Opinie

Weeffout waardering van voorraden

Naar de letter of naar de geest, dat wordt de vraag voor ondernemers die hun voorraden moeten waarderen, en hun accountants. Een tegenstrijdigheid in gewijzigde verslaggevingsvoorschriften schept onduidelijkheid of 'niet-agrarische voorraden' wel of niet op actuele waarde mogen worden gewaardeerd.

Onlangs is Richtlijn 2013/34 van de Europese Unie geïmplementeerd in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Deze Nederlandse verslaggevingsvoorschriften zijn van toepassing op de boekjaren die op of na 1 januari 2016 aanvangen. Een van de aanleidingen voor de wijzigingen was administratieve lastenverlichting voor kleinere ondernemingen. Dit lijkt nu te leiden tot administratief grijs gebied ten aanzien van niet-agrarische voorraden.

Voor de waardering van niet-agrarische voorraden zijn de volgende relevante wetsbepalingen opgenomen:

  • Artikel 384.1: 'Bij de keuze van een grondslag voor de waardering van een actief en van een passief en voor de bepaling van het resultaat laat de rechtspersoon zich leiden door de voorschriften van artikel 362 leden 1-4. Als grondslag komen in aanmerking de verkrijgings- of vervaardigingsprijs en de actuele waarde.'
  • Artikel 384.4: 'Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud, de grenzen en de wijze van toepassing van waardering tegen actuele waarden.'
  • Artikel 390.1: 'Waardevermeerderingen van materiële vaste activa, immateriële vaste activa en voorraden die geen agrarische voorraden zijn, worden opgenomen in een herwaarderingsreserve.'

 Op grond van artikel 390.1 kan worden geconcludeerd dat actuele waarde een toegestane grondslag is voor de materiële vaste activa, de immateriële vaste activa en de voorraden die geen agrarische voorraden zijn. Alleen bij actuele waarde kan er immers sprake zijn van een herwaarderingsreserve.

Op grond van artikel 384.4 is het Besluit actuele waarde uitgevaardigd. Artikel 1.2 van dit besluit onderscheidt vier actuelewaardebegrippen: actuele kostprijs, bedrijfswaarde, marktwaarde en opbrengstwaarde.

Over niet-agrarische voorraden wordt in het Besluit met geen woord gerept, terwijl in de Nota van toelichting wordt aangegeven dat zulke  voorraden moeten worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs en dat actuele waarde daarvoor niet (meer) is toegelaten.

Het moge duidelijk zijn dat de aangehaalde bepalingen geen sluitend geheel vormen. Er lijkt sprake te zijn van een weeffout. De oplossing zit hem mijns inziens in het schrappen van de zinsnede 'en voorraden die geen agrarische voorraden zijn' uit artikel 390.1.

Zo'n oplossing vergt uiteraard tijd; er is immers een wetswijziging voor nodig. Totdat deze wijziging is doorgevoerd, is het voor de praktijk de vraag of niet-agrarische voorraden op actuele waarde mogen worden gewaardeerd of niet: artikel 390.1 suggereert dat het - in welke vorm dan ook - is toegestaan, terwijl het Besluit deze waarderingsgrondslag niet toelaat.

De vraag is dan ook hoe accountants bij hun controle van de jaarrekening moeten handelen bij ondernemingen die hun niet-agrarische voorraden wel op actuele waarde waarderen.

Al met al een interessant praktisch vraagstuk!

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Dr. Peter Epe RA is lector accountancy & controlling aan de Hogeschool Windesheim, docent externe verslaggeving aan Nyenrode Business Universiteit en auteur Noordhoff Uitgevers.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.