Opinie

Joran, accountants en fraudebestrijding

Vorige week schreef ik een weblog over de zaak Peter R., bij velen beter bekend als de zaak Joran van der Sloot. Een week én veel media-aandacht verder begint er steeds meer kritiek op Peter R. te komen. En terecht.

Zaterdag 16 februari 2008 verscheen er in Het Financieele Dagblad een opiniestuk van de hand van prof.mr. W.J. Slagter. Hij gaat op de zaak in en stelt onder meer: ‘In het strafrecht wordt helaas de leer van het 'onrechtmatig verkregen bewijs' gehuldigd. Deze verwerpelijke leer bestaat gelukkig niet in het civiele recht.'

Ik begrijp niet goed dat een eminent jurist dit stelt; zelfs niet als het ironisch zou zijn bedoeld. Met name woorden zoals helaas, verwerpelijke en gelukkig verbazen mij ten zeerste. In een rechtsstaat past ook rechtsbescherming. Ook voor een 'narcistische pathologische leugenaar', zoals Slagter Joran noemt.

Er is al te veel gezegd en geschreven over deze zaak. Ik laat het nu rusten, Peter R. waarschijnlijk niet. Het stuk van Slagter bevat nog een andere passage - en hier ontbreekt de ironie volgens mij geheel - waar hij op de juridische thematiek ingaat en er accountants bij betrekt. Ik citeer:

'Het valt op dat een misdaadjournalist een aantal strafzaken weet op te lossen, wat professionele rechercheurs niet gelukt is, evenals in een aantal gevallen (Duitse Coop AG, Ahold, Antonveneta, Bouwfraude, Enron) accountants geen fraude hebben kunnen ontdekken, maar dat zulks aan journalisten en andere niet-accountants wél gelukt is. Ik schrijf dit toe aan het feit dat accountants en rechercheurs in hun werk op regels stuiten (ter bescherming van de privacy of van de verdachte) die soms beletten om de waarheid te vinden. Hebben wij aan klokkenluiders, onbevreesd voor opdrachtgevers, meer dan aan accountants voor de fraudebestrijding?'

In de zaak Ahold, althans voor zover het gaat om de kwestie bij US Food Service, kon de accountant fraude wel degelijk ontdekken, althans in ieder geval zijn werk beter doen.

Dat is de stelling van Pieter Lakeman namens SOBI en hij heeft daarin vooralsnog gelijk gekregen van de tuchtrechter, die een accountant van Deloitte in deze heeft berispt. Reden: een gebrek in de controle en daarmee onvoldoende deugdelijke grond voor een goedkeurende verklaring.

Voor zover het bij Ahold ging om de kwestie van de zogeheten sideletters was er sprake van onder meer het achterhouden van informatie voor de accountant. Maar deze kwestie is niet aan het licht gekomen door een journalist of een klokkenluider, zoals Slagter stelt.

In de bouwfraude beschikten accountants over aanwijzingen voor fraude en onregelmatigheden. Zij voelden kennelijk niet de noodzaak dat uitvoerig te onderzoeken en de feiten ook daadwerkelijk als fraude te bestempelen. 'Zij stonden erbij en keken ernaar' stelde de Parlementaire Enquêtecommissie Bouwnijverheid.

Ergo: het lag aan de houding van accountants - hun beroepscultuur en beroepsethos op dat moment - die maakten dat zij niet doortastend optraden. En derhalve niet aan de reden waaraan Slagter het toeschrijft: het feit dat accountants op regels stuiten (ter bescherming van privacy of van de verdachte) die hen soms beletten om de waarheid te vinden.

Bij Enron beschikte de accountant, Arthur Andersen, eveneens over meer aanwijzingen voor onwettelijk gedrag door Enron. En ook daar handelden zij weinig doortastend. Reden waarom thans niet meer over de big five in accountantsland wordt gesproken (hetgeen overigens onjuist is: er bestaat wel degelijk een vijfde kantoor!).

Kortom: de argumentatie van Slagter is onjuist. Het zijn niet de regels die accountants hebben belet fraude te ontdekken. Zij waren het vaak zelf. Vandaar dat er thans een wettelijke meldingsplicht inzake fraude bestaat, dat de Gedragsregels voor accountants zijn aangescherpt, er een vergunningenstelsel is gekomen met toezicht door de Autoriteit Financiële Markten en het tuchtrecht voor accountants is aangescherpt. Dit alles om de verantwoordelijkheid van de accountant, ook als het gaat om fraude, te benadrukken en te bestendigen.

Hopelijk wordt de prestatiekloof die sommige accountants veroorzaken daardoor verkleind en laat het accountantsberoep zien dat zij wel degelijk in staat is haar verantwoordelijkheid te nemen. Dan kan de laatste vraag van Slagter in de geciteerde passage, oprecht negatief worden beantwoord.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Marcel Pheijffer (1967) is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.