Opinie

De zwijgzame accountant. Vragen aan PwC

Een provinciale onderzoekscommissie onderzoekt de beleggingen van de provincie Noord-Holland bij de IJslandse bank Icesave. In dat kader wil de commissie graag de provinciale accountant, de heer Goldstein van PwC, horen.

PwC laat in een persbericht weten dat de accountant niet voor de commissie zal getuigen.

Ik citeer drie passages uit het persbericht:

(1) 'Het staat ons niet vrij op grond van de Wet toezicht accountantsorganisaties en de Verordening gedragscode. Deze verplichten ons tot geheimhouding over onder andere zaken die personen betreffen en daarom kunnen we niet meewerken aan een publieke hoorzitting.'

(2) 'Wij hechten er aan te benadrukken dat in de Provinciewet (artikel 151 b jo 151c) is vastgelegd welke personen verplicht zijn gehoor te geven aan een uitnodiging van de onderzoekscommissie. In tegenstelling tot de Wet op de Parlementaire enquête 2008 is in de Provinciewet niet vastgelegd dat de accountant dient te verschijnen. Daarmee ontbreekt ook een wettelijk kader waarbinnen de accountant kan meewerken aan een dergelijk onderzoek.'

(3) 'Mede gelet op de rol die wij in het maatschappelijk verkeer wensen te vervullen, hebben wij de afgelopen weken op basis van vrijwilligheid alle medewerking gegeven om alle vragen van de commissie te beantwoorden.'

De citaten geven aanleiding tot een paar vragen:

  • Ik vraag mij af op welke specifieke bepaling in de Wta PwC zich nu precies baseert. Artikel 26 van de Wta regelt de geheimhoudingsplicht, maar spreekt niet specifiek over - zoals PwC wel doet - 'zaken die personen betreffen'.
  • Hoe consequent is PwC in de analyse van de wettelijke bepaling, nu ze de geheimhouding - op vrijwillige basis - wel wil breken om de vragen van de commissie te beantwoorden, maar deze niet breekt voor een openbare hoorzitting?
  • Heeft PwC overwogen de cliënt, de provincie Noord-Holland, te vragen om opheffing van de kennelijk knellende geheimhoudingsverplichting? Zo ja: wat was het antwoord? Zo nee: waarom niet? Immers, op deze wijze kan het ‘vertrouwelijke karakter' van gegevens worden opgeheven en waarom zou de provincie, die wel mee moet werken aan het onderzoek, die geheimhouding niet opheffen?
  • Waarom staat de Verordening Gedragscode (VGC) een openbaar verhoor in de weg? Is die stelling gebaseerd op de algemene geheimhoudingsbepaling?
  • Is PwC bekend met artikel A-140.7 sub d van de VGC, dat handelt over het bekend maken van vertrouwelijke informatie bijvoorbeeld aan ‘in het openbaar bestuur functionerende onderzoekscommissies en aan de Algemene Rekenkamer'?
  • Is PwC ermee bekend dat de daarbij behorende inleidende bepaling niet alleen ziet op situaties waarin het verplicht is vertrouwelijke informatie bekend te maken, maar ook op situaties waarin het ‘maatschappelijk juist' is?

Een verzoek tot opheffing van de geheimhoudingsplicht aan de cliënt en/of een beroep op artikel A-140.7 sub d, lijkt met een beetje goede wil een oplossing te bieden voor het probleem waarvoor (de accountant van) PwC zich gesteld ziet.

Gelukkig maar, dan kan PwC toch nog in een openbare hoorzitting de rol vervullen die zij in het maatschappelijk verkeer wenst. En die het maatschappelijk verkeer wenst...

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Marcel Pheijffer (1967) is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.