Opinie

Tegenoffensief en wetenschappelijk onderzoek

Er is een offensief gaande tegen de door de politiek aangenomen maatregelen inzake kantoorroulatie en de scherpere scheiding tussen controle en advies. De kosten zouden door de maatregelen stijgen en de kwaliteit zou eerder lager dan hoger worden. Dit alles te schragen door wetenschappelijk bewijs.

Het offensief valt het beste te karakteriseren als mosterd na de maaltijd. Of als de tranen van 'kinderen' die hebben verloren tijdens een potje politiek knikkeren (lobbyen). Een gemiste kans bovendien van een degenen die nu pas spreken en met argumenten komen en er niet waren toen het er politiek om ging.

Ik heb mij eerder als voorstander opgeworpen van de nieuwe wetgeving. Vooral omdat het accountantsberoep niet in staat was en is om zelf met iets beters te komen. Ook dat is een gemiste kans, maar dat terzijde. Dat de kosten toenemen, neem ik daarbij voor lief. Indien het beroep de boodschap maar heeft begrepen dat het beter kan en vooral moet; en zich daar dan ook naar gedraagt.

De kwaliteit van de accountantscontrole zal vooral omhoog moeten gaan (in de nationale context) door het vergunningenstelsel, alsmede door het toezicht van de AFM en de stevige tucht door de Accountantskamer.

Die context maakt het wetenschappelijk onderzoek waar vaak naar wordt verwezen wat mij betreft grotendeels irrelevant: dat speelt zich namelijk nauwelijks af binnen die context. Je moet een voetbalwedstrijd niet uitleggen of verklaren aan de hand van hockey-spelregels . De twee sporten kennen overeenkomsten, maar ook grote verschillen.

Maar ook los van deze vergelijking, heb ik moeite met de wetenschappelijke onderzoeken op het gebied van controlekwaliteit. Dergelijke onderzoeken zijn veelal gebaseerd op een analyse van de accruals in relatie tot de mate van resultaatsturing. Concreet gaat het dan om allerhande keuzes die in het verslaggevingsproces worden gemaakt of ten aanzien van de (timing van) operationele activiteiten.

Laat ik vooropstellen dat vele topwetenschappers dergelijke analyses hanteren en daarover in topbladen publiceren. Hetgeen mij nimmer is gelukt en ook niet zal lukken, waarbij ik in het midden laat of dat komt door een gebrek aan kunnen of ambitie dienaangaande.

Maar de vraag voor mij is vooral: wat kunnen we met die topwetenschappers die in topbladen publiceren in de praktijk? Want hun analyses kennen nogal wat beperkingen. Ik noem er een aantal.

Veel van de - onder meer door collega Jan Bouwens - vaak genoemde onderzoeken zien niet op de Nederlandse of Europese situatie. Ergo: hoe moeten we de waarde van die onderzoeken in onze context duiden?

Bovendien: de resultaten van die onderzoeken zijn vaak helemaal niet zo overtuigend en eenduidig als vaak wordt voorgesteld. Veelal blijft het bij de vaststelling dat de combi controle-advies niet zichtbaar nadelig werkt op de controlekwaliteit. Dat is al iets heel anders dan 'kind met het badwater weggooien' zoals weleens wordt beweerd door degenen die met dergelijk onderzoek pronken. Het bestaan van dat kind is helemaal niet zo overtuigend aangetoond.

Van groot belang is voorts het antwoord op de vraag of winststuring met accruals binnen of buiten wet- en regelgeving voorkomt. Zolang het er binnen is, valt er voor een accountant - althans dat betogen zij zelf vaak - weinig aan te doen. En natuurlijk is het zo dat we binnen wet- en regelgeving tot meer maar ook minder kwaliteit kunnen komen.

Maar als we het van belang vinden daar iets over te zeggen, dan moeten we consequent zijn en dat niet alleen in termen van controlekwaliteit doen. Dan moeten we ook iets durven te zeggen over de kwaliteit van de gerapporteerde winst. En dat nu is voor veel accountants een brug te ver.

Ook van belang is dat in de onderzoeken die uitgaan van 'meten is weten', positieve factoren of succes op een te makkelijke wijze aan de accountant worden toegerekend. Ofwel: is een geringe mate van winststuring nu de verdienste van de accountant of van de directie van een onderneming en/of haar commissarissen? Er zijn immers veel directieleden en commissarissen die het gewoon uit zichzelf goed en netjes willen doen. Kortom: het gaat er in onderzoek om die ondernemingen te selecteren waarin op het punt van accruals en winststuring een discussie met de accountant heeft gespeeld.

In wetenschappelijke termen wordt dan gesteld ‘we proxy audit quality by accrual quality'. Een stelling waar wat mij betreft dus het nodige op valt af te dwingen. En grappig genoeg beginnen nagenoeg alle wetenschappelijke papers en artikelen die de accruals tot meetmodel voor controlekwaliteit verheffen, met het benoemen van de beperkingen van dat model.

Hetgeen - vanzelfsprekend - niet meer wordt benadrukt zodra de wetenschappers (of lobbyisten) de conclusies van dergelijk onderzoek gebruiken voor hun argumentatie.

Bovendien worden in de analyses van ‘accruals' en winststuring, de negatieve effecten (met name de soms hoge kosten) van gevallen waarin het mis is gegaan en maatschappelijke verliezen moeten worden genomen, nu net niet gekwantificeerd en meegewogen.

En van die effecten kunnen we wat mij betreft meer leren. Ik heb - ook wetenschappelijk bezien - dan ook meer met de gevalsstudies. Met de rapporten van onderzoekscommissies. Of die van toezichthouders.

Zo heb ik meer op met het recente AFM-rapport over de adviescontracten dan met de  'klaagzang' van Randstad-cfo Robert-Jan van de Kraats. Ik wil best van hem aannemen dat het bij zijn organisatie allemaal netjes gaat en dat er ook negatieve effecten kleven aan de wetgeving. Geen misverstand daarover. Maar zijn verhaal is niet compleet: het AFM-rapport gaat niet over de situaties die hij beschrijft.

Nee, ik had van Van de Kraats - lid van de raad van commissarissen bij SNS (sinds 12 oktober 2006) - veel liever het verhaal gehoord over SNS. Over de rol bijvoorbeeld van de controlerend accountant bij de beoordeling van de forensische onderzoeken van de Holland Integrity Group (HIG). En over hoe verstandig het was van het management (en/of de commissarissen) van SNS om HIG in plaats van de controlerend accountant dergelijke onderzoeken uit te laten voeren. En of de controlerend accountant op een correcte wijze heeft geoordeeld toen hij lucht kreeg van die forensische onderzoeken waarover deze niet tijdig door het management was ingelicht.

Beoordeling van casuïstiek met rauwe kantjes - DSB, Econcern, Innoconcepts, Landis, SNS, Van der Moolen , Vestia - leert mij meer over de potentiële spanningen in het functioneren van accountants in moeilijke situaties dan wetenschappelijk onderzoek (zelfs los van de gehanteerde methodologie) binnen een massa aan ondernemingen die het waarschijnlijk grotendeels  uit zichzelf al goed doen.

Bovendien gaat er juist in de casuïstiek met rauwe kantjes om dat de accountant zijn professioneel-kritische instelling toont en de rug recht.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Marcel Pheijffer (1967) is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.