Tuchtrecht

Ongebruikelijke transactie al melden bij vermoeden

Elke ongebruikelijke transactie, waarvan je vermoedt dat die verband kan houden met witwassen of terrorismefinanciering, moet worden gemeld. Je moet dus niet alleen melden als er concrete aanwijzingen bestaan voor witwassen of terrorismefinanciering.

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Zaaknummers:
AWB 15/43
Datum uitspraak:
13 september 2016
Oordeel:
beroep ongegrond / klacht gegrond
Maatregel:
berisping
Status:
definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:CBB:2016:305

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Een registeraccountant boekt voor een Chinees/Japans restaurant de salaris- en financiële administratie in, stelt de jaarrekeningen samen en verzorgt de Vpb- en IB-aangiften. Het restaurant is samen met een horecaclub in handen van een holding, waarvan een vrouw de aandelen heeft. De vrouw verkoopt de aandelen in de club in 2011.

Voorafgaand aan de verkoop verschijnen er berichten in de media over een Japans restaurant, dat banden heeft met een Chinese bende. De bende zou zich bezig hebben gehouden met mensensmokkel, geweldsmisdrijven, identiteitsfraude, witwassen en internationale handel in soft- en harddrugs. Het genoemde restaurant is de klant van de accountant.

In november 2010 komt de politie langs bij de accountant om alle originele bescheiden van de holding en de twee vennootschappen te vorderen. De accountant bespreekt de inval met de vrouw en stelt diverse vragen over haar vermeende betrokkenheid bij illegale activiteiten. Als de vrouw hem bezweert dat zij niet bij zulke activiteiten betrokken is, concludeert de accountant dat hij de opdracht kan continueren en dat er geen ongebruikelijke transacties zijn die hij op basis van de Wwft zou moeten melden. Van de strafrechtadvocate van de vrouw krijgt de accountant te horen dat er geen feitelijke basis bestaat voor de verdenkingen jegens de vrouw.

In januari 2012 hoort de politie de accountant als getuige in het onderzoek naar onder anderen zijn cliënt. Naar aanleiding van het politieonderzoek en de inval in het restaurant wordt de drank- en horecawetvergunning ingetrokken. De vrouw maakt daar vergeefs bezwaar tegen.

Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) komt in juli 2012 bij de accountant langs voor een regulier onderzoek naar de naleving van de Wwft. In het dossier van de vrouw stuit het bureau op enkele ongebruikelijke transacties. De accountant vertelt aan het BFT dat de politie op zoek is naar de vriend van de vrouw en dat zij zelf niets te maken heeft met de vermeende illegale activiteiten.

In augustus 2012 vraagt het bureau aan de accountant wat hij heeft gedaan met de informatie over de politie-inval en de intrekking van de DHW-vergunning en of de intrekking wellicht samenhangt met de vijf mille die het restaurant contant betaalde aan de verdachte vriend. Verder wil het BFT weten wat de accountant denkt van de berichten dat zijn cliënt “een strovrouw was voor de hoofdverdachte”, een 34-jarige buitenlander, die achter de schermen de uitbater zou zijn van de club en het restaurant. Kan de accountant de naam van die vriend noemen, kent hij die persoon en is die ook een cliënt is van zijn kantoor?

De accountant weet niet meer precies wanneer hij van de zaak heeft gehoord en vindt dat hij voldoende heeft onderzocht of mevrouw betrokken was bij de kwestie. Gezien de geschiedenis met zijn cliënte concludeerde hij dat zij niets te maken heeft met de kwestie. Hij kent de verdachte via de vrouw, maar de verdachte is geen cliënt van hem.

Volgens de accountant is de vergunning niet ingetrokken. Hij stuurt het advies mee dat de bezwaarschriftencommissie gaf nadat de vrouw bezwaar had gemaakt tegen de intrekking. Ondanks allerlei belastende feiten staat voor de commissie nog niet vast dat de holding en de cliënte persoonlijk betrokken zijn bij de vermeende strafbare feiten. Zo vindt de commissie de ontdekking van hennepkwekerijen in twee woningen die zij verhuurde onvoldoende om van slecht levensgedrag te spreken. Dat de bestuursrechter haar heeft aangemerkt als overtreder betekent niet dat zij ook persoonlijk bij die hennepkwekerijen was betrokken. De vrouw had 27 panden in verhuur toen de eerste hennepkwekerij werd ontmanteld en zij kon onmogelijk al die panden controleren, meent de commissie.

Het BFT concludeert dat de accountant:

  • de Wwft-bepalingen over cliëntonderzoek en de meldplicht heeft overtreden;
  • geen aanvullend onderzoek heeft gedaan naar aanleiding van de aanwijzingen van fraude of onwettig handelen;
  • in het dossier niets heeft vastgelegd over zijn vragen naar de betrokkenheid van de vrouw en de redenen voor de politie-invallen bij het restaurant en bij haar thuis;
  • geen (vastgelegde) vragen heeft gesteld over de grote hoeveelheden contant geld en de illegale werknemer die de politie aantrof in het restaurant.

Hierna meldt de accountant bij FIU-Nederland dat er sprake is van “een cliënt” in wier huis bij een inval een geluiddemper en 23 patronen zijn aangetroffen, alsmede een geringe hoeveelheid verdovende middelen en een grote som contant geld (mogelijk 158 duizend euro).

De cliënte wordt in mei 2014 veroordeeld tot tien maanden celstraf voor het faciliteren van de criminele activiteiten van de hoofdverdachte. De accountant zegt de opdracht van de vrouw en haar vennootschappen op en doet een aanvullende melding bij FIU-Nederland.

Het BFT heeft dan al een klacht tegen de accountant ingediend. De Accountantskamer verklaart die klacht gegrond en legt een berisping op. De accountant gaat in hoger beroep.

Beroepsgronden

De accountant vindt dat de Accountantskamer ten onrechte de twee klachtonderdelen (a en b) gegrond heeft verklaard en ten onrechte een berisping heeft opgelegd.

Oordeel

Het beroep is ongegrond.

Ad a

De accountant heeft artikel 16 van de Wwft overtreden door geen melding te doen van een ongebruikelijke transactie nadat het BFT zijn concept-rapport uitbracht naar aanleiding van het onderzoek. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven ziet in de volgende feiten subjectieve indicatoren voor één of meer ongebruikelijke transactie(s):

  • de vrouw heeft ruim 350 duizend euro in rekening courant onttrokken aan het bedrijf;
  • er waren onduidelijke geldleningen en schuldbekentenissen tussen de vrouw en derden;
  • daarvan zijn er uiteindelijk veel geboekt als privéleningen in rekening courant;
  • de FIOD heeft een grote som contant geld bij de vrouw thuis aangetroffen.

De accountant had deze feiten moeten melden toen hij daarvan kennisnam. Na de conceptrapportage van het BFT had hij moeten vermoeden dat deze transacties verband konden houden met witwassen of financiering van terrorisme. Voor een beginnend horecabedrijf ging het namelijk om ongewoon grote geldstromen, waarvoor geen aannemelijke verklaring is gegeven.

Het beroep op de eigen professionele oordeelsvorming van de accountant haalt niets uit. Die professionele oordeelsvorming is gericht op de vraag of een transactie een ongebruikelijk karakter heeft of niet. Als de accountant die vraag bevestigend beantwoordt, moet hij de transactie melden. Dat een opsporingsdienst al van die ongebruikelijke transactie op de hoogte is, ontslaat hem niet van zijn meldingsplicht. De accountant moet niet gaan speculeren over de richting van het onderzoek van de opsporingsdienst, over de informatie die de opsporingsdienst vermoedelijk al heeft en welke informatie andere instanties hebben over de kwestie.

Omdat FIU-NL elf van de zestien uiteindelijk gemelde transacties niet heeft aangemerkt als verdacht, vindt de accountant dat het destijds op zijn minst aanvaardbaar was om niet tot melding over te gaan. Zo’n terugblikredenering vindt de tuchtrechter echter niet relevant, omdat die moet beoordelen of de accountant de juiste afweging heeft gemaakt op het moment dat hij de feiten kende. En de accountant kon toen nog niet weten hoe FIU-NL de meldingen zou waarderen.

Volgens de accountant blijkt uit deze uitspraak van het college dat er een verband moet bestaan tussen zijn werkzaamheden en de ongebruikelijke transactie. Deze uitspraak gaat echter over een zaak die viel onder de voorloper van de Wwft. Volgens de Wwft moet je – zeker vanaf 1 januari 2013 – ook melden als de ongebruikelijke transacties niet direct gerelateerd zijn aan de werkzaamheden van de accountant.

Onder verwijzing naar dit arrest van de Hoge Raad uit 2008 meent de accountant dat je alleen hoeft te melden als er concrete aanwijzingen bestaan voor witwassen of het financieren van terrorisme. Het college heeft in de coffeeshop-uitspraak van 2015 echter gezegd dat je artikel 16 van de Wwft veel ruimer moet uitleggen. Je moet iedere ongebruikelijke transactie melden waarvan je vermoedt dat die verband kan houden met witwassen of financiering van terrorisme.

Ad b

De accountant heeft in strijd gehandeld met NVCOS 4410 en fundamentele beginselen uit de VGC door:

  • niet adequaat te reageren op onbevredigende gegevens en aanwijzingen van fraude of onwettig handelen;
  • die gegevens en aanwijzingen onvoldoende vast te leggen in het dossier.

De tuchtrechter hoeft de conclusies van het BFT hierover niet per se te volgen en kan een eigen afweging maken. Die moet dan wel gebaseerd zijn op een procedure, waarin de fundamentele waarborgen voor een eerlijk proces in acht zijn genomen. De beslissing moet dus gebaseerd zijn op het debat in de procedure en moet niet uit de lucht komen vallen.

Het BFT heeft in de klacht niet alleen NVCOS 4410 genoemd, maar ook de fundamentele beginselen uit de VGC, met name die van integriteit, zorgvuldigheid en professionaliteit. De accountant had dus kunnen weten dat de Accountantskamer zijn beslissing zou baseren op het conceptueel raamwerk en heeft zich dus niet losgezongen van de klacht.

Het college vindt net als de Accountantskamer dat de accountant de bedreigingen voor de naleving van de fundamentele beginselen heeft veronachtzaamd door de cliëntrelatie voort te zetten – met name nadat hij had gehoord dat zijn cliënte werd verdacht van strafbare feiten. Hij heeft niets vastgelegd over zijn afwegingen om een Wwft-melding achterwege te laten. Het college wuift diens verweer weg dat hij die wel degelijk heeft vastgelegd in het programma ‘CaseWare’, maar dat de onderzoekers van het BFT niet naar deze informatie hebben gevraagd. De accountant had tijdens het onderzoek zowel desgevraagd als ongevraagd alle gegevens moeten overleggen die verband hielden met de naleving van de Wwft en dat heeft hij niet gedaan.

Overigens heeft hij deze informatie ook niet overgelegd in hoger beroep. De notities over de gesprekken met de vrouw en haar advocate, die hij pas in een laat stadium heeft laten zien, zaten niet in het dossier en hij heeft de onderzoekers van BFT daar ook niet op gewezen. Omdat de accountant een en ander niet op de voorgeschreven manier heeft vastgelegd in het dossier, is het niet mogelijk om achteraf vast te stellen of hij de afwegingen omtrent de bedreigingen heeft gemaakt toen dat moest.

Maatregel

Berisping. Het college ziet in onderstaande argumenten geen aanleiding om een lichtere of helemaal geen maatregel op te leggen:

  • uit de notities van de accountant blijkt dat hij wel degelijk oog heeft gehad voor de bedreigingen en dat hij deze ook heeft geadresseerd;
  • op basis van zijn professionele oordeelsvorming is hij tot een andere conclusie gekomen dan het BFT en dat mocht hij ook;
  • de accountant heeft na ontvangst van het definitieve BFT-rapport onverwijld alsnog een melding gedaan;
  • de accountant heeft opnieuw een melding gedaan toen hij hoorde dat zijn cliënte strafrechtelijk was veroordeeld;
  • de accountant heeft toen de cliëntrelatie beëindigd;
  • de accountant heeft de IB-aangiften 2009 en 2010 hersteld en aangevuld;
  • de Accountantskamer heeft in enkele recente uitspraken voor heel wat zwaardere schendingen van de meldingsplicht een lichtere of geen maatregel opgelegd;
  • de Accountantskamer had nog geen uitspraken gedaan van over de meldingsplicht toen de gebeurtenissen in deze zaak zich voordeden, zodat de accountant niet goed wist waaraan hij zich moest houden.

Volgens het college was het oordeel van de accountant over de meldingsplicht zeer gebrekkig en heeft hij bedreigingen voor de naleving van de fundamentele beginselen genegeerd. Daardoor heeft de accountant het professionaliteits-, deskundigheids- en zorgvuldigheidsbeginsel geschonden. In de zaken die de accountant noemt, is in hoger beroep een zwaardere maatregel c.q. alsnog een waarschuwing opgelegd. Over het ontbreken van een tuchtrechterlijk kompas zegt het college niets.

Annotatie Lex van Almelo

Voor sommige accountants is het een grote stap om de cliënt achter zijn of haar rug ‘aan te geven’ bij FIU-Nederland. Ook al is dat geen meldkamer van de politie en krijgt de melding alleen een vervolg als de transactie behalve ongebruikelijk ook echt verdacht is.

De accountant hoeft de beoordeling of een transactie verdacht is niet te maken. Wel moet de accountant beoordelen of de transactie ongebruikelijk is. Als hij of zij lucht krijgt van transacties die buiten het gebruikelijke patroon vallen en hij/zij vermoedt dat die kunnen samenhangen met witwassen en terrorismefinanciering moet de accountant meteen een melding doen. Het gaat dus om een vermoeden en de accountant moet niet wachten tot er concrete aanwijzingen of bewijzen voor die samenhang zijn.

Of iets ongebruikelijk is, zou een accountant met een beetje branchekennis moeten kunnen zien los van de Indicatorenlijst en Richtsnoeren. Voor de liefhebbers noem ik nog even de tien subjectieve indicatoren die het BFT in dit dossier zag:

  • de vrouw had aangegeven dat zij 27 huurpanden bezat, maar die stonden niet vermeld in de IB-aangifte die de accountant opstelde;
  • de vrouw had alle aandelen in de club, maar die stonden niet vermeld in de IB-aangifte die accountant opstelde;
  • de FIOD zou veel contant geld bij de vrouw thuis hebben aangetroffen; de accountant had het in zijn uiteindelijke melding bij FIU-Nederland over een mogelijk bedrag van 158 duizend euro;
  • de vrouw had ruim drieënhalve ton van de rekening van de vennootschap gehaald;
  • volgens de IB-aangifte had de vrouw geen bank- of spaarsaldi en had zij geen contant geld thuis;
  • volgens de IB-aangifte over 2009 en 2010, die de accountant had opgesteld, ontving de vrouw geen salaris uit het restaurant;
  • het kasboek vertoonde onduidelijkheden; zo was er bijvoorbeeld een negatief kassaldo en was meer gepind dan als omzet was geboekt;
  • de administratie was chaotisch en moeilijk compleet te krijgen;
  • er waren onduidelijke geldleningen en schuldbekentenissen tussen de vrouw en derden; veel leningen werden uiteindelijk als privéleningen geboekt in rekening courant met de vrouw;
  • de verdenking bestond dat de vrouw een strovrouw was en dat er sprake was van schijnondernemerschap.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.