Opinie

Stramien voor assurance-opdrachten is overbodig en inconsistent

Accountants, en daarmee hun klanten (het 'maatschappelijk verkeer'), hebben te maken met het 'Stramien voor assurance-opdrachten'. Er is echter alle reden dit stramien kritisch te beschouwen. Niet alleen rammelt het inhoudelijk, het is bovendien overbodig. Hieronder een samenvatting van mijn argumenten.

Assurance is een beoogd product van het beroep voor het maatschappelijk verkeer. Maar dan moet die redelijke mate van zekerheid ook expliciet worden gegeven, zoals dit bij financiële verantwoordingen van oudsher geschiedt.

Bij direct reporting, bijvoorbeeld over een fraudeonderzoek, is dit echter zelden het geval. De accountant meldt zijn specifieke feitelijke bevindingen en hoe hij daaraan gekomen is; dan is het zeker geen assurance-opdracht. 

Vaak worden aan zo'n rapportage oordelen toegevoegd; die worden dan gemotiveerd. Dan kunnen de lezers zelf bepalen welk vertrouwen zij aan een dergelijk rapport ontlenen. Zij doen dat ook. Maar met een dergelijk rapport wordt dus geen assurance verstrekt. 

Er is echter ook fundamenteler kritiek. Het is namelijk überhaupt niet zinvol het maatschappelijk verkeer lastig te vallen met het verschil tussen assurance- en andere opdrachten. Als een accountant een opdracht aanvaardt, moet hij zelf nagaan welke regelgeving van toepassing is. Noch de opdrachtgever, nog de al dan niet beoogde gebruikers behoren hieraan een boodschap te hebben. 

Terug naar het onderscheid en de definitie zelf. Daar schort ook het een en ander aan. 

Het Stramien voor assurance-opdrachten schetst vijf elementen van een assurance-opdracht. Drie daarvan (betrokkenheid van drie partijen, geschikt object van onderzoek en toepasbare criteria) zijn kenmerken, maar die zijn niet onderscheidend ten opzichte van andere opdrachten. Voor het onderscheid tussen assurance- en andere opdrachten hebben deze kenmerken dus geen betekenis. 

De andere twee elementen (beschikbaarheid van toereikende assurance-informatie en een geschikt assurance-rapport) zijn geen kenmerken maar (logische) eisen. Alleen al daardoor zijn zij irrelevant voor het zojuist genoemde onderscheid. Hetzelfde geldt voor de aard van de werkzaamheden en voor de verspreidingskring van de rapportage; die hebben geen betrekking op de aard van de opdracht. 

Ook de definitie van 'assurance-opdracht' rammelt. Tot 2003 was de doelomschrijving zodanig dat de controle van een jaarrekening daarin paste, maar ook de mogelijkheid open liet dat ook andere opdrachten van een accountant als ‘assurance-opdracht' konden of moesten worden gekenschetst. 

Sinds 2003 luidt de definitie als volgt: 'Een assurance-opdracht is een opdracht waarbij een accountant een conclusie formuleert die is bedoeld om het vertrouwen van de beoogde gebruikers, niet zijnde de verantwoordelijke partij, in de uitkomst van de evaluatie of de toetsing van het object van onderzoek ten opzichte van de criteria, te versterken.'

Ter verduidelijking is hieraan toegevoegd: 'De uitkomst van de evaluatie of de toetsing van het object van onderzoek is de informatie die het gevolg is van de toepassing van de criteria op het object van onderzoek.'

Bij de controle van de jaarrekening is de in de definitie genoemde 'uitkomst' dus de accountantsverklaring. Maar wie versterkt het vertrouwen in die uitkomst? Als dat de accountant zelf is, versterkt hij het vertrouwen in zijn verklaring niet, want hij is dan niet onafhankelijk ten opzichte van zijn eigen werk. Hij zou dan aan zelftoetsing doen, en die wordt nu juist elders in de regelgeving gekenschetst als een bedreiging van de onafhankelijkheid! 

De assurance kan dus slechts zinvol afkomstig zijn van een andere accountant! De controle van de jaarrekening past dus niet in de huidige definitie! 

En dan is er ook nog de classificatie van 'aan assurance verwante' opdrachten. Ten aanzien van overeengekomen specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie is deze classificatie voor het maatschappelijk verkeer zinloos. En ten aanzien van de samenstellingsopdracht is hij op zijn minst misleidend. 

De eindconclusie: het Stramien is maatschappelijk overbodig en intellectueel inconsistent.

Deze opiniebijdrage is gebaseerd op een uitgebreider artikel over dit onderwerp in het septembernummer van het Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie (MAB).

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Hans Blokdijk (1935-2013) was hoogleraar accountancy aan de Vrije Universiteit Amsterdam en aan Universiteit Nyenrode. Na zijn vertrek als partner bij KPMG in 1992 was hij werkzaam als zelfstandig adviseur van accountants en advocaten.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.