Verzamelwet 2018

Verzamelwet 2018: Foute richtlijnvertaling leidt tot ongewenste aanpassingen in Titel 9

Het zou goed zijn als de wetgever bij een voorgenomen wijziging van jaarrekeningwetgeving vooraf overlegt met betrokkenen. Dat voorkomt verkeerde interpretaties, misverstanden en onnodige wijzigingen van wettelijke bepalingen, meent Gert-Peter den Hollander.

Gert-Peter den Hollander

De Verzamelwet 2018 is een schoolvoorbeeld van onzorgvuldige wetgeving, die door de minister in juni 2018 door de Tweede Kamer is geloodst, zonder enig overleg met de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) of NBA. Met alle gevolgen van dien: in het voorjaar van 2019 wordt er iemand wakker, de RJ stelt in maart 2019 'RJ-Uiting 2019-5 Verzamelwet 2018' op, en de minister reageert in april 2019 met een brief naar de Tweede Kamer.

Inhoudelijke tekortkomingen

Dat zou nog tot daaraantoe zijn geweest als de minister verder zijn werk goed had gedaan en in ieder geval de goede aanpassingen zou hebben doorgevoerd. Maar dat is helaas niet het geval.

Van de acht (kleine) aanpassingen van Titel 9 zijn er twee honderd procent fout en twee andere aanpassingen zijn m.i. dubieus (want druisen in tegen de Nederlandse praktijk).

Is dat ernstig? Er zijn denk ik zaken die meer prioriteit verdienen, maar de wetgever zou zich toch eens achter de oren moeten krabben over de zorgvuldigheid waarmee jaarrekeningwetgeving tot stand komt (en of daar niet iets meer aandacht aan moet worden gegeven). 

Wat zijn de inhoudelijke tekortkomingen in de Verzamelwet 2018? De Verzamelwet 2018 noodzaakt kleine en middelgrote rechtspersonen tot het apart vermelden van opgevraagde stortingen van aandeelhouders, terwijl de richtlijn jaarrekening daar een vrijstelling voor bevat. Je moet de richtlijn goed lezen, maar het staat er echt. Paragraaf 2 bespreekt de details.

Kleine en middelgrote rechtspersonen moeten volgens de Verzamelwet 2018 oprichtingskosten en de kosten van uitgifte van aandelen apart vermelden in de balans, terwijl die in de praktijk niet worden geactiveerd (activeren van dergelijke kosten wordt door de RJ niet aanbevolen). Dat zorgt voor de situatie dat de wet nu ergens toe verplicht wat volgens de RJ niet de maatschappelijk aanvaard zou zijn. Heel krom en m.i. niet uit te leggen. Paragraaf 3 werkt het uit. 

Opgevraagde stortingen

Volgens artikel 36 lid 2 onder a van de richtlijn mag de verkorte balans van een micro worden beperkt tot posten die zijn aangeduid met letters in bijlage III of IV bij de richtlijn. Voor opgevraagd en niet gestort kapitaal (letter A) kent bijlage III een alternatieve behandeling. 

De richtlijn zegt het volgende over opgevraagde stortingen:

  • Opgevraagde stortingen zijn in bijlage III 2x vermeld: als afzonderlijke post (aangeduid met letter A), en als onderdeel van vorderingen (D II 5). Het nationale recht kan bepalen dat deze onderdeel uitmaakt van de vorderingen. In Titel 9 is daarvoor gekozen (artikel 370 lid 1 d BW).
  • Kleine rechtspersonen hoeven alleen de met letters en Romeinse cijfers aangeduide posten in hun verkorte balans op te nemen, met aparte vermelding van het bedrag met een resterende looptijd van meer dan 1 jaar (artikel 14 lid 1).
  • Volgens artikel 31 lid 2 onder a hoeven middelgrote rechtspersonen slechts de met letters en Romeinse cijfers aangeduide posten in de deponeringsjaarrekening op te nemen, met afzonderlijke vermelding van specifiek genoemde posten. De opgevraagde stortingen onder D II 5 maken daar geen deel van uit. Wel moeten worden vermeld de posten D II 2, 3 en 6. Derhalve luidt de conclusie dat de richtlijn middelgrote rechtspersonen vrijstelt van het vermelden van opgevraagde stortingen in de deponeringsjaarrekening.

Als middelgrote rechtspersonen zijn vrijgesteld van de vermelding van opgevraagde stortingen, dan is het onlogisch om zwaardere eisen te formuleren voor micro's en kleine rechtspersonen. Deze rechtspersonen zouden daarom vrijgesteld moeten worden van het vermelden van opgevraagde stortingen. Dit kan overigens ook (zij het na drie keer lezen) uit de formulering van artikel 14 lid 1 van de richtlijn worden afgeleid:

  • Lid 1 onder a spreekt van ‘afzonderlijke vermelding van de in bijlage III [..] tussen haakjes vereiste informatie, maar geaggregeerd voor elke post’, waarbij de cursieve passage ziet op de vermelding van het bedrag met een resterende looptijd van meer dan één jaar.
  • Lid 1 onder b spreekt van 'de informatie als vereist in post D II van bijlage IV'. Dit suggereert dat letter b meer details vraagt dan letter a (nl. de elementen waar post D II uit bestaat, dus ook 'opgevraagde stortingen'), maar dat is niet bedoeld: in de Nederlandse versie van lid 1 onder b had moeten staan 'de tussen haakjes vereiste informatie als vereist in post D II van bijlage IV'. In de Engelse tekst van lid 1 onder b staat het wel goed: 'the information required in brackets in D II of Annex IV'.
  • Geconcludeerd kan worden dat de richtlijn niet noodzaakt tot afzonderlijke vermelding van opgevraagde stortingen in de balans van micro's en kleine ondernemingen.

Dat houdt dus in dat de Verzamelwet 2018 ten onrechte verplicht tot afzonderlijke vermelding van opgevraagde stortingen door kleine en middelgrote ondernemingen. De uitbreiding van artikel 396 lid 3 en artikel 397 lid 5 met artikel 370 lid 1 onder d moet dus weer ongedaan worden gemaakt.

Voor micro's is op dit punt ook een wijziging van art. 395a lid 4 noodzakelijk, want dat artikel verplicht tot aparte vermelding van opgevraagde stortingen, terwijl de richtlijn daarvoor een vrijstelling kent. 

Oprichtingskosten en kosten van uitgifte van aandelen

Voor oprichtingskosten en kosten van uitgifte van aandelen (de richtlijn spreekt van 'uitbreiding') zegt de richtlijn jaarrekening het volgende:

  • Oprichtingskosten zijn in bijlage III bij de richtlijn opgenomen als afzonderlijke post (aangeduid met letter B). Het nationale recht kan bepalen dat oprichtingskosten als eerste post onder immateriële activa worden opgenomen (aangeduid met letter C). In Titel 9 is daarvoor gekozen (artilel 365 lid 1 onder a BW).
  • Micro's hoeven slechts balansposten aangeduid met een letter te vermelden, indien van toepassing (artikel 36 lid 3).
  • Kleine rechtspersonen hoeven alleen de met letters en Romeinse cijfers aangeduide posten in hun verkorte balans op te nemen (artikel 14 lid 1).
  • Volgens artikel 31 lid 1 hoeven middelgrote rechtspersonen slechts de met letters en Romeinse cijfers aangeduide posten in de deponeringsjaarrekening op te nemen.

Omdat oprichtingskosten deel uitmaken van immateriële activa (post C I) is aparte vermelding niet noodzakelijk volgens het nationale recht, en worden deze kosten daarom niet aangeduid met een Romeins cijfer.

 Daar komt bij dat de Raad voor de Jaarverslaggeving aanbeveelt om oprichtingskosten niet te activeren (RJ 210.103), omdat ze niet voldoen aan de criteria voor immateriële activa zoals opgenomen in RJ 210. Voor de kosten van uitgifte van aandelen geldt dat RJ 240.219 voorschrijft dat die ten laste van het eigen vermogen moeten worden gebracht. Daaruit kan worden geconcludeerd dat het activeren van deze kosten niet in overeenstemming is met de normen die in Nederland in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, zoals bedoeld in artikel 362 lid 1 BW. Als over die conclusie overeenstemming bestaat, dan kan Titel 9 niet tegelijkertijd ondernemingen voorschrijven om oprichtingskosten en de kosten van uitgifte van aandelen apart in de balans te vermelden.

Daardoor bestaat thans de vreemde (en m.i. ongewenste) situatie dat de secundaire regelgever (de RJ) zegt dat de wet toestaat dat deze kosten mogen worden geactiveerd, maar dat de RJ aanbeveelt om dat niet te doen. Dat lijkt me de wereld op zijn kop, of is Lex dura, sed lex niet meer van toepassing? De wetgever kan het issue eenvoudig oplossen door in artikel 365 lid 1 de oprichtingskosten te schrappen en Titel 9 zo in overeenstemming te brengen met de maatschappelijk aanvaarde norm. Dat zou in mijn ogen een goed gemotiveerde afwijking van de richtlijn jaarrekening zijn (waar zelfs de Europese Unie begrip voor zou kunnen opbrengen). 

Geconcludeerd kan worden dat de Verzamelwet 2018 ten onrechte verplicht tot afzonderlijke vermelding van oprichtingskosten en kosten van uitgifte van aandelen door kleine en middelgrote ondernemingen. De uitbreiding van artikel 396 lid 3 en artikel 397 lid 5 met artikel 365 lid 1 onder a moet dus weer ongedaan worden gemaakt.

Voor micro's is een wijziging van artikel 395a lid 4 noodzakelijk, want dat artikel verplicht tot aparte vermelding van oprichtingskosten en kosten van uitgifte van aandelen, terwijl dat volgens de richtlijn jaarrekening alleen hoeft indien van toepassing. Omdat de maatschappelijk aanvaarde norm activering niet toestaat, zal er geen sprake kunnen zijn van toepassing, zodat aparte vermelding evenmin aan de orde is. 

Aanbeveling

Van de acht wijzigingen van Titel 9-bepalingen die waren opgenomen in de Verzamelwet 2018 zijn er twee gebaseerd op een verkeerde interpretatie van de richtlijn jaarrekening en zorgen twee wijzigingen voor meer inconsistenties tussen Titel 9 en de maatschappelijk aanvaarde norm.

Het verdient aanbeveling als de wetgever de desbetreffende aanpassingen weer corrigeert (waarbij ook de vergelijkbare bepalingen voor micro's worden betrokken). Daarnaast zou het goed zijn als de wetgever bij voorgenomen wijziging van jaarrekeningwetgeving vooraf tijdig (openbaar) overlegt met betrokkenen, ter voorkoming van verkeerde interpretaties, misverstanden en onnodige wijzigingen van wettelijke bepalingen. 

In het kader van de verbetering van de kwaliteit van de wetgeving met betrekking tot financiële verslaggeving, zou de wetgever tevens prioriteit moeten geven aan het elimineren van andere inconsistenties tussen Titel 9 en de richtlijn jaarrekening, c.q. motiveren waarom wordt afgeweken van de richtlijn jaarrekening respectievelijk een lidstaatoptie niet wordt overgenomen.

Gert-Peter den Hollander RA is directeur van Everest Advies in Bilthoven.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.