Opinie

Valsheid in geschrifte en de accountantsverklaring

In mijn opleidingstijd liep er een straf- en tuchtzaak tegen drie accountants uit Leeuwarden. Ondanks dat zij weet hadden van een omvangrijk zwartgeldcircuit bij hun cliënt, gaven zij een goedkeurende accountantsverklaring af. Valsheid in geschrifte, concludeerde het Openbaar Ministerie. Hetgeen de Rechtbank onderschreef.

Onlangs werd ik aan de kwestie herinnerd toen iemand mij vroeg of er een gerechtelijke uitspraak bestond over een accountant die ten aanzien van de accountantsverklaring valsheid in geschrifte had gepleegd. Na veel moeite wist ik het vonnis te achterhalen (Rechtbank Leeuwarden, 28 december 1989).

De Rechtbank wijst in het vonnis 'op de omstandigheid dat het, voor zover bekend, thans de eerste maal is dat registeraccountants wegens een valsheid in geschrift als de onderhavige worden vervolgd'. Met 'onderhavige' wordt gedoeld op een 'valse goedkeurende verklaring'.

Mij zijn - voor of na deze uitspraak uit 1989 - geen andere gerechtelijke uitspraken in soortgelijke gevallen bekend. Maar feit is dus dat een veroordeling van een accountant voor het valselijk opmaken van een accountantsverklaring mogelijk is.

In dit geval ging het om drie accountants: een vennoot/vestigingshoofd, de tekenend accountant en een medewerker. Het is aardig om eens naar de strafmotivering van de Rechtbank ten aanzien van deze personen te kijken.

De vennoot/vestigingshoofd krijgt een harde veeg uit de pan: 'Voor het gedrag van verdachte met betrekking tot de tenlastegelegde en bewezen feiten kan de rechtbank geen goed woord over hebben. Hij heeft gefaald als vennoot en als hoofd van de vestiging Leeuwarden van een groot accountantsconcern'.

En verder: 'Zijn houding tijdens het onderzoek is de rechtbank als uiterst onwaarachtig voorgekomen. Niet alleen omdat hij, ook toen hij werd geconfronteerd met zeer belastend bewijsmateriaal, tegen beter weten in bleef ontkennen schuldig te zijn. Door zijn opstelling ten processe heeft hij zijn rol als leider van een accountantsonderzoek afgeschilderd als vrijwel nutteloos.'

Over de rol als leider: 'Hij plaatste zich op een ivoren toren door te stellen dat hij geen contact onderhield met het onderzoeksteam en dat hij slechts kennis nam van de resultaten van het onderzoek via de aan hem toegevoegde accountant. Diens bevindingen en conclusies besprak hij dan met de directie van de onderneming.'

Herkenbare rolverdeling. Ook nog heden ten dage. Heb het zelf recent meegemaakt. Controleleider en partner bespreken met een collega en mij de jaarrekening. De partner voert het woord op basis van een A4-tje met aantekeningen, opgesteld door diens medewerker. Het lag voor hem op tafel en ik kon het - weliswaar op de kop bezien - meelezen. Er stond onder meer iets in over het feit dat goed opletten noodzakelijk was in verband met mijn positie en kritische houding in het accountantsdebat. Maar dat terzijde.

Terug naar de uitspraak, waarin de Rechtbank als volgt verder gaat: ‘Het vorenoverwogene zou de vraag kunnen oproepen of bij verdachte wellicht ieder inzicht in de taak van een (leidinggevend) accountant heeft ontbroken. Mede op grond van het college dat hij het rechercheteam in zijn verklaring heeft gegeven omtrent onder meer de ethiek in zijn beroep moet deze vraag uiteraard ontkennend worden beantwoord. Dit kan dan wel weer de vraag oproepen of deze verdachte niet de auctor intellectualis is geweest van het zwartgeldcircuit [...], zoals enkele door het rechercheteam gehoorde getuigen hebben aangegeven.'

De collega-partner, die de accountantsverklaring feitelijk heeft ondertekend, is ook veroordeeld. De Rechtbank wijst in deze op de tussen hem en de vestigingsleider bestaande ‘verhouding van ondergeschiktheid' en stelt dat deze 'ongetwijfeld een rol heeft gespeeld bij het nemen van de herhaalde beslissing om een valse goedkeurende verklaring te ondertekenen.'

Toch volgde een veroordeling, omdat vorenstaande de betrokkene gegeven zijn eigen verantwoordelijkheid niet ontlast. Wel maakt het zijn gedrag minder strafwaardig, temeer daar hij ernaar streefde het zwartgeldcircuit op zo kort mogelijke termijn af te bouwen. Echter, aldus de Rechtbank, het 'functioneren - of zo men wil - het disfunctioneren van de verdachte vestigingsleider is een belemmering geweest om aan dit streven uitvoering te geven.'

Bovendien neemt de Rechtbank de tekenend accountant kwalijk dat hij op de medewerker - de derde persoon in kwestie - druk heeft uitgeoefend. Die heeft onder die druk ook ondertekend omdat deze verdachte 'de vrees kon koesteren dat het niet ondertekenen van de valse goedkeurende verklaring hem in moeilijkheden zou brengen in de werksfeer' en 'dat dit zou kunnen leiden tot zijn ontslag'.

Al met al een mooie en vooral leerzame casus (die in de praktijk naar mijn stellige overtuiging vaker is voorgekomen en voorkomt dan alleen in deze beschreven casus waarin veroordelingen zijn gevolgd). Bijvoorbeeld in het kader van het onderwijzen over professionele ethiek in de opleiding. Of tijdens vaktechnische overleggen binnen accountantskantoren. Of in het kader van een NBA-project als 'Lerend vermogen'.

We hoeven immers niet (altijd) naar andere beroepsgroepen te kijken om te leren, verbeteren en te innoveren.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Marcel Pheijffer (1967) is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.