Opinie

Nogmaals DSB-dossier en Accountantskamer

De beslissing van de Accountantskamer in de zaak tegen een accountant van Ernst & Young inzake de controle van de jaarrekening van DSB is voor velen onbevredigend. En wel omdat in het midden blijft of de gebreken in de controle zodanig zijn dat ten onrechte een goedkeurende verklaring is afgegeven.

Dat is echter niet te wijten - zoals in diverse reacties op de uitspraak doorklinkt - aan de Accountantskamer. Het rechtscollege dient te oordelen over datgene waarover is geklaagd en mag en kan niet te pas en te onpas over andere zaken oordelen. Dat heeft de Accountantskamer dan ook niet gedaan. De uitspraak is wat dat betreft keurig binnen de lijnen van de klacht gebleven.

Het is dus wel te wijten aan de klacht en de klaagster, de AFM. Die heeft de stelling dat geen goedkeurende verklaring had mogen worden afgegeven pas ter zitting aangevoerd. De Accountantskamer daarover: 'Niet valt in te zien echter dat dit onderdeel niet al in het klaagschrift had kunnen worden opgenomen, althans niet al tijdig voor de zitting naar voren had kunnen worden gebracht, zodat het een niet toegestane aanvulling van de klacht betreft. Dat is reden om dit klachtonderdeel hier buiten beschouwing te laten.'

Een - door de AFM - gemiste kans dus. En daarmee een punt van kritiek. Dat doet zich ook voor op een ander belangrijk aspect: de continuïteitsveronderstelling. De AFM introduceert daarin een middenpositie, tussen going concern en gerede twijfel over de continuïteit. Een positie waarvoor de relevante richtlijn (COS 570) onvoldoende aanknopingspunten biedt.

De Accountantskamer stelt dan ook dat klaagster 'in wezen de introductie van een nieuwe norm bepleit, waarvan geheel onduidelijk is waartoe deze verplicht'.

En ook op een ander belangrijk aspect, namelijk het punt aangaande het bestaan en de waardering van de vordering van DSB Bank op DSB Beheer, behaalde de AFM geen significante punten. Onder meer omdat de accountant in zijn verweer komt met controledocumentatie die - aldus de Accountantskamer - 'zich in het dossier bevindt maar door klaagster kennelijk over het hoofd zijn gezien'.

Kortom: de beslissing van de Accountantskamer bevat diverse aanwijzingen waaruit de AFM lering kan en moet trekken. Zowel de behandeling van de zaak ter zitting als de uitspraak van de Accountantskamer roepen het beeld op dat de AFM stevig op de formele aspecten ingaat en weinig op de materiële kanten van de controle. Met name de vele brieven van DNB in het kader van het 'verhoogd toezicht' waaronder DSB Bank (sedert het najaar van 2007) stond, alsmede een 'klokkenluidersbrief' van voormalig bestuurslid Jaap van Dijk (12 november 2007), roepen vele - ook controletechnische - vragen op. Deze stukken gaan onder meer over de gebreken in de corporate governance, compliance, interne controle, automatisering en de voorziening oninbare kredieten.

Vorenstaande laat echter onverlet dat meerdere AFM-klachten in niet mis te verstane bewoordingen door de Accountantskamer gegrond zijn geacht. Hetgeen zowel de controlerend accountant in persoon als Ernst & Young als accountantsorganisatie zich mag aantrekken. Kernverwijten zijn:

  1. dat de documentatie in het accountantsdossier niet althans onvoldoende op orde is;
  2. dat er op belangrijke onderdelen onvoldoende controle-informatie is verkregen; en
  3. dat de accountant te zeer heeft geleund op mededelingen van zijn cliënt.

Belangrijk is dat die verwijten met name zien op de post kredieten. Deze balanspost bedroeg ruim 69 miljard euro en maakte ruim 86 procent uit van het balanstotaal. Dat dit als 'materieel' kan worden geduid, is een eufemisme.

In rechtsoverweging 4.6.10 van de beslissing wordt het volgende gesteld: 'De Accountantskamer hecht eraan op te merken dat uit het vorenstaande niet volgt dat de kredieten voor een onjuist bedrag in de jaarrekening zijn opgenomen.'

Mijn kanttekening daarbij is dat dit laatste - gegeven het oordeel van de Accountantskamer - niet dankzij maar ondanks de accountantscontrole moet worden vastgesteld. De accountant is er immers niet in geslaagd de toezichthouder AFM en de Accountantskamer ervan te overtuigen dat de controle toereikend is geweest.

En daarmee is weliswaar niet vastgesteld dat de goedkeurende accountantsverklaring ten onrechte is afgegeven, maar evenmin is vastgesteld dat deze terecht is afgegeven.

Genoeg nog om over na te praten. De curatoren in dit dossier zullen dat zeker doen. Zo stelt de curator van DSB Bank: 'Hoewel de verwerking van bepaalde posten in de jaarrekening 2008 op zich wellicht was toegelaten, moet betwijfeld worden of deze jaarrekening als geheel wel een getrouw beeld gaf.'

De curator van DSB Beheer constateert dat de accountant in december 2008 bekend was met het feit dat DSB Beheer zonder aanvullende maatregelen niet voldoende liquide was om aan gegarandeerde verplichtingen te voldoen. Reden voor de curator om de positie van Ernst & Young in deze te bezien.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Marcel Pheijffer (1967) is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.