Opinie

Het einde van de relevantie van de jaarrekening

De externe gebruiker ontleent bijna geen betekenis meer aan de jaarrekening. Dit kan worden veranderd als toezichthouders en accountants gedurfder verslaggeving introduceren.

Voor ondernemingen die in het huidige tijdsgewricht naar de beurs worden gebracht, geldt dat het winstcijfer nog slechts voor 2,6 procent de prijs van het aandeel verklaart. In de periode 1970-1974 was dat nog 20,4 procent, een reductie van de relevantie met ruim 87 procent. Deze cijfers zijn afkomstig van Anup Srivastava. Hij laat zien dat de relevantie van het winstcijfer sterk aan betekenis heeft ingeboet als informatiebron voor de belanghebbenden buiten het bedrijf.

De hoofdverklaring die Srivastava geeft voor deze ontwikkeling is dat kennis thans een veel groter aandeel van de waarde van een product of dienst vertegenwoordigt dan in de jaren zeventig. De kennisintensiteit komt in onze verslaggeving tot uitdrukking in onder meer de grootboekrekeningen goodwill en ontwikkelkosten.

De matching tussen de consumptie van de onderliggende activiteiten en de erkenning van opbrengsten in de jaarrekening, is met de toename in betekenis van dit ontastbare deel van het  geleverde product (de dienst) teruggelopen.
Zo zien we dat immateriële activa slechts in beperkte mate mogen worden geactiveerd (goodwill) terwijl de kosten verbonden aan kennis die men zelf ontwikkelt bijna zonder uitzondering in het jaar van uitgave in de resultatenrekening verschijnen en niet op het moment dat de bijbehorende omzet ontstaat.
Het gevolg is dat de matching tussen opbrengsten en bijbehorende kosten - gemeten als hoe de huidige omzet wordt verklaard door huidige uitgaven - sinds de jaren zeventig is gehalveerd. Het gevolg is dat de gebruiker geen informatie meer kan ontlenen aan de jaarrekening.

Het gebrek aan matching kon ontstaan omdat de opstellers van jaarrekeningen en regelgevers er niet in zijn geslaagd werkbare modellen te ontwikkelen. Helaas weten we maar weinig van dit proces, maar een voorbeeld zou de HBS-casus kunnen zijn. Die beschrijft hoe Steve Jobs tracht onder subscription accounting uit te komen als hij zijn iPhones verkoopt. De stelling van Jobs was dat hij zijn omzet volledig realiseert op het moment dat de klant de iPhone aanschaft, en niet pas na twee jaar, als het telefoonabonnement afloopt.

Jobs kreeg uiteindelijk toestemming voor onmiddellijke verwerking van de opbrengst in de jaarrekening, maar Srivastava toont aan dat bedrijven in dit verband meestal bakzeil halen - als hun managers überhaupt al gemotiveerd zijn een betere matching na te streven.

Accountants denken na over het gebrek aan matching en ontwikkelen zelfs diensten die we tegenkomen onder termen als 'integrated reporting'. Deze inspanningen slaan nog maar matig aan. De reden is dat een verificatie door de accountant minder waard is, zolang de autoriteiten - wetgever en standard setter IASB - een meer waarderelevante verwerking van deze posten in de jaarrekening niet verplicht stellen.

De inspanning van Jobs was dan ook precies gericht op zo'n erkenning. Immers, hij kon de omzet zoals hij die definieerde zonder meer in zijn jaarrekening opnemen. De verificatie ervan kreeg echter pas economische betekenis nadat de Amerikaanse standard setter FASB deze behandeling toeliet en de accountant dus moest tekenen voor de getrouwe weergave. Nederland zou met de zelfde passie als Jobs moeten werken aan het herstel van de relevantie van accounting.

Hiertoe is het nodig dat de accountantsprofessie (de NBA) en toezichthouders (AFM) zich samen inspannen. De NBA is nodig om de kandidaatposten aan te dragen waarmee de relevantie kan worden vergroot. De AFM is nodig om aan de bedrijven verslaggevingseisen te stellen die wat gedurfder zijn dan IASB voorschrijft. Omdat het eisen van de toezichthouder betreft moeten de gerapporteerde cijfers worden gecontroleerd.

Kan niet, zegt u? Wel, de AFM kan aanvullende informatie opvragen als de situatie daarom vraagt. Zo kan men besluiten informatie op te vragen over afwijkingen van leningsvoorwaarden door banken. Waarom zou AFM niet evengoed informatie op kunnen vragen omtrent hoe goed gerapporteerde kosten matchen met de gerapporteerde omzet?

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Jan Bouwens is hoogleraar accounting UvA en research fellow University of Cambridge.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.