Pensioenen

Welk pensioensysteem kiest u en waarom?

Er zijn verschillende redenen om voor het ene of het andere pensioensysteem te kiezen. In twee columns zet ik diverse argumenten uiteen bij de keuze van een pensioensysteem. Hierbij beperk ik mij tot de middelloonregeling en de beschikbare premieregeling.

Paul van der Heide

De argumenten die ik bespreek zijn:

  • Wat is een modern systeem?
  • Wat is een flexibel systeem?
  • Wat is een financieel beheersbaar systeem?
  • Wat geeft de maximale zekerheid?

Graag start ik met de argumenten modern en flexibel. Reacties zijn welkom, zodat de stellingen van verschillende kanten kunnen worden belicht!

Eerste argument: wat is een modern systeem?

Eerst kijken we naar de definitie van modern. In de Dikke van Dale vond ik twee definities:

  1. Tot de nieuwere tijd behorend
  2. Op de manier van onze tijd

Ik interpreteer het als volgt: modern behoort tot onze tijd, of een nieuwere tijd. In Nederland is tachtig procent van de werknemers aangesloten bij een pensioenfonds. Op twee uitzonderingen na voeren alle bedrijfstakpensioenfondsen een middelloonregeling uit. Althans, dat is de stand van zaken op dit moment. Met de kabinetsplannen wordt het voor pensioenfondsen makkelijker gemaakt om ook beschikbare premieregelingen te voeren. In hoeverre de vakbonden bij cao-onderhandelingen daarin mee zullen gaan is nog zeer twijfelachtig, maar er zit beweging in. Dat is echter toekomst en bepaalt niet wat nu modern is.

De helft van de werknemers waarvoor het pensioen is verzekerd bij een particuliere verzekeringsmaatschappij neemt eveneens deel aan een middelloonregeling. Met andere woorden, negentig procent van alle werknemers in Nederland heeft een middelloonregeling. En dat percentage wijzigt door de jaren heen nauwelijks. Kijkend naar de Dikke van Dale-definitie is een beschikbare premieregeling modern, want die hoort meer tot de nieuwere tijd, maar is ook een middelloonregeling modern, omdat die van deze tijd is. Modern is naar mijn mening dus geen belangrijk argument.

Verwarring door CDC-regelingen

Er is wel enige verwarring. Veel pensioenfondsregelingen duidt men in jargon ook aan als Collectieve Beschikbare Premieregelingen of Collectieve Defined Contribution, de zogenaamde CDC-regelingen. Deze worden vaak op één hoop gegooid met regelingen waarbij de werknemer de premie krijgt en maar moet afwachten wat hij voor pensioen ontvangt.

Dat is echter iets heel anders. Bij een CDC-regeling zegt men gewoon een middelloonregeling toe, maar bepaalt de werkgever dat zijn bijdrage gelimiteerd is. Hierbij eist DNB dat er een buffer is, zodat het risico van een lagere middelloonopbouw voor de deelnemers relatief klein is. Ik zou deze regelingen liever "gebudgetteerde middelloonregelingen" noemen, dat is meer in overeenstemming met wat het is. Voor aangesloten werkgevers is het dus een middelloonregeling met een limitering van hun premie en voor de deelnemers een (voorwaardelijke) middelloonregeling.

Voor zover het hebben van een moderne pensioenregeling al een wens is, is het in ieder geval geen argument om het ene of het andere systeem te kiezen.

Argument twee: Is flexibiliteit een reden om een pensioensysteem te kiezen?

Een tweede argument dat wordt gehanteerd om een keuze te maken, is flexibiliteit. De vraag die ik eerst zal beantwoorden is: wat is flexibel?

Flexibiliteit staat als volgt omschreven in de Dikke van Dale:

  • Variabel
  • Soepel
  • Meegaand

Naar mijn mening is de flexibiliteit van een pensioenregeling af te meten aan de mate waarin deze variabel is, of mee kan bewegen met de persoonlijke (pensioen)behoefte van de werknemer. Een flexibele voorwaarde is bijvoorbeeld dat de deelnemer zelf het moment van pensioneren kan beslissen. Een werknemer die nu zestig is, ontvangt zijn AOW als hij 67 jaar en drie maanden is.

Het kan voorkomen dat een werknemer toch langer wil doorwerken. In dit geval is het uitstel van pensioen. Dat is in ieder geval ook een wens waar flexibiliteit voor nodig is. Het is natuurlijk wel de vraag in hoeverre een werkgever daaraan wil meewerken, maar daar ga ik niet verder op in.

Het zou ook kunnen dat een werknemer om welke reden dan ook juist niet langer wil doorwerken. Bijvoorbeeld omdat zijn gezondheid dat wenselijk maakt, of omdat iemand gewoon ‘klaar met werken’ is op 65-jarige leeftijd. Met andere woorden, een flexibele pensioendatum lijkt mij een belangrijke voorwaarde. Ook het variëren in de hoogte van het pensioen binnen bepaalde bandbreedtes en de mogelijkheid van deeltijdpensioen zijn flexibiliseringselementen.

Daarnaast kan een werknemer het pensioen willen aanvullen. Het getuigt van flexibiliteit als de werknemer binnen de pensioenregeling extra voor zijn pensioen kan sparen.

Meer flexibiliseringsmogelijkheden zijn er naar mijn smaak niet, behalve de bij wet geregelde mogelijkheid van uitruil van nabestaanden- en ouderdomspensioen. Dus ben ik op zoek gegaan naar flexibele pensioenverzekeringen. Mijn focus ligt hierbij op middelloonverzekeringen en beschikbare premieregelingen. Daarbij stel ik vast, dat welke aanbieder ik ook kies, alle genoemde flexibiliseringsmogelijkheden aanwezig zijn, zonder enige uitzondering. Dat stelt mij gerust; ik hoef mij bij de invulling van flexibiliteit geen zorgen te maken. Flexibiliteit hoeft dus niet mijn keuze tussen een middelloon of een beschikbare premie te beïnvloeden.

In mijn volgende column kijk ik naar de financiële beheersbaarheid van een pensioensysteem en onderzoek ik welk pensioensysteem maximale zekerheid biedt.

Paul van der Heide is hoofd Pensioenjuristen en actuariële diensten bij Hermans & Partners.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.