Opinie

Cijferanalyse (I)

Als liberaal had ik nooit zoveel met de discussies over beloningen en bonussen. De hoogte daarvan mag best aan de markt worden overgelaten. Maar hoe meer de markt excessen toont, des te socialer en genuanceerder wordt mijn stellingname. Ook ten aanzien van de partnervergoedingen binnen de grote accountantsorganisaties.

Mijns inziens zijn de Tweede Kamer en het volk terecht boos als een falende directeur van een woningcoöperatie na jarenlang een fors salaris te hebben genoten, ook nog eens wegloopt met miljoenen aan pensioengeld. Mijns inziens is die boosheid ook terecht ten aanzien van overbetaalde bankiers die hebben gefaald. En ook is het terecht een discussie te voeren over de hoogte van salarissen aan de top van ziekenhuizen, onderwijsinstellingen en andere organisaties met een publiek karakter of sociale taak.

Zo ook over accountants die wettelijke controles uitvoeren bij organisaties van openbaar belang. Dienen zij die in feite een publieke taak uitvoeren naar private maatstaven te worden beloond? Mijn liberale hart zegt dat dat geen probleem is, indien zij hun taak uitstekend en zonder terecht kritiek te krijgen uitvoeren.

Maar nu de maatschappelijke kritiek zich richt op accountantsorganisaties die juist bij dat type controles onvoldoende hebben gepresteerd, komt de vraag op of betrokkenen die daarvoor verantwoordelijkheid droegen en dragen wel proportioneel zijn vergoed. Oftewel: staan beloning en prestaties in de juiste verhouding tot elkaar?

Teneinde dat debat perspectief te geven trok ik een steekproef van uiteindelijk dertien betrokkenen uit het Accounting Establishment. Gegevens over hun persoonlijke holdings zijn via de Kamer van Koophandel makkelijk te achterhalen. Betrokkenen vervullen of vervulden aansprekende functies binnen de accountancy: partner en/of bestuurder, al dan niet gecombineerd met een hoogleraarschap, commissariaat of financieel directeurschap.

Het levert ten aanzien van de groep van dertien het volgende beeld op:

  • totaal eigen vermogen op de balans: 32 miljoen euro;
  • gemiddeld eigen vermogen op de balans: 2,5 miljoen euro;
  • hoogste eigen vermogen op de balans: 7,1 miljoen euro;
  • totaal pensioenvermogen op de balans: 16,3 miljoen euro;
  • gemiddeld pensioenvermogen op de balans: 1,25 miljoen euro;
  • hoogste pensioenvermogen op de balans: 2,4 miljoen euro.

 

Het vermogen is opgebouwd binnen de persoonlijke holdings. Ik heb gebruik gemaakt van de gedeponeerde cijfers van het laatste jaar dat bij de Kamer van Koophandel beschikbaar is. Vorenstaande betreft openbare informatie die voor eenieder toegankelijk is. Ook openbaar - via het kadaster - is de informatie over woningen en hypotheken. Althans, voor zover van betrokkenen het privéadres beschikbaar is. Google maps toont dat het niet om het minste type woningen gaat.

Er zijn in de steekproefgroep overigens personen opgenomen die beschikken over meerdere woningen en auto's. Kortom het feitelijke vermogen is vaak fors hoger dan bovenstaande cijfers duiden.

Het vermogen is met name gegroeid in die jaren dat de betrokkenen een grote (bestuurs)verantwoordelijkheid droegen en/of dragen binnen het accountantsvak. Voor hen betreft dat de jaren van de boekhoudschandalen en de financiële crisis.

Het betreft ook de jaren waarin de kritiek op accountants is opgebouwd, sommigen zullen zelfs zeggen: geëxplodeerd. De jaren waarover het Accounting Establishment het verwijt krijgt te weinig te hebben gedaan om de boekhoudschandalen en de financiële crisis te voorkomen. De jaren waarin de gevestigde orde binnen de accountancy, naar de mening van velen binnen het maatschappelijk verkeer, te weinig heeft gedaan en onvoldoende verantwoordelijkheidsbesef heeft getoond om het tij te keren.

In een volgende blog zal ik deze cijfers in het perspectief zetten van een discussie over de hoogte van partnersalarissen (mede in het licht van die van medewerkers binnen een accountantsorganisatie), de (ergheid van) prijsdruk in de sector, maar ook in het licht van de Actal-discussie.

In dat verband refereer ik aan de opmerking van Leen Paape onder de recente opiniebijdrage van Jan Bouwens op deze site, die mij aan het denken zette: "Een gemiddeld winstaandeel van een partner van € 600.000 bij de Big Four is erg hoog en niet alleen maatschappelijk zeer discutabel voor een monopolist op een dienst (...)."

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Marcel Pheijffer (1967) is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.