Failissementsrecht

De allereerste WHOA-uitspraak

Op 1 januari 2021 is de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) in werking getreden. Dat de WHOA ook geschikt is voor het mkb blijkt uit de allereerste uitspraak die op 15 januari van dit jaar is gewezen.

De WHOA maakt het mogelijk om bedrijven met problematische schulden te saneren door het aanbieden van een akkoord aan schuldeisers en aandeelhouders. De rechter kan het akkoord verbindend verklaren. Dat betekent dat het akkoord voor alle schuldeisers en aandeelhouders geldt, ook wanneer zij tegen het akkoord hebben gestemd. Door middel van een WHOA-akkoord kunnen de schulden worden gesaneerd en kan het bedrijf weer verder. Een faillissement kan daarmee worden voorkomen.

Het verzoek

Een verzoeker dient bij de rechtbank een WHOA-verzoek in. Er wordt een mondelinge behandeling van het verzoek gepland. De verzoeker voert aan dat zijn onderneming, een winkel, vanwege persoonlijke omstandigheden van 2016 tot en met 2019 verlies heeft geleden. De afgelopen jaren zijn er echter wel kostenbesparende maatregelen getroffen. Die hebben ertoe geleid dat er een positief bedrijfsresultaat kan worden gerealiseerd. Om de onderneming te kunnen voortzetten zal er echter wel een oplossing moeten komen voor de huidige schuldenlast. De schuld aan de belastingdienst bedraagt ruim € 26.000 en de concurrente schuldenlast ruim € 120.000. Daar bovenop komt nog een schuld aan een kredietverstrekker van € 50.000.

De verzoeker vreest dat schuldeisers zijn faillissement zullen aanvragen of beslagen zullen laten leggen. Dat zal een akkoord onmogelijk maken.  Een faillissement is dan waarschijnlijk onvermijdelijk. En in dat geval is de kans groot dat de schuldeisers niets zullen ontvangen.

Een externe financier is bereid het akkoord te financieren. Als het aangeboden akkoord slaagt zal de fiscus vermoedelijk betaling van 45 procent van zijn vordering ontvangen en de concurrente schuldeisers vermoedelijk 22,5 procent van hun vorderingen.

Het is voor de verzoeker wel noodzakelijk zijn bedrijf voort te zetten. Verzoeker vraagt daarom om een afkoelingsperiode. Bij een afkoelingsperiode mogen schuldeisers in beginsel hun goederen niet terughalen. Omdat er ook al diverse beslagen waren gelegd, vraagt de verzoeker tevens om opheffing van die beslagen.

De beoordeling

Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek stelt de rechtbank vast dat verzoeker deugdelijk en concreet heeft onderbouwd met welke middelen hij binnen een termijn van twee maanden een akkoord kan aanbieden.

Voorts is de rechtbank gebleken dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de door verzoeker gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten.

De rechtbank weegt bij dit oordeel ook de belangen van de schuldeisers mee. Er is gebleken dat een externe financier bereid is € 50.000 ten behoeve van het akkoord ter beschikking te stellen. Uit een taxatie van de voorraad en inventaris van de verzoeker blijkt dat met een akkoord een hogere uitkering aan schuldeisers zal kunnen plaatsvinden dan in geval van een faillissement. De activa van verzoeker bestaan uit bedrijfsinventaris en voorraad. Deze zijn gewaardeerd op een liquidatiewaarde van € 13.585 en een onderhandse verkoopwaarde van € 13.715. De rechtbank acht het niet onaannemelijk dat dergelijke bedragen in een faillissementssituatie geheel of grotendeels zullen opgaan aan faillissementskosten en het salaris van de curator. Daarom beslist de rechtbank dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers gediend zijn met het gelasten van een afkoelingsperiode.

De rechtbank heft voorts de gelegde beslagen op. Hoewel de beslaglegger volgens de rechtbank weliswaar door de opheffing van de beslagen wordt geraakt, is dat niet zodanig dat zijn belangen wezenlijk worden geschaad. De inventaris zal de komende periode slechts beperkt worden gebruikt. Deze zal daarom niet wezenlijk in waarde dalen. Verder is volgens de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat verdere tenuitvoerlegging van de gelegde beslagen spoedig tot het faillissement van de onderneming zal leiden. Daardoor zullen ook de beslagleggers niets ontvangen. Het verzoek tot opheffing van beslagen wordt daarom eveneens toegewezen.

Overlevingskansen

Indien een ondernemer wordt geconfronteerd met executoriale beslagen dan kan de WHOA in sommige situaties uitkomst bieden. De WHOA biedt immers de mogelijkheid aan de rechter om gelegde beslagen op te heffen. Ook bestaat er een bevoegdheid van de rechter om een afkoelingsperiode te gelasten. Dit voorkomt dat er met succes goederen kunnen worden opgeëist.

Dit betekent niet dat de onderneming zonder meer overlevingskansen heeft. Er zal immers financiering beschikbaar moeten komen om het WHOA traject goed te doorlopen en om het akkoord te financieren. Omdat bij het akkoord naast financiële kennis gedegen kennis van het insolventierecht vereist is het raadzaam tevens een advocaat in de arm te nemen met die specialistische kennis.

Robbert Roeffen is advocaat in Eindhoven bij het kantoor Keizers Advocaten en gespecialiseerd in het insolventierecht.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.