Opinie

Critical accounting

In de marge van de recente discussie over de bijdrage die hoogleraren accountancy aan het publieke debat over ons vakgebied leveren, refereerde ik aan de (wetenschappelijke) stroming 'Critical accounting'.

Ik verwees daarbij naar Abe Briloff (mijn held binnen de academische accountancygemeenschap) en naar Prem Sikka. Zij kregen vanwege hun denkbeelden - hoe vaak ze het ook bij het rechte eind hadden - vaak kritiek vanuit het Accounting Establishment.

Hoogleraar Eddy Vaassen meende mij op een stevige fout te kunnen betrappen en schreef: "Hiermee sla je de plank mis, want Critical Accounting Research is een heel specifieke stroming in de onderzoeksliteratuur die naar accounting kijkt alsof het een instrument van het kapitalisme is om de wereld rondom de rapporterende organisatie te manipuleren en aldus bijdraagt aan een ongelijke allocatie van middelen en sociale ongelijkheid. Dat heeft niks te maken met kritisch kijken naar de rol van accountants zoals je dat in je blogs bedoelt."

Ik beloofde Vaassen hier nog op terug te komen. Bij deze. Allereerst maak ik een kort uitstapje naar de filosofie en sociologie, waarna ik terugkeer naar de accountancy. Daarbij kom ik uit bij de Frankfurter Schule, die zich richt op maatschappijkritische, neomarxistische, 'kritische theorie'. Deze filosofische en sociologische stroming kant zich tegen het 'wetenschapspositivisme'.

Kritische theorie - met als representanten onder meer Hegel, Marx, Nietzsche, Weber en Freud - legt de nadruk op de culturele factoren in de ideologie van het kapitalisme. Deze theorie wil de werkelijkheid niet alleen beschrijven en verklaren, maar deze ook veranderen (verbeteren).

Een moderner representant van de kritische theorie is de Duitse filosoof en socioloog Habermas. Hij gaat ervan uit dat in de publieke sfeer, in de openbaarheid, ruimte moet zijn voor debat. Vereisten voor een goede publieke sfeer zijn voor Habermas onder andere het vooropstaan van het gemeenschappelijk belang en het ontbreken van elke soort dwang, buiten dat van het 'goede argument'.

De kenners van mijn werk zullen mij in voorgaande herkennen: geen uitlegverhaaltjes, maar streven naar verandering in de zin van verbetering. Geen gekonkel en geregel achter de schermen, maar debat in de publieke sfeer. Geen eigen-, cliënt- of kantoorbelang maar het gemeenschappelijk belang. Geen holle retoriek maar de kracht van argumenten.

De kritische theorie zet zich af tegen het wetenschapspositivisme: de stroming waarin wordt gesteld dat alleen de empirische wetenschappen kennis kunnen opleveren. Positivisme gaat ook vaak gepaard met sciëntisme, de overtuiging dat de wetenschap een antwoord zal bieden op alle problemen.

Als echte Nyenrodiaan - wij zijn 'pracademic' - heb ik een andere overtuiging: we moeten vooral verbinding zoeken met de praktijk om wetenschappelijke inzichten verder te brengen. Geen 'ivoren-toren-wetenschap', maar met de voeten in de aarde en midden in de maatschappij. Uiteraard zonder wetenschappelijke inzichten uit het oog te verliezen.

Als we het voorgaande projecteren op de accountancy, dan komen we uit bij het thema Critical Accounting. Hoogleraar Accounting & Financial Management Tony Low was daar een voorvechter van. Zijn motto was simpel: 'Accounting is what accountants do'. En dat was precies hetgeen hij bestudeerde. Zijn aandachtsgebieden:

  • evaluating the adequacy of accounting practice as a step towards improving it;
  • contextualizing Accounting within organizational or societal frames of reference;
  • considering the potentiality of Accounting (a critical assessment of what it might contribute within organizational and societal contexts);
  • recognizing that disciplines other than Economics (including Philosophy, History, Psychology and Sociology) have significant roles to play in generating novel insights into Accounting as a legitimate field of intellectual inquiry within the academy.

Dit laatste is ontleend aan het boek Pioneers of Critical Accounting van Haslam & Sikka (2016) dat goed inzicht geeft in de ontwikkeling van deze stroming. Daarin wordt - op basis van het werk van Laughlin (1999) - de volgende karakteristiek van critical accounting gegeven:

  1. It is always contextual. That is, it recognises that accounting has social, political and economic consequences.
  2. It seeks engagement, which means that it is always undertaken to change (improve) the practice or profession of accounting.
  3. It is concerned at both micro (individuals and organisations) and macro (societal and professional) levels.
  4. It is interdisciplinary in that it engages with and borrows from other disciplines.

Vaassen wijst in zijn reactie op mijn stellingname over Critical Accounting met name op het eerste aspect. Daar waar ik er over spreek doel ik met name op de andere aspecten. Vanuit de wettelijke, maatschappelijke en publieke functie van de accountant staan bij mij zaken als engagement en verantwoordelijkheid van het accountantsberoep vaak voorop: maak de rol waar die je door de wetgever is toebedeeld en die je door je beroepskeuze op je hebt genomen.

Kortom: anders dan Vaassen stelt sla ik de plank niet mis. Net als door ondergetekende (in de discussie met Vaassen) wordt - in het boek waarnaar ik zojuist heb verwezen - door Gaffikin (2016) het academisch werk van Prem Sikka genoemd:

'The work of Prem Sikka clearly illustrates Laughlin's characteristics. He is somewhat of a political activist in accounting and has taken issue with the profession for not having more forcefully aided the fight against issues such as money laundering, fraud and transnational crime and professional body insouciance (indifference to may of these issues).'

Het is dezelfde onverschilligheid die het Nederlandse (academische) Accounting Establishment lang heeft gekenmerkt. Daarom wijs ik daar regelmatig op, ageer ik ertegen (met name ook tegen de ontkenning van het verschijnsel) en voel ik mij thuis bij de stroming Critical Accounting: 'critical accounting seeks to unmask the often hidden interests of those who would seek an unjust allocation of a society’s scarce resources so that all interests in society can befit. The spectacular corporate collapses and fraud seen early in this century - and before - clearly indicate that such maladjusted interests exist.' (Gaffikin, 2016).

In de gedachtewisseling met Vaassen schreef ik dat "Critical accounting een onderwerp is waar in Nederland in het (door de hoogleraren waarover de blogs handelen gedomineerde) MAB niet of nauwelijks over wordt geschreven." Wellicht is deze bijdrage van mijn kant een eerste aanzet om in het MAB nu weleens aandacht aan dit thema te schenken. Iets wat vijftien jaar na de reeks mondiale fraude- en boekhoudschandalen, bijna tien jaar na de debacles in de financiële sector en drie jaar na de orkaan die over de accountancy in Nederland joeg, geen overbodige luxe zou zijn. Toch Roger, Peter, Barbara, Ralph, Erik, Ruud, Frans, Oscar, Arco, Philip en Eddy?

Het is een oproep die de vorenbedoelde hoogleraren die - met uitzondering van Eddy - de redactie van het MAB bemensen eigenlijk niet naast zich neer kunnen leggen. Of gebeurt met mijn oproep hetzelfde als met de knuppel die Ross Watts en Jerold Zimmerman in 1979 in The Accounting Review in het hoenderhok wierpen? Zij schreven een controversieel stuk over het wetenschappelijk onderzoek in de accountancy zoals opgenomen in de wetenschappelijke periodieken: 'Almost all the papers it published tackled issues of relatively minor significance, applying statistical methodology in a flat, de-politicised and uncontroversial way.'

Watts en Zimmermann ageerden tegen het brave academische wereldje en riepen louter weerstand - reacties op het stuk werden doodgezwegen - op met hun 'knuppel': 'The 1979 paper was even more overtly controversial, since it purported to explain the whole process through which academic accounting ideas were produced. The resulting theory was most unflattering to academics themselves, since it depicted them as self-interested and opportunistic rather than scholarly, producing their ideas at the behest of those involved in the political process.' (Zie verder: Tinker & Puxty, 1995: Policing Accounting Knowledge. The market for excuses affair.)

L'histoire se répète. Of ditmaal niet?

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Marcel Pheijffer (1967) is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden.

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.