Opinie 02 augustus 2019

Uitkeringstoets BV: de ex is de klos

Sinds 2012 is voor uitkering uit een BV niet meer bepalend of er voldoende vrije reserves zijn, maar moet het bestuur een uitkeringstoets uitvoeren om te oordelen of de BV na uitkering in de nabije toekomst (meestal gesteld op twaalf maanden nadien) nog aan haar verplichtingen kan voldoen.

Omdat de BV zich snel op haar accountant zal beroepen, is de vraag of sindsdien de positie van de accountant gewijzigd (verslechterd) is. Immers, als de toets door de accountant achteraf te optimistisch blijkt, zou hij of zij een gewild object voor de curator zijn.

We zijn inmiddels enkele jaren en enkele tientallen procedures verder. Tot nu toe komt de accountant er goed af. Er is één (tuchtrechtelijke) veroordeling en die betrof een maatregel omdat de accountant één week voor de beloofde uitkeringstoets zijn klant in de steek had gelaten.

De meeste procedures blijken alimentatieprocedures te zijn. Advocaten zien een nieuwe kans om de alimentatieplichtige DGA zo zielig mogelijk voor te stellen, in casu door te stellen dat deze (als gevolg van de uitkeringstoets) helemaal niet over de gemaakte winst kan beschikken.

En die tactiek werpt zijn vruchten af. Op de eerste plaats omdat het bestuur (dus de DGA) beleidsvrijheid heeft, een vrijheid die de scheidende DGA als muziek in de oren zal klinken. En het gerechtshof Den Haag heeft op 17 mei 2017 geoordeeld dat ook noodzakelijke investeringen vallen onder verplichtingen waaraan voldaan moet worden. Reken maar dat in voorkomende gevallen heel wat investeringen als noodzakelijk aangemerkt worden.

Kortom: de accountant is niet het slachtoffer van de wetswijziging van 2012. Het is de gewezen echtgenoot of echtgenote die de dupe is. Het is wel zaak dat de accountant van het familiebedrijf zich van deze situatie bewust is. Als om zijn of haar medewerking gevraagd wordt, staat zijn of haar integriteit op het spel.