Opinie

Geheimhouding en maatschappelijk belang

Het thema 'geheimhouding' heb ik in de loop der jaren op deze site meerdere malen aangesneden.

Bijvoorbeeld rond het Icesave-onderzoek van de Provincie Noord-Holland en in het kader van het onderzoek naar de hbo-fraude. Maar ook in relatie tot de consultatie van de VGBA.

Ik refereer daaraan om te benadrukken dat ik mijn oordeel over dit onderwerp niet laat afhangen van een uitspraak van de Accountantskamer zoals besproken in mijn vorige blog. Een uitspraak die een duidelijke reactie opriep bij Arnout van Kempen en ook een redactioneel commentaar in het FD. Alsmede een reactie vanuit vaktechniek NBA.

Laat ik mijn punt nog eens verduidelijken. Bijvoorbeeld door het in samenhang te zien met de begrippen 'pki' en 'kwaliteit'. Die horen volgens mij in de VGBA. Niet omdat door die begrippen te juridiseren accountants opeens hun werk beter gaan doen. Daar is meer voor nodig: de juiste mindset, een goede organisatorische context, faciliteiten en back up et cetera.

Waar het mij om gaat is dat alle accountants(organisaties) pretenderen professioneel en kritisch te zijn en kwaliteit te leveren. Dan zeg ik: sta daarvoor en doe het ook. Practice what you preach!  Of: Put your money where your mouth is.

Opname van de begrippen in de gedrags- en beroepsregels (VGBA) impliceert dat de accountant kan worden aangesproken indien deze niet levert wat hij heeft beloofd. De Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta) geeft de AFM de mogelijkheden de accountantsorganisatie aan te pakken die niet waarmaakt wat wordt beloofd.

En zo is ook het opnemen van het 'maatschappelijk belang' in de VGBA - volgens onze NBA-voorzitter te karakteriseren als onze ‘grondwet' - van groot belang. Waarom? Omdat accountants die zich in het register inschrijven de taak (mede!) aanvaarden het maatschappelijk of publiek belang te dienen.

Want als er iets is dat na de boekhoudschandalen - de Wta tot gevolg hebbende - is benadrukt, en werd bekrachtigd in de recente politieke discussies, en dat bovendien tot uitdrukking komt in de titel van het rapport van de NBA-werkgroep (2014), dan is het dat wel.

Niet alleen voor de accountant die wettelijke controle-opdrachten uitvoert. Ook bij samenstellen, beoordelen en tot op zekere hoogte zelfs in geval van adviseren. Ook voor intern accountants en accountants in business.

Het is het maatschappelijk belang dat door de accountant moet worden meegenomen bij de belangenafweging die deze maakt. Het is evident dat het maatschappelijk belang niet is gediend met het verhullen laat staan met het begunstigen van frauduleus gedrag, witwassen of belastingfraude.

En uiteraard bestaan er in deze reeds meldplichten. Inzake fraude bijvoorbeeld. Deze meldplicht is echter beperkt tot wettelijke controle-opdrachten. Of die inzake witwassen.

Dat laatste begrip brengt mij terug bij de casus van de Accountantskamer. Daar heeft de accountant de casus intern bij de compliance officer aangebracht. Deze vond het niet noodzakelijk de kwestie te melden bij het meldpunt. De Accountantskamer zegt daar - terecht - in de uitspraak het nodige over, alwaar Lex van Almelo in een reactie onder mijn blog ook op wijst.

En Arnout van Kempen wijst er ook op: er had in casu gemeld moeten worden onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). De Accountantskamer lijkt die mening ook toegedaan, maar stelt dat de accountant daar niet op kan worden aangesproken omdat de meldplicht - zo is dat althans in de praktijk gegroeid - rust op de accountantsorganisatie.

Punt is dus wat je als accountant moet doen indien jouw organisatie een onjuiste keuze maakt. Wat je niet moet doen is je achter die keuze verschuilen. We gaan binnen ons beroep immers altijd prat op de waarde van professional judgment. Ook hier geldt dan: practice what you preach. Iedere professional, iedere accountant weet dat belastingfraude niet in het maatschappelijk belang is.

Waar het dus om gaat is dat je als professional in een situatie waarin (belasting)fraude evident is, zelf je verantwoordelijkheid neemt. Daartoe bood VGC-bepaling A 140.7 de ruimte. Als tweede anker. Het andere anker vormde immers - ook voor de Accountantskamer - het fundamentele beginsel van integriteit.

Dat laatste anker is het veiligste anker, dat mogelijk ook bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven zal houden. Het anker van A 140-7 VGC is wellicht minder veilig omdat het - zoals Arnout van Kempen op zich terecht opmerkt - minder strak is geformuleerd. Daardoor kan de rechter dat ook beperkter uitleggen dan de Accountantskamer heeft gedaan. We shall see.

In de onderhavige casus speelde niet alleen het punt van zomaar een belastingfraude. Deze was door de cliënt aan de accountant opgebiecht, maar belangrijker: de accountant had een rol vervuld bij het indienen van stukken bij de Belastingdienst. Ergo: hij was met die stukken verbonden.

Corrigerende maatregelen passen dan, juist in de richting van de Belastingdienst. Daar is geen meldplicht voor nodig, die bovendien niet de Belastingdienst als geadresseerde kennen maar andere overheidsorganisaties die daar los van staan.

De accountant hoort misleidende of onjuiste informatie waarmee deze geassocieerd kan worden - hetgeen in casu het geval was - te corrigeren. Dat is hetzelfde als de situatie waarin de accountant een mededeling deponeert bij een jaarrekening die achteraf bezien onjuistheden bevat.

De accountant hoort dus op basis van het fundamenteel beginsel integriteit te handelen, maar komt daarmee in botsing met het beginsel van geheimhouding. VGC-bepaling A 140.7 beslecht die botsing door het 'maatschappelijk belang' in de door de accountant te maken afweging te betrekken.

Daar wijst de Accountantskamer mijns inziens op en daarmee ben ik het eens. Van een plicht tot fraudemelding was geen sprake (geen wettelijke controle); een witwasmelding moest wel, maar door de accountantsorganisatie en niet door de accountant.

Volgens mij heeft Jan-Thijs Drupsteen - hoofd Vaktechniek NBA - dit min of meer bevestigd in zijn reactie op deze site. Hij is van mening dat de accountant in een casus van materiële belastingfraude dit bij de Belastingdienst MOET melden.

Hij stelt in deze dat nu reeds uit de regelgeving volgt dat de accountant 'verplicht' is in bepaalde gevallen de geheimhoudingsverplichting te verbreken. Maar die verplichting was er in casu dus niet op basis van de fraude- of witwasmeldplicht. Wel op basis van een met de geheimhouding botsend fundamenteel beginsel in de VGBA: integriteit.

Regelgevingtechnisch hebben we dan te maken met twee beginselen in dezelfde regelgeving die botsen. Dan hoort DIE regelgeving klip en klaar te zijn over hoe dan te handelen. Anders dan Jan Thijs Drupsteen suggereert is die duidelijkheid er nu niet. Terwijl in het verleden A 140.7 VGC daar wel de mogelijkheid toe bood. En ja Arnout: de redactie van die bepaling kan beter en duidelijker. Al dan niet via een deugdelijke toelichting.

Maar laten we elkaar niet bevechten als we het eigenlijk eens zijn: Arnout, Jan-Thijs en ondergetekende zijn met de Accountantskamer van mening dat er in een casus als de onderhavige dient te worden gemeld. Laten we er dan met zijn allen voor zorgen dat klip en klaar in de regelgeving wordt verankerd hoe dat te doen.

Het zal mij dan een zorg zijn of dat via de fraudemeldplicht gaat (die dan breder wordt dan controleopdrachten), de meldplicht witwassen (naast accountantsorganisaties dan ook toe te passen door accountants) of via de VGBA (door een soort A 140.7 VGC-bepaling).

Als het maar ergens wordt verankerd. Dat is immers in het maatschappelijk belang!

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Marcel Pheijffer (1967) is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.