Opinie

Ongepaste vraag van accountant en onjuist BFT-advies

De bepalingen van de Wwft (Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme) en de beroepsregels COS kunnen leiden tot verwarring en tot ongepaste vragen van de accountant aan cliënten. Dat is mij gebleken bij het geven van trainingen aan accountants van verschillende kantoren.

Het komt regelmatig voor dat de cliënt van de accountant een instelling is als bedoeld in artikel 1 Wwft en daarom uit hoofde van die wet zelf een meldingsplicht heeft. Bijvoorbeeld een autohandelaar, juwelier of makelaar.

Op grond van COS 250 is het de verantwoordelijkheid van de accountant afwijkingen van materieel belang in de financiële overzichten te identificeren als gevolg van niet-naleving van wet- en regelgeving. De accountant heeft geen actieve zoekplicht naar zulke situaties. Hij voert immers geen legal audit uit en er kan dus niet worden verwacht dat hij alle vormen van niet-naleving detecteert.

Wel wordt verwacht dat hij aan het management vragen stelt als bedoeld in COS 250.14: vragen of de cliënt wet- en regelgeving naleeft. Ook mag hij correspondentie tussen de cliënt en de vergunningverlenende of regelgevende of toezichthoudende instanties inspecteren. De regel in COS 250.14 leidt ertoe dat veel accountants in de praktijk vragen of de cliënt de bepalingen van de Wwft naleeft en daarbij ook de vraag stellen om de meldingen aan de Financiële Inlichtingen Eenheid (FIE) te tonen. Dit laatste wordt gevraagd op grond van COS 250.14b. Ten onrechte.

Artikel 22, lid 1 en artikel 23, lid 1 Wwft zijn volstrekt duidelijk. De aanhef van deze artikelen luidt 'geheimhouding'. De strekking is dat de instelling die een melding aan de FIE heeft gedaan daarover geheimhouding in acht moet nemen. Deze geheimhouding geldt ook in de richting van de controlerend accountant. Accountants die hun cliënt vragen om de correspondentie betreffende hun meldingen te tonen, verleiden daarmee de cliënt tot een overtreding van de wettelijke geheimhoudingsplicht. Deze vraag is daarom ongepast.

Een beroep op COS 250.14 om de vraag wel te stellen faalt, omdat een wettelijke bepaling op dit punt hiërarchisch zwaarder weegt dan de COS. Wel moet de accountant het systeem van interne beheersing bij de cliënt beoordelen en trachten vast te stellen dat daarin waarborgen zijn opgenomen voor naleving van wet- en regelgeving, met name de Wwft.

Om dezelfde reden is het advies van het Bureau Financieel Toezicht (BFT), zoals opgenomen in de Richtsnoeren, om de correspondentie van de meldingen van de cliënt in het accountantsdossier op te nemen, eveneens ongepast.

Het BFT-advies zou ook tot de conclusie kunnen leiden dat de accountant, wanneer de cliënt heeft gemeld, zou kunnen volstaan met het opnemen van de meldingen van de cliënt in het dossier. Echter, een juiste interpretatie van de Wwft is dat de accountant een zelfstandige meldingsplicht heeft en deze eigen meldingsplicht van de accountant niet vervalt wanneer de cliënt al heeft gemeld. De wet kent geen substitutie van de meldingsplicht. Alle instellingen hebben een zelfstandige plicht tot melding, dus ook de accountant.

In de Richtsnoeren wordt dit overigens wel onderkend, maar in de praktijk wordt het niet altijd goed nageleefd. Opname van het BFT-advies in de Richtsnoeren blijkt gemakkelijk te leiden tot verwarring en een onjuiste toepassing van de wet.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Prof. dr. Peter Diekman RA is partner van FourValue BV en hoogleraar aan de University of CuraƧao en de Anton de Kom Universiteit van Suriname.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.