Opinie

De VGC in het tuchtrecht: een piketpaaltje

Recent, 21 mei 2008, is een uitspraak (http://www.rechtspraak.nl/, LJN-nummer BD2211) gepubliceerd waarin de Verordening gedragscode (VGC) aan de orde komt. Voor zover mij bekend is dat de eerste keer. Het betreft een uitspraak in hoger beroep, dus van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb).

De kwestie waar het om draait betreft een voormalige maat van PricewaterhouseCoopers. In naam van dit kantoor heeft hij ten behoeve van een cliënt een due diligence uitgevoerd. Tegelijkertijd heeft hij in privé voor dezelfde cliënt opgetreden en daarbij een resultaatafhankelijke vergoeding bedongen. 

Toen dit aan het licht kwam en de landelijke pers haalde, moest de maat per direct bij PwC vertrekken. Het Koninklijk NIVRA diende een tuchtklacht in, waarna de Raad van Tucht de maatregel van doorhaling in het register heeft opgelegd. 

De veroordeling in eerste aanleg was voor wat betreft de resultaatafhankelijke vergoeding gestoeld op overtreding van artikel 24 lid 5 van de GBR: ‘Het is de RA verboden provisie dan wel vergoedingen die afhankelijk zijn van de uitkomst van de arbeid te bedingen of te aanvaarden.' 

In hoger beroep wijst betrokkene erop dat ten tijde van de behandeling voor de Raad van Tucht de Verordening Gedragscode (VGC) reeds van toepassing was en dat daarin wel een resultaatafhankelijke vergoeding is toegestaan, mits het geen assurance-opdracht betreft. 

Het CBb heeft dit verweer niet aanvaard en slaat daarmee een belangrijk piketpaaltje. Het College verwijst naar artikel B1-240-4 van de VGC waarin staat dat de openbaar accountant, alvorens hij een resultaatafhankelijke opdracht aanvaardt voor een door hem uit te voeren aan assurance verwante of overige opdracht, de aard en het belang van de daarmee verband houdende bedreiging beoordeelt. Indien blijkt dat de bedreiging van niet te verwaarlozen betekenis is, treft de openbaar accountant waarborgen die de bedreiging wegnemen of tot een aanvaardbaar niveau brengen. 

En dan het piketpaaltje: ‘Het College kan derhalve de conclusie van betrokkene niet onderschrijven dat het verbod van resultaatafhankelijke beloning niet meer geldt. Het verbod is weliswaar versoepeld voor de niet-assurance werkzaamheden, maar - ook voor die werkzaamheden - niet volledig opgeheven.' 

Kortom, het statement ‘als het niet verboden is, dan mag het' gaat voor toepassing van de VGC niet op. De accountant draagt altijd de verantwoordelijkheid te toetsen of in een situatie die niet verboden is, fundamentele beginselen zoals integriteit en onafhankelijkheid niet in het gedrang komen. 

Dat laatste was - ik zou haast zeggen uiteraard - naar het oordeel van het CBb in casu juist wel het geval. Met ook hier de maatregel doorhaling in het register tot gevolg.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Marcel Pheijffer (1967) is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.