Tuchtrecht

Waardering activa onvoldoende onderzocht

Een registeraccountant verstrekt goedkeurende verklaringen bij de jaarrekeningen van enkele autobedrijven die kort daarna failliet gaan. Hij had meer onderzoek moeten doen naar de waardering van de activa, maar hoefde niet openlijk te twijfelen aan de continuïteit.

Accountantskamer

Zaaknummers:
18/2250 Wtra AK
Datum uitspraak:
11 oktober 2019
Oordeel:
deels gegrond
Maatregel:
berisping
Status:
waarschuwing i.p.v. berisping, CBb 10 augustus 2021, 19/1752 en 19/1753
Vindplaats:
ECLI:NL:TACAKN:2019:68, Samenvatting CBb-uitspraak

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Een registeraccountant doet accountantswerkzaamheden voor een groep automobielbedrijven en de persoonlijke holding van de dga. In 2011 en 2012 doet de groep diverse overnames. De accountant keurt de jaarrekeningen 2011 en 2012 van de groep goed en verstrekt een goedkeurende controleverklaring bij de jaarrekening 2011 van de persoonlijke holding en de jaarrekening 2012 van een overgenomen automobielbedrijf.

Eind maart 2014 wordt de groep failliet verklaard en een dag later een kleindochter, terwijl het overgenomen automobielbedrijf en de persoonlijke holding failliet gaan in mei 2015 respectievelijk april 2016. De curator stelt de accountant vragen over de financiële verslaglegging van de vennootschappen en de controle daarvan. Enkele maanden na de beantwoording dient de curator een klacht tegen de accountant in bij de Accountantskamer.

Klacht

De controlewerkzaamheden schoten tekort op het punt van:

a. de waardering van de immateriële vaste activa door de groep;

b. de waardering van de materiële vaste activa (het onroerend goed) door de groep;

c. de waardering van de materiële vaste activa (het onroerend goed) door het overgenomen automobielbedrijf;

d. de waardering van de financiële vaste activa door de groep;

e. de waardering van de financiële vaste activa door de persoonlijke holding;

f. de continuïteitsveronderstelling van de groep.

g. Verder was het kantoor van de accountant op meerdere manieren betrokken bij de entiteiten van de groep en heeft de accountant de schijn van afhankelijkheid niet voorkomen.

Oordeel

De klachtonderdelen a, d en e zijn gegrond.

Ad a Immateriële vaste activa

Bij de aankoop van het overgenomen automobielbedrijf in 2011 zijn de immateriële vaste activa goodwill en contract- en klantwaarde bekeken en eind 2012 op de balans van de groep gewaardeerd op 4.731.000 respectievelijk 1.315.000 euro. Volgens zijn controledossier zag de accountant hierbij een indicatie voor een bijzondere waardevermindering.

Een belangrijk deel van de contract- en klantwaarde was het dealercontract met een partij, die dit contract in oktober 2011 heeft opgezegd per oktober 2013. Toen de accountant het management van de groep vroeg welke invloed deze opzegging had, antwoordde het volgens de accountant met argumenten dat de kans redelijk groot was dat het overgenomen automobielbedrijf een nieuw dealercontract zou krijgen.

Het management verwachtte dat de waarde van de onderneming voldoende beschermd was, ook als er geen nieuw contract zou volgen. Daarom was een afwaardering niet aan de orde en een afschrijvingstermijn van tien jaar te verdedigen. De accountant heeft genoegen genomen met deze reactie en niet aangedrongen op een verdere onderbouwing van deze beweringen. Hij had niet de stukken waaruit blijkt dat het management van de groep begin 2012 al wist dat de contractpartij geen nieuw contract zou aanbieden.

De accountant heeft in zijn controle vastgesteld dat er twee indicaties waren voor een bijzondere waardevermindering. Op grond van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving (RJ 121.202) moet de rechtspersoon in dat geval de realiseerbare waarde van het actief schatten. De accountant had daarom van het management moeten verlangen dat het de realiseerbare waarde van de goodwill en de klant- en contractwaarde zou bepalen conform de bepalingen van paragraaf RJ 121.3.

Ook bij een andere acquisitie, in 2012, zijn de immateriële vaste activa goodwill en contract- en klantwaarde bekeken. Deze zijn eind 2012 op de balans van de groep gewaardeerd op 2.072.000 respectievelijk 986.000 euro. In juli 2013 stuurt het management de accountant de impairmentanalyse van de immateriële vaste activa uit hoofde van deze aankoop. Twee dagen daarna ontvangt de accountant de beoordeling van de impairmentanalyse van de goodwill door de accountant van de aangekochte bv.

De accountant van de groep had toen al zijn handtekening gezet onder de goedkeurende controleverklaring bij de jaarrekening waarin de groep de cijfers over de acquisitie had verwerkt. Volgens de aangeklaagde accountant had hij de verklaring weliswaar getekend, maar de ondertekende stukken nog niet verstrekt aan de groep. Hij heeft de nagekomen stukken alsnog bekeken en vastgesteld dat deze geen invloed hadden op zijn eerdere oordeel. Pas daarna heeft hij de controleverklaring naar de groep gestuurd.

Deze handelwijze druist echter in tegen de NV COS 700, waarin staat dat je de controleverklaring niet vroeger mag dateren dan de datum waarop je voldoende en geschikte controle-informatie hebt. Dat de accountant de verklaring pas verstuurde nadat hij de nagekomen stukken had beoordeeld maakt niet uit.

Ad b en c Materiële vaste activa

De accountant beschrijft in zijn verweerschrift dat hij is hij nagegaan of de taxateur van het vastgoed de juiste kwalificaties en ervaring had en heeft ook diens objectiviteit beoordeeld. De accountant heeft desgevraagd een notitie gekregen waarin de uitgangspunten van het management en de taxatierapporten stonden en heeft die voorgelegd aan de experts van de vastgoedafdeling van zijn kantoor. Zij hebben onder meer het huurrendement, de winstgevendheid van de desbetreffende locatie en de ontwikkelingen in de automotivemarkt getoetst.

De accountant heeft zo voldaan aan de vereisten van Standaard 500 en voldoende controlewerkzaamheden verricht inzake de materiële vaste activa in de jaarrekeningen 2012 van de groep en de aangekochte onderneming.

Ad d en e Financiële vaste activa

Voor de inbaarheid van de vordering van de groep op de persoonlijke holding was volgens de accountant vooral van betekenis hoe groot het belang van de persoonlijke holding in de groep was. Het management van de groep ging uit van continuïteit en er zouden voldoende dividenden uit de groep beschikbaar komen om de vorderingen terug te betalen. Die continuïteitsveronderstelling vond de accountant aanvaardbaar.

De accountant heeft het management van de groep gevraagd om informatie over de persoonlijke holding en de mogelijkheden van laatstgenoemde om voldoende inkomsten te genereren om de schuld aan de groep terug te betalen. Verder heeft de accountant naar eigen zeggen uitvoerig onderzoek gedaan naar de financiële positie van twee groeps-bv’s. Daarbij heeft hij gekeken naar jaarrekeningen, overeenkomsten, prognoses, waarderingen en betalingen.

In de jaarrekeningen van deze bv’s stond een continuïteitsparagraaf, waaruit volgens de accountant bleek dat de aandeelhouders de financiering garandeerden. De schuld hoefde niet op korte termijn te worden afgelost, omdat er geen aflossingsschema overeengekomen was. De accountant zag daarom geen aanleiding om de vorderingen te laten afwaarderen.

Omdat de accountant dit verweer niet kan staven met stukken uit het controledossier kan de Accountantskamer niet vaststellen of hij inderdaad gedaan heeft wat hij beweert.

Dat de persoonlijke holding de schuld aan de groep kon aflossen als zij een dividenduitkering deed, betwijfelt de Accountantskamer. De hoogte van het uit te keren dividend zou dan minstens zo groot moeten zijn als de schuld. Door een dividenduitkering zou het eigen vermogen van de holding afnemen en dat zou weer gevolgen hebben voor de beoordeling van de financiële situatie van deze bv.

Uit een brief blijkt dat de groep in september 2012 had afgesproken dat er pas dividend zou worden uitgekeerd als het geconsolideerde aansprakelijk vermogen na uitkering van het dividend minimaal 8 procent bedroeg. Op deze manier zou het aansprakelijk vermogen in 2012 echter vrijwel nihil zijn en dus onvoldoende om de schuld af te lossen uit dividend.

Verder heeft de groepsdirectie gesproken met adviseurs van het accountantskantoor of de belangen in de zeer goed lopende leasebedrijven konden worden verkocht om de schulden af te lossen. Toen zei het kantoor dat de solvabiliteitsratio na een dividenduitkering zou dalen naar een niveau dat de banken zeer waarschijnlijk onvoldoende zouden vinden. Daaruit maakt de Accountantskamer op dat ook het accountantskantoor een dividenduitkering vooralsnog niet mogelijk achtte.

De persoonlijke holding gebruikte de lening om te investeren in twee acquisities, die actief zijn in de gaming industry. Op de zitting heeft de accountant deze investeringen riskant en speculatief genoemd. Bij zijn onderzoek naar de waarde van de investeringen is de accountant voornamelijk afgegaan op de informatie die het groepsmanagement hem gaf. Weliswaar heeft de accountant daarnaast aanvullend onderzoek gedaan, maar de reikwijdte daarvan was vrij beperkt. De accountant had dieper moeten graven naar de liquiditeit en solvabiliteit van deze bedrijven omdat:

  • hij zelf vond dat investeringen in de gaming industry risicovol waren;
  • de lening aan de persoonlijke holding niet schriftelijk was vastgelegd;
  • de lening een materiële omvang had;
  • de lening zou moeten worden afgelost uit dividenduitkeringen.

In de ogen van de Accountantskamer waren er dus objectieve aanwijzingen voor bijzondere waardeverminderingen van de financiële vaste activa bij zowel de groep als de persoonlijke holding. De accountant had dus van de directies een schatting van de realiseerbare waarde van de financiële vaste activa moeten eisen en op basis daarvan de waardering in de jaarrekeningen moeten beoordelen.

Ad f Continuïteit

Volgens de curator waren er vijf indicaties voor ernstige onzekerheid over de continuïteit:

  1. het geringe eigen vermogen en een solvabiliteit van slechts 8 procent;
  2. de schending van financieringsconvenanten;
  3. de ernstige liquiditeitsproblemen en de overschrijding van de kredietlimieten, ook nadat deze waren verruimd;
  4. de aanzienlijk negatieve bedrijfsresultaten begin 2013 van drie van de vier dealerdivisies;
  5. de beëindiging van het dealercontract.

De accountant had volgens de curator niet voldoende geschikte informatie over de continuïteit en heeft daarom in strijd gehandeld met RJ 170.305 en NV COS 570.

Volgens de accountant was opname van een toelichting zoals RJ 170.305 bedoelt alleen juist bij ernstige onzekerheid over de continuïteit, als de rechtspersoon niet meer op eigen kracht zal kunnen voldoen aan zijn verplichtingen. Daarvan was bij de groep geen sprake. De verkoopcijfers uit 2012 gaven geen reden tot zorg. In 2013 liep de automarkt weliswaar terug, maar dat zou naar verwachting van tijdelijke duur zijn. Hoewel de groep in 2012 en 2013 de nodige discussies had met de geldschieters en niet steeds voldeed aan de financieringsconvenanten wilden de financiers de kredieten niet daadwerkelijk opzeggen. De groep zat zelfs niet bij bijzonder beheer van de banken.

De accountant heeft dit verweer gestaafd met stukken uit het controledossier, zoals het ‘Memo Financieringen (…)’ en een mail van zijn kantoorgenoot met de notulen van de eindbespreking met de groep die eind juni 2013 werd gehouden. Gezien dit verweer heeft de curator onvoldoende onderbouwd dat de accountant zich niet heeft gehouden aan Standaard 570 en Standaard 706 (die toentertijd op relevante onderdelen anders luidde dan nu).

Ad g Onafhankelijkheid

De accountant heeft aan de hand van stukken aannemelijk gemaakt dat hij heeft voldaan aan de (destijds geldende) Nadere voorschriften inzake onafhankelijkheid. Hij heeft mogelijke bedreigingen voor de onafhankelijkheid onderzocht en daarbij onder meer gekeken naar eigenbelang, zelftoetsing en vertrouwdheid. Hij heeft vastgesteld dat de kantoorgenoten die andere diensten verleenden aan de groep niet in het controleteam zaten en dat het kantoor niet structureel minder ontving voor assurance- dan voor non-assurance-opdrachten. Deze bevindingen heeft hij vastgelegd.

Maatregel

Berisping. De accountant heeft in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Op belangrijke onderdelen van de jaarrekeningen heeft hij zijn controlewerkzaamheden te oppervlakkig uitgevoerd, terwijl zijn onjuiste controleoordeel van wezenlijke betekenis was.

Annotatie Lex van Almelo

Een accountant verstrekt goedkeurende verklaringen bij de jaarrekeningen van bedrijven die kort daarna failliet gaan, zonder vraagtekens te plaatsen bij de continuïteit. Het lijkt een typisch gevalletje waarin het vertrouwen van het maatschappelijk verkeer wordt gebruskeerd. Maar zo typisch is de kwestie niet.

Volgens de klagende curator waren er vijf indicaties voor ernstige onzekerheid over de continuïteit. Maar volgens de accountant niet. De rechtspersoon kon nog op eigen kracht voldoen aan zijn verplichtingen. De verkoopcijfers waren niet zorgwekkend en de terugval van de automarkt in 2013 zou naar verwachting slechts tijdelijk zijn. De klant voldeed weliswaar niet aan de financieringsconvenanten, maar de financiers waren niet echt van plan de kredieten op te zeggen. De klant viel bij de banken ook niet onder bijzonder beheer.

De Accountantskamer vindt dit verweer overtuigend genoeg om dit klachtonderdeel ongegrond te verklaren. Wellicht is hier in de ogen van sommige lezers sprake van een verwachtingskloof. Maar volgens de tuchtrechter heeft de accountant gehandeld volgens de regels.

De accountant heeft wel forse steken laten vallen bij de waardering van de activa. Daar heeft hij de informatie van de directies onvoldoende tegen het licht gehouden en had hij kritischer moeten zijn. Of het gebrek aan diepgang samenhangt met de non-assuranceklussen die het kantoor deed voor de klant is niet duidelijk. De accountant heeft de bedreigingen voor zijn onafhankelijk voldoende bekeken: in het controleteam zaten geen adviserende kantoorgenoten en het kantoor ontving niet structureel minder voor assurance- dan voor non-assurance-opdrachten. Die laatste maatstaf moge dan heerlijk helder zijn, maar in de ogen van skeptici niet per se een waarborg voor onafhankelijkheid.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.