Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

De huisaccountant van een huisartsenmaatschap brengt desgevraagd advies uit over het aanwenden van de opbrengst uit het vastgoed, dat de drie huisartsen buiten de maatschap om exploiteren in een apart samenwerkingsverband. Daarbij gaat het om de bedrijfsruimten van hun medisch centrum en de ruimten die zij in het gebouw verhuren aan een bank, een apotheek en twee andere huurders. De accountant geeft aan in hoeverre het verantwoord is om liquiditeiten uit dit vastgoed uit te keren in privé.

De relatie tussen de huisartsen en de accountant vertroebelt. De huisartsen en de maatschap gaan in zee met een ander accountantskantoor en laten rekeningen van de oude accountant onbetaald. Deze laat op zijn beurt vragen van de maatschap en hun administrateur onbeantwoord.

Na de overstap blijkt een correctie van de ib-aangiften nodig. De huisartsen dienen een klacht tegen de accountant in bij de Accountantskamer.

Klacht

De accountant heeft:

1. verzuimd om de kosten van het deel van het bedrijfspand dat in gebruik was bij de huisartsenmaatschap (een vijfde deel) in mindering te brengen op de aangifte inkomstenbelasting;
2. een vijfde deel van de waarde van het bedrijfspand opgegeven in box 1 en de waarde van het geheel tevens in box 3;
3. is bij de aangiften inkomstenbelasting voor de waarde van het bedrijfspand uitgegaan van een te hoge WOZ-waarde;
4. niet adequaat gereageerd op vragen van de huisartsen;
5. geadviseerd geld te onttrekken uit het pand, terwijl een onderbouwde risicoanalyse met betrekking tot inkomsten en aankomende herfinancieringen ontbreekt;
6. nadat het woonhuis van één der artsen was overgebracht naar het bedrijfspand bij de fiscale afrekening over het praktijkgedeelte daarvan een waardedrukkende factor gehanteerd die onjuist dan wel niet van toepassing was.

Oordeel

De klachtonderdelen 1, 2 en 3 zijn deels niet-ontvankelijk (want te laat ingediend) en voor de rest ongegrond (want onvoldoende onderbouwd). Klachtonderdeel 4 is gegrond, klachtonderdeel 5 is ongegrond en klachtonderdeel 6 is niet-ontvankelijk (want te laat ingediend).

Ad 4

De administrateur van de maatschap heeft de oud-accountant tot drie keer toe vragen gesteld. De accountant heeft daarop niet inhoudelijk gereageerd. Volgens de accountant omdat:

• één van de huisartsen hem telefonisch had gezegd dat hij geen vertrouwen meer in hem had;
• diezelfde huisarts zei dat hij de nota van de accountant niet meer wilde betalen;
• de accountant toen wist dat hij niet langer de huisaccountant zou zijn van de huisartsen en de maatschap.

De accountant heeft dit echter niet vastgelegd, omdat hij wachtte op een brief van de opvolgend accountant voor collegiaal overleg. De accountant erkent wel dat de communicatie beter had gekund.

Volgens het vakbekwaamheids- en zorgvuldigheidsbeginsel moet de accountant een professionele dienst nauwgezet, grondig en tijdig uitvoeren. Van een accountant mag verlangd worden dat hij op zijn minst correct en tijdig reageert als een cliënt hem vragen stelt, mede gezien de belangen van zijn cliënt. Dit geldt ook als de relatie met de cliënt al is beëindigd.

Ad 5

De accountant heeft bij zijn advies onder meer de kwaliteit van de huurders en de cashflow in het verleden en in de toekomst meegenomen. Zijn antwoord op de vraag of het verantwoord was om liquiditeiten uit het vastgoed uit te keren in privé heeft hij op die manier gemotiveerd. De klagers hebben dit klachtonderdeel onvoldoende onderbouwd.

Maatregel

Waarschuwing.