Tuchtrecht

Belastingdirecteur handelde klacht niet verkeerd af

Een directeur van de Belastingdienst ondertekent als registeraccountant de beslissing over een klacht van een belastingplichtige. Inhoudelijk is hij er niet bij betrokken. Hij heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Zaaknummers:
AWB 13/593
Datum uitspraak:
13 april 2015
Oordeel:
beroep ongegrond, klacht ongegrond
Maatregel:
geen
Status:
definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:CBB:2015:108

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

De Belastingdienst gaat juni 2006 akkoord met een vaststellingsovereenkomst van een belastingplichtige en zijn echtgenote in het kader van een voorlopige schuldsaneringsregeling. De belastingschuld zal definitief worden kwijtgescholden, tenzij vóór 20 mei 2009 aan het licht komt dat de belastingplichtige vermogen heeft verzwegen of de Belastingdienst anderszins heeft benadeeld.

Op 20 mei 2009 bericht de Ontvanger de man dat hij de uiteindelijk belanghebbende van twee buitenlandse rechtspersonen was toen hij de overeenkomst sloot. Hij heeft zich dus niet aan de voorwaarden gehouden.

De Belastingdienst legt een navorderingsaanslag IB/PV 2006 op waarover de belastingplichtige vergeefs procedeert. De man betaalt niet en uiteindelijk verrekent de fiscus de aanslag in 2012 met een teruggave.

In oktober 2012 eist de man het bedrag van de teruggave. Als dit niet lukt, dient hij een interne klacht in bij de Belastingdienst. De klacht wordt afgewimpeld onder verantwoordelijkheid van de toenmalige directeur van de Belastingdienst Oost-Brabant, een registeraccountant.

De belastingplichtige dient een klacht tegen de oud-directeur in bij de Accountantskamer. Die verklaart de klacht ongegrond. De klacht is onvoldoende onderbouwd, omdat aannemelijk is geworden dat:

  • de verduistering een verrekening was waartoe de Ontvanger gerechtigd was;
  • de afgesproken definitieve kwijtschelding niet is doorgegaan omdat de klager zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden;
  • de Ontvanger heeft gezegd dat de man naar de civiele rechter moet stappen om het uitblijven van de kwijtschelding aan te vechten.

De klager gaat in hoger beroep.

Beroepsgronden

De directeur had als eindverantwoordelijke voor de interne klachtafhandeling moeten:

  • nagaan of de reactie op de interne klacht juist was;
  • controleren of de Ontvanger terecht heeft geconcludeerd dat hij niet heeft voldaan aan de voorwaarden van de vaststellingsovereenkomst;
  • controleren of de voorlopige kwijtschelding terecht niet is omgezet in een definitieve kwijtschelding.

Volgens de klager voldeed hij wel aan de voorwaarden van de vaststellingsovereenkomst en heeft de Ontvanger ten onrechte een belastingteruggaaf verrekend met de aanslag inkomstenbelasting over 2006. Door als registeraccountant de beslissing over de klacht te ondertekenen, zonder te verifiëren of de beslissing inhoudelijk juist was, heeft hij een foute beslissing geaccordeerd.

Oordeel

Het beroep is ongegrond.

De directeur van de Belastingdienst Oost-Brabant heeft de beslissing op de interne klacht genomen met vermelding van zijn RA-titel en dus als ‘accountant in business’. Als bestuursorgaan moet hij interne klachten behandelen volgens de normen van de Algemene wet bestuursrecht. Ook als het deels gaat om (het niet-nakomen van) een civiele overeenkomst.

De directeur voert aan dat:

  • een speciaal klachtbehandelingsteam de meerderheid van de interne klachten zelf af doet;
  • een klein aantal interne klachten, met name die met een hoog afbreukrisico, wordt doorgezonden naar het managementteam;
  • de directeur de beslissing over laatstgenoemde klachten ondertekent;
  • het onderzoek is gedaan door een klachtbehandelaar;
  • hij de beslissing pas ondertekent als hij heeft overlegd met de leidinggevende van het klachtbehandelingsteam;
  • hij de beslissing in deze zaak niet zelf heeft ondertekend omdat hij afwezig was, maar wel de verantwoordelijkheid voor de afdoening op zich heeft genomen;
  • uit ingewonnen informatie is gebleken dat de Ontvanger de belastingteruggaven aan de klager heeft verrekend met de aanslag inkomstenbelasting 2006 omdat deze aanslag niet was kwijtgescholden;
  • de definitieve kwijtschelding achterwege is gebleven omdat de klager volgens de Ontvanger niet heeft voldaan aan de overeenkomst;
  • de klager in de beslissing over zijn klacht is geïnformeerd over de rechtsmiddelen die hij kan inzetten als hij het niet eens is met de beslissingen van de Ontvanger over de verrekening, aanslagen en vaststellingsovereenkomst.

Gezien de geschetste werkwijze en de rol van de accountant daarin, vindt het college niet dat de directeur onzorgvuldig heeft gehandeld bij de behandeling van de klacht. Volgens het college vergde het onderzoek naar de interne klacht geen inhoudelijke beoordeling. De klager kan namelijk naar de burgerlijke rechter stappen voor een oordeel over de verrekening dan wel een geschil omtrent de nakoming van een overeenkomst.

Het zou eventueel anders kunnen liggen als uit het klachtonderzoek was gebleken dat de Ontvanger evident onjuist had gehandeld, maar dat is niet het geval. Het college is het dan ook met de Accountantskamer eens dat de accountant tuchtrechtelijk niets te verwijten valt.

Maatregel

Geen.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.