Opinie

Solvabiliteitsratio mag geen fopspeen zijn

In een reactie op de bijdrage 'Duurzame zorg' signaleert A.W. Schmidt 'terzijde' een belangrijk probleem. "Een ander probleem is de enorme inefficiency, ziekenhuizen breiden maar uit." Voor mij aanleiding om een jaarverslag 2011 van een willekeurig gekozen ziekenhuis te bekijken op internet.

Bij ziekenhuis Reinier de Graaf Groep lees ik een verhaal dat mij bekend voorkomt. Ambitieuze nieuwbouwplannen, vlottende activa 50 miljoen, kortlopende schulden 110 miljoen (gelukkig is er op 28 december 2011 - bij de katholieken bekend als de feestdag van Onnozele Kinderen - een nieuwe financieringsovereenkomst ondertekend met een degelijk bankconsortium). 

In het jaarverslag wordt op pagina 86 gesteld "Banken en het Waarborgfonds voor de Zorgsector stellen hogere eisen aan de solvabiliteit". Over eisen en risico's ten aanzien van liquiditeit wordt niets gezegd. 

Als kengetal voor de solvabiliteit wordt gekozen voor de definitie eigen vermogen / balanstotaal.

Ik dacht dat dit anders moest zijn, ben gaan kijken op Wikipedia en lees daar met verwijzing naar het Basisboek Bedrijfseconomie van P. de Boer, M.P. Brouwers en W. Koetzier het volgende en mijns inziens veel betere verhaal. 

"Onder de solvabiliteit van een onderneming wordt verstaan de mate waarin zij in geval van liquidatie kan voldoen aan haar financiële verplichtingen aan de verschaffers van vreemd vermogen. Aangezien de liquidatiewaarde (verkoopwaarde) van de vaste activa niet bekend is, moet er bij de bepaling van de liquiditeit worden uitgegaan van de boekwaarden van de activa, zoals deze zijn opgenomen in de balans." (...) 

"Hierbij is dan de vraag aan de orde of de onderneming voldoende eigen vermogen heeft om in geval van liquidatie alle verschaffers van vreemd vermogen hun leningen terug te betalen." (...) 

"Banken berekenen vaak een aangepaste solvabiliteitsratio; ze 'corrigeren' de jaarrekening door de realisatiewaarde te gebruiken in plaats van de boekwaarde. Er zijn namelijk bepaalde balansposten die wel voor een bepaalde waarde geboekt staan, maar dat betekent niet dat men er effectief (dus ook tijdig, J.W.) geld voor krijgt in geval van liquidatie." 

Ik trek hieruit de conclusie dat de solvabiliteitsratio op basis van boekwaarden, zoals vermeld in de theorie, bij ondernemingen en organisaties met mogelijke liquiditeitsproblemen een fopspeen van de eerste orde is. 

Mijn aanzet voor een betere aanpak: 

  • Bij de bepaling van de solvabiliteitsratio moet niet het balanstotaal of het totale vermogen worden gebruikt, maar de totale boekwaarde van de activa.
  • De verdeling van die activa over vaste activa en vlottende activa geeft meteen aan in hoeverre het eigen vermogen is vastgelegd in vaste activa en dus op korte termijn nauwelijks kan bijdragen aan verbetering van de liquiditeit.

In die gevallen moet de gepubliceerde solvabiliteitsratio worden vervangen door de gecorrigeerde solvabiliteitsratio zoals de banken die hanteren. Dat geeft een spectaculaire verandering van beeldvorming! 

Stel: eigen vermogen is 20, vreemd vermogen 80 en totale boekwaarde van de activa 100, waarvan vaste activa 70, vlottende activa 30. Solvabiliteitsratio op basis van boekwaarde is dan (20/100): 20 %

In het (niet onwaarschijnlijke) geval van nood moeten vaste activa worden verkocht om aan geld te komen. Een boekverlies van 17, zeg totaal 15 is niet onaannemelijk. 

Dan worden de getallen: Eigen vermogen 20-15 = 5 Balanstotaal 100-15 = 85 Gecorrigeerde solvabiliteitsratio is dan (15/85): 5,9 %

De berekening van de banken is dus een echte Acid Test. Ik pleit dan ook voor een andere specificatie in de balanstotalen als aanvullende informatie in het jaarverslag: 

Activa:

  • Liquiditeiten van de eerste orde: binnen drie maanden om te zetten in geld
  • Liquiditeiten van de tweede orde: binnen een periode van drie tot twaalf maanden om te zetten in geld
  • Liquiditeiten van de derde orde: slechts in geld om te zetten op lange tot zeer lange termijn.

Passiva:

  • Schulden van de eerste orde: opeisbaar binnen drie maanden
  • Schulden van tweede orde: opeisbaar binnen een periode van drie tot twaalf maanden
  • Schulden van de derde orde: opeisbaar op lange tot zeer lange termijn
  • Niet opeisbaar: eigen vermogen.

Een prachtig theoretisch framework, waarin de geruime tijd geleden afgestudeerde studenten de restanten van de fixed capital section en de working capital section (elk met een eigen saldo en bijbehorende conclusies) kunnen herkennen en die kunnen verrijken met de moderne denkbeelden over fair value. 

There is not one way to present financial figures. But there is always a better way!

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Jan Weezenberg is pensionado. Voorheen was hij onder meer hoofd van het kenniscentrum voor toegepaste bedrijfseconomie van Corporate Accounting Philips International, Universitair Hoofddocent Informatiemanagement aan de Open Universiteit Nederland.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.