Opinie

Brussel beperkt keuzevrijheid verslaggeving

Nieuwe Europese regels voor verslaggeving raken het oer-Hollandse voorzichtigheidsbeginsel. De jaarrekening van Nederlandse niet-beursgenoteerde bedrijven komt er daardoor straks heel anders uit te zien. Nederlandse ­bedrijven kunnen maar beter nu al anticiperen op de aanstaande regels.

Het voorzichtigheidsbeginsel kent simpel gezegd twee principes: winsten mogen pas worden genomen als zij werkelijk gerealiseerd zijn en verliezen moeten onmiddellijk genomen worden als deze voorzien worden. In de Nederlandse verslaggevingsregels heeft dit beginsel een prominente rol. Het moet voorkomen dat bedrijven zichzelf rijker rekenen dan ze daadwerkelijk zijn. 

De onlangs gepubliceerde voorstellen van de Europese Commissie (EC) tot wijziging van de Vierde en Zevende Europese richtlijn voor verslaggeving perken het beginsel fors in. 

De wijzigingen moeten leiden tot lagere administratieve lasten en meer Europese harmonisatie. Vooral het streven naar harmonisatie betekent in de praktijk minder bewegingsvrijheid voor bedrijven die Nederlandse verslaggevingregels toepassen. Enkele voorbeelden. 

Ten eerste wil de Commissie dat goodwill niet meer van het vermogen wordt afgeboekt of rechtstreeks als kosten wordt verwerkt. In plaats daarvan mag goodwill alleen nog maar op de balans worden geactiveerd om ze vervolgens af te schrijven. Dat is tegen het zere been van veel familiebedrijven, die uit voorzichtigheidsoverwegingen goodwill meestal direct afboeken. 

Ten tweede wil de Commissie een einde maken aan de veel toegepaste lifo-methode last in, first out. Deze methode neemt oude meestal lage inkoopprijzen als uitgangspunt bij het waarderen van voorraden. Dat mag straks niet meer, hetgeen zal leiden tot een hogere waardering van voorraden. 

Ten derde mogen latente belastingen slechts verwerkt worden als deze tot daadwerkelijke belastinglast leiden. Dat betekent dat er minder vaak een voorziening voor latente belasting kan worden gevormd. 

Tot slot stelt de Commissie voor om groepsmaatschappijen in de enkelvoudige jaarrekening niet meer tegen nettovermogenswaarde te waarderen, maar tegen de meestal veel lagere kostprijs. In dat geval wordt de mogelijkheid dividend uit te keren beperkt en ontstaat er tevens een verschil tussen geconsolideerd en enkelvoudig eigen vermogen. 

De jaarrekening van niet-beursgenoteerde bedrijven die gebruikmaken van Nederlandse verslaggevingregels komt er dus heel anders uit te zien. De eerste drie genoemde voorstellen leiden tot een hoger eigen vermogen, de laatste juist tot een lagere, waarmee het dus van invloed kan zijn op het dividend. 

Het Europees Parlement en de lidstaten van de Europese Unie zijn nu aan zet. Vervolgens moeten de lidstaten deze voorstellen overnemen in hun nationale wetgeving, wellicht al in 2014. 

Dan verdwijnen mogelijk enkele boekhoudregels die traditioneel veel in Nederland worden toegepast. Dat betekent minder keuzevrijheid en in het algemeen een hoger eigen vermogen. 

Gezien de impact van de voorstellen doen Nederlandse niet-beursgenoteerde bedrijven er verstandig aan nu al vooruit te lopen op deze ontwikkelingen. Om te beginnen door de effecten op de jaarrekening te onderzoeken en belanghebbenden, zoals aandeelhouders en banken, te informeren. Immers, 'reken uzelf net zo rijk als u bent' is straks nog het enige correcte beginsel.

Deze opinie is verschenen in het Financieel Dagblad van12 januari 2012

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Hugo van den Ende is senior director bij PwC en docent Erasmus School of Accounting & Assurance.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.