Opinie

Hoogleraren accountancy, deel II: publicaties en dergelijke

Deel twee van de fact check hoogleraren accountancy, naar aanleiding van de brief van minister Dijsselbloem aan de Tweede Kamer over hoogleraren-RA.

In deel I heb ik het aantal hoogleraren-RA, hun namen en hun dienstbetrekkingen (heden en verleden) in kaart gebracht. Dit tweede deel gaat over hun publicaties. Het derde deel zal meer beschouwend van aard zijn.

Wat stelde de minister over die publicaties? Het volgende: 'Daarnaast constateer ik dat deze hoogleraren zich de afgelopen jaren met ingezonden brieven en dergelijke hebben gemengd in het publiek debat over de sector.'

Na op deze site en bilateraal her en der wat kritiek te hebben gekregen op mijn geplande drieluik inzake hoogleraren, heb ik wat aanpassingen gedaan op de in deel I aangekondigde onderzoeksopzet, namelijk:

  • Ditmaal zal ik de output niet per hoogleraar weergeven, maar geef ik de cijfers van het collectief hoogleraren RA. Weergave op individueel niveau is nogal confronterend voor de hoogleraren - overigens een relatief grote groep - die op geen enkele parameter in dit onderzoek scoren.
  • Ik zal niet alleen de hoogleraren-RA die zijn of waren verbonden aan een accountantsorganisatie in de selectie opnemen, maar alle hoogleraren als genoemd in deel 1, behoudens één uitzondering. De reden om de andere hoogleraren-RA ook mee te nemen is dat ik de opmerking kreeg (bilateraal) dat de andere hoogleraren-RA net zo weinig publiceren.
  • Ik ben zelf de uitzondering en zal mijn publicatiegegevens niet in de vergelijking meenemen (Marianne van der Zijde maakte daarover een opmerking die ik zal honoreren).
  • Per saldo gaat het om de gegevens van dertig hoogleraren-RA.

Allereerst heb ik op zowel de website van NRC, FD als Accountant.nl een toets gedaan op de termen 'hoogleraar', 'naam hoogleraar' en de periode 2014-2016. Voorts moet het gaan om ingezonden brieven in het NRC en het FD (daaraan refereert de minister primair) en niet louter om een quote in een artikel. Zo gaat het in de selectie bij Accountant.nl ook louter om stukken (waarbij ik ruim toets en de bijdragen geschreven als voorzitter van het Adviescollege Beroepsreglementering - die strikt genomen dus niet als hoogleraar zijn geschreven - ook meetel).

Ik beperk mij tot de periode 2014-2016, omdat dat de periode is waarin - zoals in deel I aangegeven - een storm over de Nederlandse accountancy joeg. Ik toets echter ook hier ruimhartig en neem tevens de bijdragen mee die weinig tot niets met die storm hebben te maken (overigens geldt dat voor de meeste bijdragen).

De uitkomsten zijn als volgt in tabelvorm weer te geven:

Krant/website Aantal ingezonden brieven/opinies
NRC

0 (ik trof wel één interview aan met een hoogleraar tevens toezichthouder)

FD

3 (waarvan twee geschreven door twee hoogleraren)

Accountant.nl

33 (waarvan soms een herhaling van FD-artikel)

De cijfers van Accountant.nl zijn mijns inziens bij nadere beschouwing vertekend:

  • één hoogleraar heeft negen inzendingen;
  • een andere hoogleraar zeventien, waarbij niet altijd duidelijk is of deze zijn geschreven als hoogleraar, partner van een accountantsorganisatie of als voorzitter van het Adviescollege Beroepsreglementering;
  • de overige 28 hoogleraren kwamen derhalve gezamenlijk tot zeven bijdragen op Accountant.nl.

Na deze - nauwelijks resultaten opleverende - exercitie heb ik minder gedetailleerd gezocht naar de bijdrage van de hoogleraren-RA aan hoorzittingen ten behoeve van de Tweede Kamer, hun bijdrage aan onderzoekscommissies en mediabijdragen via Nieuwsuur en het Journaal: deze zijn er op ieder genoemd vlak nauwelijks. In mijn herinnering is Roger Dassen in 2002 één van de laatste hoogleraren-RA op televisie. Hij mocht toen namens het accountantsberoep (en dus niet primair als hoogleraar) reageren op de uitkomsten van de parlementaire enquête naar de bouwfraude (met als conclusie: 'Accountants: ze stonden erbij en ze keken ernaar.').

Onderzoeksgebied

Het korps hoogleraren-RA reageert meestal 'als door een wesp gestoken' als ze kritiek krijgen op hun bijdrage aan het maatschappelijk debat over hun vak. Zij wijzen er dan op dat het bedrijven van wetenschap ook betrekking heeft op andere wezenlijke hoofdtaken van een hoogleraar, namelijk: onderzoek en onderwijs. Ook wordt gewezen op 'andere paradigma's, stijlfiguren of interesses'.

Om die reden heb ik ook geturfd wat de bijdrage van de hoogleraren op onderzoeksgebied is. Niet zoals eerder aangekondigd via 'Google Scholar', de wetenschappelijke variant van Google, maar ten eerste via de (persoonlijke pagina's op de) websites van universiteiten. Op die manier kon ik 25 hoogleraren-RA toetsen. Dat leverde 62 (wetenschappelijke) publicaties op.

Ten tweede, voor degenen waarvan de publicaties niet via de eerste methode konden worden geïnventariseerd, via het zoeksysteem NARCIS. Dat is het systeem waarin de publicaties van Nederlandse hoogleraren (horen te) staan. Dat leverde voor de vijf resterende hoogleraren-RA geen (0) extra publicaties op.

Ten derde heb ik voor die groep van vijf hoogleraren de MAB-database geraadpleegd, omdat de meeste publicaties van hoogleraren-RA in het MAB worden geplaatst. Die exercitie leverde voor die vijf hoogleraren-RA zestien extra publicaties op.

Per saldo gaat het voor de dertig hoogleraren-RA om in totaal 78 (62 plus 16) publicaties. Deze publicaties zijn niet allemaal wetenschappelijk van aard. Er zitten ook allerhande publicaties tussen in populaire titels zoals Accountancynieuws en bijvoorbeeld een magazine voor de pensioensector. Dergelijke publicaties kunnen het predicaat 'wetenschappelijk' niet of nauwelijks dragen.

Een tweede relativering betreft het feit dat de overgrote meerderheid van de publicaties louter vaktechnische onderwerpen betreft. Nagenoeg geen enkele publicatie gaat over ‘de storm’ die over de accountancy joeg.

Maar laat ik niet (te) moeilijk doen en alle publicaties (78 gemeten over 2014-2016) gewoon meetellen. Gemiddeld is dit minder dan één (wetenschappelijke) publicatie per jaar per hoogleraar-RA. Daarbij zijn overigens tien hoogleraren die geen enkele vermelding hebben en is er eentje bij die er 22 in drie jaar op zijn naam heeft staan.

Voorgaande cijfers over open brieven en andere bijdragen aan het maatschappelijk debat en de cijfers over de wetenschappelijke publicaties heb ik zo ruim mogelijk gemeten. Ze zijn dus nergens bewust neerwaarts bijgesteld. Integendeel zelfs: telkens is het voordeel van de twijfel gegeven.

Resteert de derde pijler, naast een bijdrage aan maatschappelijk debat en onderzoek, namelijk: onderwijs. Om dat op een goede wijze te verzorgen hoef je geen hoogleraar te zijn. Veel docenten in het basisonderwijs, middelbaar onderwijs en een groot deel van het universitair onderwijs leveren daarvoor dagelijks het bewijs.

 

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Marcel Pheijffer (1967) is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.