Opinie

Fraude? Welke fraude?

De discussie over de rol van de accountant bij fraude wordt opnieuw gevoerd. En dat is goed. Zeker omdat het juist deze rol is die zo bepalend is voor de publieke beeldvorming over accountants.

Stakeholders hebben verwachtingen ten aanzien van het werk van de accountant. Die zijn deels terecht en sluiten aan bij wat de controlestandaarden van de accountant vragen. Deels gaan ze verder dan dat. Maar dit belangrijke onderwerp vraagt om een genuanceerde discussie. Over de verwachtingen, de standaarden, de mate waarin accountants voldoen aan de standaarden en in hoeverre ze verder zouden kunnen gaan.  

Het accountantsberoep heeft een belangrijke ontstaansgrond in de behoefte van kapitaalverschaffers aan zekerheid over de getrouwheid van financiële verantwoordingen, juist vanwege het risico dat ze door vervalste informatie misleid kunnen worden. De Pincoffs-affaire wordt bijvoorbeeld genoemd als belangrijke reden voor het ontstaan van het beroep in Nederland. Het gaat er bij de controle dus niet alleen om dat de accountant onbewust gemaakte (materiële) fouten ontdekt en laat corrigeren, maar ook dat hij een redelijke mate van zekerheid verkrijgt dat de jaarrekening geen bewust gemaakte (materiële) fouten bevat.

Dat wordt weergegeven in controlestandaard 240.5: De accountant voert de controle uit om een redelijke mate van zekerheid te verkrijgen dat de financiële overzichten als geheel geen afwijkingen van materieel belang bevatten die het gevolg zijn van fraude of fouten. Op basis hiervan maakt het dus eigenlijk niet zo veel uit wat de reden is van de afwijking in de financiële overzichten. Het onderscheid tussen fraude en andere fouten is hooguit relevant omdat het andere aandachtspunten met zich meebrengt voor de inrichting van de controle. Controlestandaard 240 geeft hierbij ook aan dat er inherente beperkingen zijn ten aanzien van het ontdekken van fraudes en dat zelfs bij een goed ingerichte en uitgevoerde controle fraudes onontdekt kunnen blijven. Dat risico is bij fraude groter dan bij andere fouten, omdat juist bij fraude de fraudeur zal proberen de fraude te verhullen.

Een groot deel van het onbegrip in de discussie wordt volgens mij veroorzaakt doordat we niet expliciet maken over welk soort fraude we praten. Omkoping, ongeoorloofde prijsafspraken, dieselfraude, mestfraude, LIBOR-fraude, examenfraude, paardenvleesfraude, eierfraude, boekhoudfraude? Bij ieder van deze fraudes kun je wel beargumenteren dat er uiteindelijk een effect is op de jaarrekening. Bijvoorbeeld vanwege een boete die wordt opgelegd door bevoegde instanties als de fraude wordt ontdekt. Het is heel goed mogelijk dat stakeholders verwachten dat accountants al dit soort fraudes opsporen en ontdekken. En het is ook heel goed mogelijk dat accountants van mening zijn dat dit niet van ze verwacht kan worden. Dat er geen enkele vorm van fraude is waarvoor accountantscontrole een preventieve en/of detectieve werking zou moeten hebben, is echter ook geen houdbaar standpunt.

Het zou in een open debat over dit onderwerp daarom goed zijn als accountants en stakeholders expliciet maken over welke vorm(en) van fraude ze het hebben. Los van wat de huidige standaarden voorschrijven. Als de uitkomst is dat de accountant als onderdeel van de jaarrekeningcontrole alleen een redelijke mate van zekerheid moet verkrijgen dat materiële 'boekhoudfraudes' (zoals het verantwoorden van fictieve omzet of buiten de boeken houden van schulden) worden ontdekt en gecorrigeerd, dan hebben we volgens mij een andere discussie dan wanneer de uitkomst is dat ook alle andere vormen van fraude binnen de scope van de jaarrekeningcontrole vallen.

In het debat over de rol van accountants bij het voorkomen of ontdekken van fraude wordt het begrip echter niet afgebakend, waardoor de discussie vertroebelt. De waarheid ligt ergens in het midden en het is zaak om duidelijkheid te verkrijgen en verschaffen over dat midden.

Als de eerste vraag is beantwoord, dan is een reële tweede vraag vervolgens wat het niveau van zekerheid is dat stakeholders wensen, wat de accountant zou moeten doen om dat zekerheidsniveau te bereiken en wat de kosten daarvan zijn. Marcel Pheijffer gebruikt in zijn opinie een voorbeeld om te illustreren waarom volgens hem niet iedere jaarrekeningcontrole op het gebied van fraude de diepgang van een fraudeonderzoek heeft, maar dat voorbeeld vertelt naar mijn mening niet het hele verhaal. Een fraudeonderzoek met de omvang en diepgang zoals die wordt uitgevoerd door forensisch accountants start over het algemeen met een specifiek vermoeden van fraude. Dat vermoeden kan bijvoorbeeld zijn ontstaan naar aanleiding van een interne melding of controle door de accountant. De onderzoekers weten in dat geval ongeveer waar en op wie ze hun onderzoek moeten richten. De onderzoeken zijn intensief en kostbaar en Marcel heeft gelijk dat het vaak gedetailleerde en goede rapporten oplevert.

In de jaarrekening 2003 meldde Ahold bijvoorbeeld dat 170 miljoen euro was uitgegeven aan accountants, advocaten en overige adviseurs, naar aanleiding van de tekortkomingen die naar voren waren gekomen bij de jaarrekeningcontrole 2002. Wat het reguliere controlebudget was in 2002 is niet bekend, aangezien dat toen nog niet toegelicht hoefde te worden. Maar ter illustratie: in 2005 en 2006 bedroeg het controlebudget ongeveer 17-18 miljoen euro. Ongetwijfeld is dit voorbeeld niet maatgevend voor de gemiddelde verhouding tussen de kosten van een reguliere accountantscontrole en een forensisch onderzoek bij een concreet vermoeden van fraude. Het laat echter wel zien dat de kosten van de controle en het beslag op de gecontroleerde organisatie significant zouden stijgen als de maatschappelijke verwachting is dat fraudeonderzoek met die diepgang onderdeel is van iedere jaarrekeningcontrole.

Het is voor de sector naar mijn mening belangrijk om niet defensief in deze discussie te gaan zitten. Het is wel belangrijk om realistisch te zijn en richting stakeholders duidelijk te zijn over de consequenties, inclusief de kosten, van bepaalde keuzes. Als die keuzes zijn gemaakt of verduidelijkt, is het aan de sector om daarover duidelijk te zijn in haar communicatie en te zorgen dat ze doet wat ze zegt.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Arjan Brouwer is partner bij PwC en hoogleraar externe verslaggeving aan de VU Amsterdam.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.