Opinie

Ten halve gekeerd

Bij monde van Huub Wieleman keert de NBA op haar schreden terug in de discussie over adviescontracten. Gelukkig maar. Koos de NBA vorige week nog de vlucht naar voren en daarmee de confrontatie met de AFM, thans stelt ze zich op als postiljon d'amour en doet ze een oproep tot meer openheid aan zowel de 'grote vier' als de AFM.

Niet dat de NBA haar mijns inziens foutieve opstelling van vorige week geheel heeft verlaten. Ook klinkt er nu niet opeens een mea culpa. En ook op de verwoording door de voorzitter valt het nodige af te dingen (met name het verwijt dat de AFM vorige week 'voorbarig' heeft gecommuniceerd is betwistbaar. Het was immers de NBA die met het verhaal naar buiten kwam, nota bene zonder het rapport van de AFM te hebben gelezen).

Arnout van Kempen is in een reactie op Wielemans bijdrage reeds spitsvondig ingegaan op die verwoording door de voorzitter. En ook de bijdrage van Toine Goossens spreekt in de context boekdelen.

Maar nu het pad van de confrontatie door de NBA voor de bühne is verlaten - daarachter zal nog wel een stevig woordje met de AFM worden gesproken - en het pad van de verzoening is ingeslagen, doet de beroepsorganisatie weer waarvoor deze (onder meer) is: het bevorderen van een goede beroepsuitoefening door accountants en het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van accountants.

Want de discussie waar het hier over gaat - de duiding van adviescontracten - hoort bovenal een discussie te zijn tussen de betrokken accountantsorganisaties en de AFM. En nu die discussie openbaar is, zou het inderdaad mooi zijn - zoals de NBA ook wenst - dat er meer duidelijkheid over de feiten komt.

En waar de betrokken accountantsorganisaties de nadruk zullen leggen op dat deel van de 277 betrokken adviescontracten en situaties waarmee niets aan de hand is, dient het daarbij natuurlijk te gaan om de contracten en kwesties waar wel iets mee aan de hand is of was.

Ten eerste de aanleiding tot het onderzoek: een signaal afgegeven door een oob-organisatie en de andere signalen waarop de AFM vervolgens - mede door een opvraging van contracten bij de accountantsorganisaties - is gestuit.
Ten tweede de contracten die door de accountantsorganisaties zijn beëindigd of aangepast.
Ten derde de contracten die zien op overeengekomen specifieke werkzaamheden.
Ten vierde de 'open' - althans onvoldoende specifieke - contracten in de fiscale sfeer.

Dat er bij elk van de big four sprake was van dubieuze contracten (ten minste één per kantoor, dus niet alleen het signaal vanuit de klokkenluidende oob-organisatie) is wel duidelijk, nu de AFM de grootste accountantsorganisaties alle vier aanspreekt. Daarmee komt nu voor het eerst in een AFM-rapportage ook PwC nadrukkelijk in beeld.

De casuïstiek waarin het mis gaat is voor mij belangrijker dan het aantal contracten. Die casuïstiek gaat namelijk over het gedrag van mensen binnen onze accountants- en adviesorganisaties, maar ook over het kwaliteitsbeheersingssysteem binnen die organisaties.

Dat gedrag en die kwaliteit moeten worden bezien in de context van eerdere rapporten en andere handhavingsacties van de toezichthouder: diverse algemene rapporten, sancties tegen onder meer Deloitte en Ernst & Young en aanhangig gemaakte tuchtzaken.

De aard van het door de AFM op basis van wet- en regelgeving gewenste gedrag en het bijbehorende kwaliteitsniveau zijn nu zo langzamerhand wel duidelijk. En dat het gewenst is dat wet- en regelgeving zowel naar de letter als de geest dienen te worden nageleefd mag toch geen verrassing heten.

Bij de letter past dat de accountantsorganisaties de nadruk leggen op de ingangsdatum van de overgangsregeling die in casu een belangrijke rol speelt: 1 januari 2013. Maar die datum maakt nog niet dat bij alle contracten die voordien zijn afgesloten ook is gehandeld naar de geest van de regelgeving.

De AFM stelt in haar rapport in dat verband het volgende als norm (in mijn woorden weergegeven): je zou verwachten dat nieuwe contracten zijn gericht op afbouw en overdracht van diensten. En dus niet op de maximale benutting van de overgangstermijn.

Een norm die duidelijk genoeg is. Die begrijpelijk is. Werkbaar. Gegeven de democratische besluitvorming ook volstrekt logisch. Conform de geest van hetgeen met de wet is beoogd.

Ergo, de oproep van de NBA om naast de feiten ook duidelijkheid te geven over de toegestane interpretatie van de overgangsregeling is overbodig. De AFM stelt - en dat is ook de taak van de toezichthouder - een duidelijke norm.

Maar niet voor de accountantsorganisaties. Die mijmeren over nog niet afgeronde hoor en wederhoorprocedures. Leggen in hun reacties louter de nadruk op de datum van 1 januari 2013. En nemen daarmee een selectief loopje met de feiten.

Waar het namelijk echt om gaat is dat signaal vanuit een oob-organisatie waarmee het AFM-onderzoek is gestart en de naar aanleiding van dat onderzoek beëindigde of aangepaste adviescontracten.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Marcel Pheijffer (1967) is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.