Magazine

'Het maatschappelijk verkeer is dood'

Joost van Buuren is de eerste hoogleraar, in de reeks interviews met ‘academische’ hoogleraren, die ook in de accountantspraktijk heeft gewerkt. Toch is hij een groot voorstander van een zware academische en theoretische component in de accountantsopleiding. “Als je studenten niet theoretisch leert denken, zul je oogsten wat je zaait.”

Dit artikel is verschenen in Accountant Q4, 2018

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Onder professoren: Joost van Buuren

Van Buuren gaat zich met zijn leerstoel onder andere richten op het afstemmingsprobleem tussen wat van de accountant wordt verwacht en de controlemethodologie. Volgens hem betogen auteurs en denkers als Mautz en Sharaf, Flint en Limperg al lang dat accountantscontrole een sociale conventie is, die voortdurend aan verandering onderhevig is. Zeker in de huidige tijd is de drang naar verandering sterk voelbaar.

Zo is een hardnekkig geluid dat de accountant op een andere manier uitspraken zou moeten doen over fraude. Hoe kijkt Van Buuren daar tegenaan? “Het lijkt er op dat het beroep zich gewoonweg niet wil aanpassen. Zelfs Limperg zei al dat een dergelijke houding ertoe kan leiden dat de accountant zichzelf nutteloos maakt. Accountants moeten zich dus niet blijven verschuilen achter regels die stellen dat de accountant slechts beperkt kijkt naar fraude.”

Maar Limperg vond ook dat de accountant de gewekte verwachtingen wel moet kunnen waarmaken.

“Volgens Limperg is het feit dat de verwachtingen niet realistisch zijn niet het grootste risico. Het belangrijkste risico is dat de accountants zich verschuilen achter het idee dat ze niet te grote verwachtingen mogen scheppen. Ze leggen de lat dan te laag, om maar niet in beweging hoeven te komen, onder het mom van het creëren van verkeerde verwachtingen. Daarnaast was het maatschappelijk verkeer in de tijd van Limperg als het ware één blok. Het ging vooral om de raad van commissarissen. Limperg beoogde weliswaar ook de financiële hoek, maar die moest nog evolueren. Het maatschappelijk verkeer is echter al lang geen massief blok meer, het is heel divers geworden. Er zijn steeds meer groepen belanghebbenden ontstaan, goed opgeleid en met een duidelijke eigen mening. Het maatschappelijk verkeer is dood, lang leve het maatschappelijk verkeer! Accountants kunnen niet meer met goed fatsoen een beroep doen op Limperg, in de huidige situatie. Er is een duidelijk afstemmingsprobleem: waarom past de accountant zich eigenlijk niet aan op wat van hem wordt verwacht?”

Is het niet ‘schoenmaker blijf bij je leest’?

“Laten we nu eerst eens gewoon beter bekijken wat de accountant wél kan doen. Op dit moment wordt vooral afgeschermd en ingedekt; de nadruk ligt meestal op wat de accountant allemaal niet kan. Fraude heeft een grote sociale impact, dat is altijd zo geweest. En die impact is alleen maar groter geworden. De accountant moet daar simpelweg iets mee. De accountant moet beter en met open vizier kijken hoe hij zich kan ontwikkelen, wat hij wél kan doen op het gebied van fraude. Ik noem dat de can-do-mentaliteit. Het is niet goed dat accountants blijven verwijzen naar de standaarden die zij zelf in het leven hebben geroepen.”

Waar zit het belangrijkste struikelblok?

“Accountancy is een beroep van veronderstellingen. Er zijn allerlei angstzaaiende veronderstellingen waarvoor nooit bewijs is geleverd. Accountants veronderstellen dat ze niet worden begrepen, dat ze niet kunnen voldoen aan de verwachtingen, dat het management in de gordijnen wordt gejaagd enzovoort. Maar we weten het niet, er is geen wetenschappelijk bewijs. De echte belemmering zit in de omgang met de standaarden. Het beroep heeft zich zodanig ontwikkeld dat niet meer kan worden afgeweken van die standaarden. Als je wel afwijkt is er meteen de angst dat de toezichthouder met je afrekent, terwijl dat volgens mij niet per definitie zo is. Het is een systeem dat vastloopt, er is lucht nodig om verder te ontwikkelen. Een van de standaarden die ik zou verwachten gaat over de afstemming met het maatschappelijk verkeer, met de belanghebbenden.”

Een belangrijk aandachtsveld van uw leerstoel gaat over gebrek aan validatie van de bestaande controlemethodologie. Zit daar een oorzaak van de verwachtingskloof?

“De vraag is wat we überhaupt weten over de effectiviteit van controlemiddelen. Vaak zet men ideeën gewoon door en vervolgens komt er een nieuwe standaard. De wetenschap hangt er altijd een beetje bij. Laten we eerst eens kijken wat we echt wel en niet kunnen met onze controlemiddelen. Helaas is de AFM ook niet onderzoeksgericht. Zij vinden het wel belangrijk, maar ook zij omarmen onderzoek niet als onderdeel van hun strategie. Waarom valideert de AFM geen controletechnieken? Dat gebeurt in de medische wereld toch ook met medicijnen? Zonder wetenschappelijke validatie gaan we ineens veelvuldig data-analyse toepassen. Als je nagaat hoeveel IT-projecten zijn mislukt is het maar zeer de vraag of dat goed gaat werken. Krijgt de accountant wel echt de data die hij verwacht te krijgen? En is de reikwijdte wel zoals beoogd? Accountants springen op nieuwe technologie zonder validatie.”

Moet je niet noodzakelijkerwijs al beginnen met technieken als ze nieuw zijn, omdat je anders de boot mist?

“Dat doen artsen toch ook niet met patiënten? Daar is het aan banden gelegd. We moeten goed bedenken dat geld uiteindelijk ook een enorme impact heeft op mensenlevens. Het gebruiken van niet-gevalideerde technologie voldoet wat mij betreft niet aan het toepassen van voldoende zorgvuldigheid.”

Wie moet die validatie dan op zich gaan nemen?

“Universiteiten kunnen kantoren helpen met het valideren van de controlemethodologie. Een organisatie als de FAR kan ook bijdragen. Maar kantoren moeten er zelf veel meer mee aan de slag, ze moeten eigen onderzoek doen. Ik vind daarom ook dat er veel meer gepromoveerde accountants zouden moeten rondlopen op kantoren. Het is absurd dat er zo weinig gepromoveerden zijn in een kennisintensief beroep. De leidinggevenden zijn vaak niet gepromoveerd. De complexiteit van het beroep vraagt echt om validatie van de gebruikte methoden. Het is niet meer toereikend om zonder onderzoek standaarden en methodes te maken en te implementeren.”

U heeft veel energie gestoken in het ontwikkelen van scriptietrajecten bij Nyenrode. Daarin is veel aandacht voor theorie. Wat hebben studenten (en accountants) aan het begrijpen van wetenschappelijke artikelen en het schrijven van een scriptie?

“Wat mij betreft heel veel. We willen dat studenten in concepten kunnen denken; het schrijven van een scriptie helpt daarbij. We proberen te laten zien dat het werken met concepten direct gaat over de accountantspraktijk. Als studenten mee willen komen in een kennisintensieve maatschappij, dan moeten zij kunnen denken in concepten en weten wat de invloed van concepten is op de wijze van controleren. Dat is essentieel.”

Is een stevig essay niet voldoende?

“Dat doen ze al bij de praktijkscriptie. Maar ze moeten dat hogere niveau ook aankunnen. Als je theorie wilt begrijpen, dan moet je door de molen heen van wat theorie eigenlijk precies is. Dan moet je onderzoeksmeters hebben gemaakt waarbij theorie wordt ontwikkeld. Als dat niet is gebeurd, kom je niet op het niveau om de geldigheid van de uitspraken en veronderstellingen die worden gedaan te beoordelen. Dat is mijn stellige overtuiging. Als je studenten dit niet laat doen, zal je oogsten wat je zaait. Dan krijg je accountants die niet verder kijken dan het lokale vraagstuk waarmee ze hebben te maken. Dat kunnen ze waarschijnlijk prima oplossen, maar ze kunnen niet conceptueel nadenken over wat er allemaal op ze afkomt. Wat is de betekenis van actuele en toekomstige ontwikkelingen op de accountantspraktijk? Dat besef is heel belangrijk voor de kwaliteit van de accountantscontrole.”

Dachten accountants voorheen onvoldoende conceptueel na?

“Ik denk inderdaad dat de scripties van tien jaar geleden en daarvoor van een veel lager niveau waren dan nu. Studenten werden niet gedwongen om echt hun tanden te zetten in wat waar is en wat niet. Zowel bij accountantscontrole als onderzoek zijn we op zoek naar een stuk waarheid. Er bestaan duidelijke parallellen tussen onderzoek naar wetmatigheden en naar verklaren van gedrag en het doen van een accountantscontrole naar wat waar is en of er een getrouw beeld bestaat. Accountantscontrole en conceptueel nadenken horen gewoon bij elkaar. Onderzoek moet daarom een fundamenteel onderdeel uitmaken van de opleiding.”

Noot
Luc Quadackers is eigenaar van Margila en als onderzoeker verbonden aan het Lectoraat Financieel-economische Advisering bij Innovatie (FAI) van de Hogeschool Utrecht.

CV Joost van Buuren

Joost van Buuren is sinds 1 januari 2018 hoogleraar auditing & assurance aan Nyenrode Business Universiteit. Daarnaast is hij onder andere actief als ondernemer op het gebied van auditsimulatie ten behoeve van onderzoek en onderwijs. Tussen 1997 en 2003 werkte hij in de openbare accountantspraktijk. In 2011 en 2012 publiceerde hij onderzoeken naar de impact van accountantscontrole bij grote organisaties.

Welk wetenschappelijk artikel moet elke accountant hebben gelezen?

What Went Wrong? The Downfall of Arthur Andersen and the Construction of Controllability Boundaries Surrounding Financial Auditing van Yves Gendron en Laura Spira (Contemporary Accounting Research, 2009).

Dit zeer leesbare artikel bevat een ex-post-analyse van de teloorgang van Arthur Andersen. Het gaat over de rol die de omgeving speelde in het negatief beïnvloeden van gedrag. En over hoe het niet bijstellen van dat gedrag kon leiden tot de ondergang van een grote onderneming.

De auteurs besteden ook aandacht aan de visie van de partners op het aanpakken van kwaliteitsproblemen. Die visie stond diametraal tegenover de visie van hun eigen medewerkers en externe partijen.

Luc Quadackers is eigenaar van Margila.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.