Opinie

Fusie NIVRA-NOvAA: Geen hagelslag maar klare wijn!

Eerder heb ik verklaard voorstander te zijn van de voorgenomen fusie tussen NIVRA en NovAA. Ik ben dat nog steeds. Toen ik daar in januari op deze website over schreef was ik echter wel overtuigder dan dat ik nu ben. Blijkens een recente peiling onder leden neemt de animo voor de fusie onder registeraccountants sowieso af. Dat geeft te denken en is een signaal dat er nog veel werk aan de winkel is voor de bestuurders van de beroepsorganisaties.

Ik ben voor de fusie omdat ik verwacht dat er (op termijn, bijvoorbeeld als er van één titel sprake is - de volgende stap in een logisch proces) meer duidelijkheid over het accountantsberoep ontstaat naar het maatschappelijk verkeer. Maar ook en vooral omdat ik bespeur dat de politieke wens tot een fusie lijkt te zijn omgeslagen in een politieke opdracht. Een opdracht die het beroep hoort op te pakken door verantwoordelijkheid te nemen en leiderschap te tonen. De beroepsorganisaties doen dat en werken hard aan het fusievoorstel.

Ik ken de vele tegenargumenten, bijvoorbeeld van gerespecteerde collega's als Hans Blokdijk en Paul Stoele. Niet omdat ze star zijn, maar omdat ze oprecht niet geloven in de meerwaarde van een fusie. Toegegeven: mijn politieke gevoel dat een fusie (op termijn) onvermijdelijk is en dat je het daarom beter zelf met verstand van zaken kunt regelen, maakt mijn keuze wellicht ook meer tot een gevoelskeuze dan vanuit de kracht van argumenten. Mijn argumenten zullen collega's als Blokdijk en Stoele dan ook vast niet kunnen overtuigen.

Het draagvlak voor de fusie lijkt af te nemen en zoals gezegd is er nog veel werk aan de winkel voor de beroepsorganisaties. Zij menen daar met het concept-fusievoorstel dat op 29 september 2009 werd geopenbaard een belangrijke stap in te hebben gezet. Ik zie het echter als een stap terug. Het is een concept-voorstel waarin ‘warmte' ontbreekt. Een voorstel van 'rationele engelen' - naar de filosoof René ten Bos - die een verstandhuwelijk zonder liefde sluiten. Op belangrijke punten zijn duidelijkere keuzes dan de gemaakte denkbaar, maar het compromis is kennelijk heilig.

Niet limitatief noem ik een aantal aspecten die wat mij betreft bij de verdere uitwerking van het concept-fusievoorstel nog de aandacht vragen:

  1. De titel van het stuk 'Twee titels, één beroepsorganisatie' drukt het compromiskarakter van het stuk perfect uit. Is titelbehoud het argument dat twijfelende leden over de streep moet trekken? Nee toch, mag ik hopen. Stel het dan ook niet centraal (zie ook p. 3 van het voorstel, waarin het titelbehoud nota bene vet wordt afgedrukt).
  2. In de inleiding van het voorstel wordt gesteld dat een gemeenschappelijke organisatie valt te prefereren boven een verdeeld beroep. Niet overtuigend wordt aangegeven waarom dat dan zo is. Het argument 'eenduidig optreden naar buiten toe' vergt meer uitwerking. De argumenten ‘één set beroepsstandaarden' (hebben we min of meer al) en 'gemeenschappelijk en efficiënt onderhoud van de beide titels' (geen dragende reden voor een fusie) overtuigen niet.
  3. Zit de essentie niet veel meer in de ook genoemde 'maatschappelijke behoefte' en de wens van de wetgever? Ja toch, mag ik hopen. Stel dat dan centraal in je uitwerking en werk dat motief goed en duidelijk uit.
  4. Of zit de crux stiekem in kostenverlaging van de bureauorganisatie? Verstop dat argument dan niet achterin het voorstel (p. 26), maar noem het netjes en duidelijk in de inleiding in de opsomming van redenen.
  5. Een bestuur van 13 leden is qua omvang volstrekt uniek en buiten proporties voor de fusieorganisatie waarover we spreken. Het beperkt de slagkracht, zal leiden tot 'gepolder', niet kiezen maar delen. Dat op termijn een kleiner bestuur wordt nagestreefd, is onvoldoende hard en het geheel toont het 'verstandskarakter' van het fusiehuwelijk.
  6. Er zijn meer niet-openbare accountants dan openbare accountants (zie tabel p. 6). Waarom krijgen we dan 8 openbaar accountants in het bestuur tegen 5 anderssoortigen? Dat vergt uitleg en toelichting. Bijvoorbeeld dat het wettelijk gereguleerde beroep de belangrijkste bestaansgrond voor de beroepsorganisaties is. Hetgeen als argument dan juist voeding geeft aan de stellingen van Hans Blokdijk...
  7. Waarom komen er 3 van de 8 van grote kantoren - zijn dat de big four of ligt de knip elders? - en 2 van de middelgrote en 3 van de kleine? Waarom bijvoorbeeld niet 2-2-2 zoals bij de ledengroep? Scheelt alvast weer twee bestuursleden.
  8. En in het verlengde van die dominantie van de tak openbaar accountants: waarom moet (p. 11) de bestuursvoorzitter per se afkomstig zijn uit de openbare praktijk?
  9. Naast het algemeen bestuur van 13 man komt er een dagelijks bestuur van 5 man. Waarom niet één gremium van bijvoorbeeld maximaal 7 man?
  10. Over de bestuurscultuur (p. 11) wordt gesteld ‘besturen op hoofdlijnen' om een regel (!) later te spreken over ‘bestuur bepaalt zelf per onderwerp de diepgang die zij nastreeft'. Elders (p. 14) staat dat het bestuur - weliswaar bij uitzondering - in het bureau kan interveniëren. Dit alles is volstrekt onduidelijk en noopt tot meer toelichting aan de hand van duidelijke voorbeelden.
  11. Er wordt gekozen voor een tweehoofdige directie, maar het waarom wordt niet toegelicht. Is dat het compromis van het fusiespel? Zeg dat dan. En als er een streven is naar draagvlak onder de leden van bestuur en directie, hoe verklaar je dan de directiesamenstelling: ‘Bij voorkeur is één van beiden RA of AA. Dit is echter niet strikt noodzakelijk'. Mijn voorkeur is één duidelijk boegbeeld, de directeur, die natuurlijk RA of AA hoort te zijn. Dat geeft de juiste uitstraling en het benodigde draagvlak. Bovendien staat het hier laten vallen van de RA/AA-eis in schril contrast met de vele posities die in het document worden toegeschreven aan RA-AA's.
  12. Het voorstel ademt uit vooral te gaan over de behartiging van de belangen van het beroep. Onderbelicht is het dienen van het 'maatschappelijk verkeer'. Veel verder dan dat de nieuwe organisatie 'met regelmaat de stem van het maatschappelijk verkeer' moet horen (p. 14) wordt niet gekomen. Het stukje over het 'proces voor de maatschappelijke dialoog' (p. 22) gaat alleen over het proces, niet over de inhoud. Het verdient aanbeveling dit item veel prominenter uit te werken.
  13. Het 'due process' inzake regelgeving en uitingen vergt veel meer uitwerking. De stroperigheid van het proces en het gekonkel binnen de burelen over veel zaken (uit het recente verleden bijvoorbeeld: reactie op de Ahold-uitspraak, geen jaarverslag Ernst & Young, combinatie in- en externe controle, geheimhouding, ‘overstappers' van accountantskantoor naar cliënten) vergt dat.
  14. Ook in de financiële paragraaf heerst het verstand in plaats van liefde. NOvAA separeert een groot deel van het vermogen en brengt dat niet in. Zou daarvoor niet de NIVRA-bibliotheek kunnen worden overgenomen?
  15. Er wordt gesproken over een voor het weerstandsvermogen noodzakelijke niveau (p. 24). Maar hoe hoog is dat? Zou aan het fusievoorstel overigens geen meerjarenbegroting dienen te worden gekoppeld?
  16. Uit het hoofdstuk 'Bureauorganisatie' blijkt dat er moet worden bezuinigd: meer waarde voor minder geld. Concrete maatregel is bijvoorbeeld de invoering van de Balkenende-norm. Maar wat is het sociaal plan en vooral welke kosten brengt dat met zich mee?
  17. Permanente educatie neemt een belangrijke plaats in het organigram in. In het voorstel blijft het onderwerp - net als bijvoorbeeld de bibliotheek, de periodieken 'de Accountant' en Accountant-Adviseur en de website Accountant.nl - onbesproken. Lijkt me relevant om iets over te zeggen: krijgen we straks niet andere, of minder, waar voor minder geld?

Zoals gezegd: ik ben voorstander van de fusie en blijf dat vanuit overtuiging en politiek gevoel. Maar mijn vragen drukken niet alleen het begrip uit voor de twijfelaars en tegenstanders. Het is vooral een boodschap aan de beide besturen van de beroepsorganisaties: u heeft nog veel huiswerk te doen. Ik hoop dat anderen hun huiswerk ook vooraf geven en niet wachten tot de ledenvergadering.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Marcel Pheijffer (1967) is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.