Tuchtrecht

Klacht tegen deurwaarder gebaseerd op rekenwerk

In één van de zeven zaken die een geschrapte gerechtsdeurwaarder heeft ingediend tegen accountants van het BFT haalt de deurwaarder definitief bakzeil, net als bij twee andere klachten.

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Zaaknummers:
AWB 14/442, 14/513, 15/328 en 15/846
Datum uitspraak:
31 oktober 2016
Oordeel:
beroep deels gegrond / klachten ongegrond
Maatregel:
geen
Status:
definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:CBB:2016:341

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Een gerechtsdeurwaarder rommelt met de derdengeldenrekening van zijn kantoor, waarop te weinig saldo staat. Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) dient een klacht in tegen de gerechtsdeurwaarder en de tuchtrechter ontzet hem uit zijn ambt. De gerechtsdeurwaarder dient een reeks klachten in tegen drie (inmiddels vertrokken) registeraccountants van het BFT.

Tot nu toe hebben de Accountantskamer en het College van Beroep voor het bedrijfsleven de volgende uitspraken gedaan:

  1. 11/1775 en 11/1776 Wtra AK
  2. 12/958 Wtra AK
  3. 14/456 Wtra AK
  4. 14/1184, 14/1185 en 14/1186 Wtra AK
  5. 15/1247, 15/1248 en 15/1249 Wtra AK
  6. 15/2729 en 15/2730 Wtra AK
  7. 13/1943, 13/1944 en 13/2269 Wtra AK
  8. AWB 12/685, 12/686 en 12/687
  9. AWB 13/77

Over uitspraak 6 moet het College van Beroep voor het bedrijfsleven nog uitspraak doen. De uitspraken 1, 2, 8 en 9 zijn definitief. Met de onderhavige CBb-uitspraak zijn ook de nummers 3, 4, 5 en 7 definitief.

In deze kwestie draait het om de controle bij de gerechtsdeurwaarder in april 2013. Eén van de BFT-accountants neemt daarbij de waarneming van het kantoor van de geschorste klager onder de loep. Dan blijkt dat medewerkers niet goed zijn omgegaan met de nieuwe kwaliteitsrekening die sinds enige tijd wordt gebruikt.

De voormalige groepscontroller van het kantoor legt tegenover een kandidaat-notaris een verklaring onder ede af over de bewaringspositie per ultimo 2009. Zij verklaart dat één van de BFT-accountants haar onder druk heeft gezet om de bewaringspositie in te dienen en dat zij dit “uiteindelijk maar naar eigen berekening en goedvinden” heeft gedaan, ook al was de ingediende bewaarpositie haars inziens onjuist.

In het najaar van 2013 dient de deurwaarder hierover een klacht in tegen de drie accountants. De Accountantskamer verklaart de klacht niet-ontvankelijk respectievelijk ongegrond. De accountant gaat hiertegen in hoger beroep, net als tegen de beslissing over een aanvullende klacht over alle drie. (Een beslissing die niet is gepubliceerd.)

Beroepsgronden

De gerechtsdeurwaarden komt met vijftig beroepsgronden, waarmee hij een deel van de ingediende klachten alsnog/opnieuw wil laten beoordelen.

Oordeel

Het beroep is deels gegrond.

Ad 14/442 en 14/513 Wtra AK

De gerechtsdeurwaarder heeft niets aangevoerd dat het college tot een ander oordeel brengt dan de Accountantskamer.

Ad 15/328 Wtra AK

Ook hier heeft de gerechtsdeurwaarder het college niet tot een ander oordeel kunnen brengen dan de Accountantskamer. Daarbij merkt het college nog op dat de werkzaamheden van de BFT-accountants geen persoonsgericht onderzoek waren, maar onderdeel van het wettelijk toezicht op gerechtsdeurwaarders. Daarover zei het college al dat de accountants:

  • niet zelfstandig hadden hoeven onderzoeken of de aangifte van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders tegen de deurwaarder juist was;
  • de kamer voor gerechtsdeurwaarders over die aangifte mochten inlichten.

Ad 15/846 Wtra AK

Volgens de Accountantskamer had hij de niet-ontvankelijk verklaarde klacht eerder moeten indienen, namelijk samen met de klacht die de kamer op 12 december 2014 op de zitting behandelde. De klacht is echter gebaseerd op een brief van 23 februari 2015 van het BFT, dus van ná de genoemde zitting. Omdat dit hoger beroep op dit punt dus gegrond is, doet het college alsnog een uitspraak over deze klacht.

In genoemde brief staat volgens de gerechtsdeurwaarder dat het BFT de klacht tegen hem destijds baseerde op informatie die hij zelf tijdens het onderzoek had verstrekt. Volgens de deurwaarder is dat in strijd met de verklaring die één van de accountants aflegde op een eerdere zitting bij het college, in 2014.

Daar zei die accountant namelijk: “Het is niet zo dat het vermoeden bestond dat vanwege een gebrekkige administratie een bewaartekort bestond. We hebben daadwerkelijk geconstateerd dat sprake was van een bewaartekort. Op verschillende momenten is een berekening gemaakt.”

Volgens de deurwaarder hebben de accountants helemaal geen berekeningen gemaakt en was de klacht dus niet gebaseerd op berekeningen.

Het college ziet geen licht tussen de brief en de verklaring. In 2014 zei het college al dat de deurwaarder destijds aan het BFT berichtte dat:

  • zijn administratie over het derde en vierde kwartaal van 2009 en het eerste kwartaal van 2010 niet op orde was;
  • hij niet kon aantonen dat zijn bewaarpositie positief was.

Het BFT heeft bovendien in juli 2010 een digitale melding ontvangen dat de bewaarpositie van het kantoor negatief was. De accountants hebben verklaard dat zij bij de controle allereerst wilden vaststellen of de deurwaarder een positieve bewaarpositie had gerapporteerd en dat zij in maart, april en mei 2010 berekeningen hebben gemaakt op basis van een boekenonderzoek.

De deurwaarder heeft niet aannemelijk gemaakt dat die berekeningen niet zijn uitgevoerd en dat één van de accountants in 2014 dus een onjuiste verklaring heeft afgelegd op de zitting bij het college. Deze klacht is dus ongegrond.

Maatregel

Geen.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.