Opinie

Tuchtuitspraak van groot belang

Op de laatste ledenvergadering hield ik een pleidooi voor opname van 'kwaliteit' en 'professioneel-kritische instelling' (PKI) in de VGBA. Ik vond toen geen gehoor.

Zo ook niet voor mijn pleidooi tijdens de consultatieronde om VGC-bepaling A-140.7 inzake het schenden van de geheimhoudingsverplichting te behouden.

Na een rapport van de werkgroep Toekomst Accountantsberoep komt het met het eerstgenoemde alsnog goed. De Accountantskamer benadrukte afgelopen week het belang van mijn tweede punt. De strekking van deze blog is dan ook dat ik met klem een beroep doe op het NBA-bestuur om bij de invoering van kwaliteit en PKI in de VGBA ook de oude en dus uit de code verwijderde VGC-bepaling A-140.7 her in te voeren.

Wat staat er dan precies in VGC-bepaling A 140.7? Welnu: 'De registeraccountant kan in een situatie komen te verkeren waarin hij verplicht is of waarin het maatschappelijk juist is vertrouwelijke informatie bekend te maken. (...)'

Waar het mij nu (en eerder tijdens de consultatieronde) om gaat, is dat het voor een accountant ‘maatschappelijk gezien' juist kan zijn vertrouwelijke informatie bekend te maken. Ofwel: zijn geheimhoudingsplicht te schenden. En wel omdat er een groter belang is dan dat, namelijk een maatschappelijk belang.

In de recente tuchtuitspraak (23 januari 2015, 13/2415 Wtra AK) doet zich zo'n kwestie voor. Het ging om een accountant die een samenstelopdracht uitvoerde. Daarnaast verzorgde diens accountantsorganisatie de administratie van de betrokken cliënt en dienden zij voor hem de aangiften omzetbelasting in.

Cliënt kreeg - althans dat is het vermoeden van het Openbaar Ministerie - op basis van valse facturen voor ruim 2,2 miljoen euro omzetbelasting terug. Ten onrechte dus. Hetgeen cliënt op enig moment aan de accountant bekende, waarna deze de cliënt de gelegenheid gaf de situatie te herstellen. De accountantsorganisatie heeft de werkzaamheden in afwachting daarvan opgeschort, waarna de cliënt de relatie na enkele weken heeft beëindigd.

De accountant(sorganisatie) liet een witwasmelding achterwege en heeft ook de fraude niet gemeld. Kennelijk tot ergernis van de Belastingdienst, die op enig moment zelf tegen de kwestie aan liep en een onderzoek instelde. Waarna een tuchtklacht tegen de accountant werd ingediend.

Kortheidshalve - en vooral in verband met VGC-bepaling A140.7 die de Accountantskamer als ankerpunt hanteerde - geef ik de twee belangrijkste inhoudelijke overwegingen in deze van de Accountantskamer weer, namelijk:

'Tegen deze achtergrond acht de Accountantskamer in deze zaak van belang dat betrokkene nadat de cliënt de fraude had opgebiecht, aan hem heeft gevraagd om de ingediende aangiften te corrigeren en daarnaast dat de cliënt dit verzoek naast zich heeft neergelegd. Daardoor ontstond voor betrokkene de plicht om te vermijden dat hij in verband zou worden gebracht met (kort gezegd) materieel onjuiste informatie. Daarvan uitgaande kon, gelet op de hoogte van de op basis van de onjuiste aangiften teruggegeven bedragen en gelet op het maatschappelijk belang dat een fraude met gemeenschapsgeld van een omvang als hier aan de orde, zo spoedig mogelijk aan het licht komt, van betrokkene worden gevergd dat hij zelf met doorbreking van zijn plicht tot geheimhouding aan de belastingdienst had gemeld dat de door hem ten behoeve van de cliënt ingediende aangiften onjuist waren.'

en:

'Het onvoldoende oog hebben gehad voor signalen dat de facturen die ten grondslag lagen aan de ingediende BTW-aangiften onjuist waren, duidt op ontbrekend besef bij betrokkene van het belang van de naleving van twee fundamentele beginselen op een terrein van groot maatschappelijk gewicht. Het niet melden van de onjuistheid van die aangiften, nadat betrokkene daarvan kennis had gekregen, aan de belastingdienst getuigt opnieuw van tekortschietend besef van wat het fundamentele beginsel van integriteit in deze zaak van hem vergde.'

Al met al een belangrijke uitspraak van de tuchtrechter. Overigens ook nu het hier om een samenstelopdracht gaat en er voorts het nodige in de uitspraak wordt gezegd over de meldplicht witwassen. Onderwerpen die ik omwille van de bloglengte nu laat rusten.

Eind 2013 heb ik tijdens de consultatieronde bezwaar gemaakt tegen het schrappen van VGC-bepaling A 140.7. Ik kreeg vanuit de NBA toen de volgende reactie:

'Op grond van de opmerking hebben wij geconcludeerd dat de letter van de wet het voor de NBA misschien mogelijk maakt om de vertrouwelijkheid verder te beperken dan door ons verondersteld. Dat neemt niet weg dat de NBA van mening blijft dat dit niet in lijn met de geest van het beoogde in het Bta is, mede omdat wij van mening zijn dat het Bta invulling geeft aan wat maatschappelijk wenselijk is.
Het is niet mogelijk gebleken op dit punt volledig uitsluitsel te krijgen voor het sluiten van de termijn waarop amendementen moesten worden ingediend. Wij zullen in 2014 met het Ministerie van Financiën contact opnemen over dit punt en in een latere instantie de eventuele consequenties evalueren.'

Waarna we er niets meer van hoorden, maar dat terzijde.

Nu het belang van het melden van fraude - ook bij andere dan wettelijke controle-opdrachten - door de tuchtrechter is gestipuleerd en is gebaseerd op een bepaling die inmiddels is geschrapt, roep ik het NBA-bestuur dus op deze bepaling in het kader van het maatschappelijk belang in de VGBA op te nemen. Opdat er geen enkel misverstand over kan bestaan dat het de taak van de accountant is om dat maatschappelijk belang te dienen!

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Marcel Pheijffer (1967) is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.