouwen dat die tussenpersoon ter zake kundig was en objectief. Dat is toch zijn functie?”

Tariefsformulier

In 2003 werd uw vakgroep opgeheven en werd u zelfstandig adviseur. Momenteel verstrekt u in die functie technische adviezen aan de stichting Verliespolis, een van de consumentenorganisaties die met verzekeraars onderhandelt over compensatie. Dat vertekent natuurlijk uw oordeel.

“Dat advies op technische zaken houdt in dat ik de stichting vertel hoe een en ander in elkaar zit. Ik breng mijn marktkennis in, mijn productkennis. Ik weet hoe de producten toentertijd zijn ontwikkeld en hoe ze daarna zijn geëvolueerd, mijn actuariële kennis, wat de rol van het intermediair was etc. Dit speelt zich allemaal af op wat al meer dan twintig jaar mijn vakgebied is. Het zou een beetje mal zijn te veronderstellen dat ik nu ineens alleen maar standpunten zou verkondigen die de stichting Verliespolis welgevallig zijn. Ik zeg en schrijf nu ook niets anders dan ik twaalf jaar geleden al zei en schreef over deze zaken.

Verder bemoei ik me niet met de politieke keuzes die de stichting maakt. Of ze nu de ene of de andere eis op tafel willen leggen, dat moeten ze helemaal zelf weten.”

Weet u ook of alle beleggingsverzekeringen in aanmerking komen voor het predikaat ‘woekerpolis’?

“Bekend is in ieder geval dat te optimistisch prognosticeren en intransparantie algemeen gangbaar waren. Maar dit moet dus uit het zogeheten feitenonderzoek naar voren komen. Het euvel van de intransparantie is geweest dat maar zeer weinigen op de hoogte waren van de kostenpercentages. Een tussenpersoon, een inspecteur van een maatschappij, een acceptant van een verzekeraar: die hebben een en ander nooit kunnen doorgronden, want daarvoor moet een actuaris alles doorrekenen en daarvoor moeten de tariefsformules op tafel komen en dat is tot op de dag van vandaag geweigerd.”

Roze wolk

Zagen deze partijen dan niet dat er iets niet klopte?

“Wellicht dat bij verhouding tussen inleg en uitkering veel mensen een wat unheimisch Gefühl hebben gehad, wat maar deels werd weggemoffeld door de waanzinnig hoge voorbeeldrendementen die bij de verkoop van de producten werd gebruikt. Maar over het algemeen was er sprake van een roze wolk: men wilde maar al te graag geloven dat koersontwikkelingen op de beurzen alles goed zouden maken, en dat probeerde men vervolgens ook de ander wijs te maken. De mentaliteit was zo'n beetje: als jij die mooie verhalen gelooft, wie ben ik dan om jou niet de producten te verkopen die bij die verhalen horen? Als ik het niet doe, wordt mijn concurrent er rijk van - dat was de stemming.”

Er is veel te doen geweest over het feitenonderzoek dat eerst door het bureau IFO zou worden verricht, en nu is toebedeeld aan de AFM. Waarom duurt het allemaal zo lang?

“Blijkbaar is er over feiten te discussiëren. Dat is merkwaardig. Ik zie ook niet in waarom het zo ingewikkeld is van de producten de kenmerken op een rijtje te zetten. Wil partij X niet meewerken? Zet gewoon in het rapport dat partij X de gegevens niet wil verstrekken. Daar wordt in een juridische procedure korte metten mee gemaakt.

Ja, er zijn veel misverstanden over het al dan niet met naam en toenaam kunnen noemen van producten. Onderzoekers zouden dan aansprakelijk kunnen worden gesteld. Maar wat is er tegen het vermelden van de feiten? Dan is er van oordeelsvorming toch nog helemaal geen sprake? Oordeelsvorming is ook helemaal niet het doel van dit onderzoek.

Op de achtergrond speelt ook mee dat de politiek er in dit dossier nog niet echt toe komt door te pakken. Ach, het is een bekende frustratie: er is weinig interesse en weinig verstand van zaken. Af en toe zie je een oprisping, als voor de zoveelste keer de hoop op een snelle oplossing ijdel blijkt. Dan worden er door volksvertegenwoordigers ferme woorden gesproken, ‘we accepteren het niet meer’. Vervolgens worden er Kamervragen gesteld en wordt de minister op het matje geroepen. Die geeft antwoorden, maar ongeacht de kwaliteit daarvan wordt het daarna weer gewoon stil. Tot de volgende oprisping.”

Geert Dekker is journalist.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.