Tuchtrecht

Vraag gerechtshof te 'ruimhartig' beantwoord

Een registeraccountant moest onderzoeken of een bekwaam en redelijk handelend accountant zijn cliënt had moeten adviseren een voorstel van de Belastingdienst te aanvaarden, maar kwam zonder deugdelijke grondslag met negatieve conclusies over diens praktijk.

Accountantskamer

Zaaknummers:
16/386 Wtra AK
Datum uitspraak:
12 augustus 2016
Oordeel:
gegrond
Maatregel:
waarschuwing
Status:
vernietigd, CBb 10 januari 2018, 16/767
Vindplaats:
ECLI:NL:TACAKN:2016:81, Samenvatting CBb-uitspraak

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Een accountant-administratieconsulent heeft sinds 2002 een voormalig boer als klant. De klant heeft in 1998 zijn melkveehandel gestaakt en zijn boerderij verkocht. In datzelfde jaar is de agrariër gescheiden van zijn vrouw. De accountant moet de conceptjaarstukken en de winst- en verliesrekening over 1998 beoordelen ten behoeve van de boedelverdeling en de fiscale afhandeling van het staken van de onderneming.

In juli 2004 komt de Belastingdienst met het eerste voorstel voor de fiscale afhandeling. De accountant kan zich hierin niet vinden. Begin september komt de inspecteur met een nieuw voorstel. De accountant zegt aan de telefoon echter dat hij "voorlopig geen tijd" heeft. Drie weken later geeft de inspecteur schriftelijk te kennen de zaak te willen afronden. Hij doet een voorstel dat een stuk ongunstiger is voor de klant dan het eerste voorstel. De gewezen melkveehouder gaat daarmee akkoord.

Later vindt de klant dat hij een belastingteruggave is misgelopen en stelt het kantoor van de accountant aansprakelijk. Het gerechtshof benoemt een registeraccountant tot deskundige. Hij moet beoordelen of een redelijk bekwaam en redelijk handelend accountant-administratieconsulent de boer had moeten adviseren het eerste voorstel van de Belastingdienst te aanvaarden. Daarbij moet hij in aanmerking nemen dat:

  • tegen de IB-aanslag 1998 geen bezwaar meer open stond;
  • het risico bestond dat de fiscus dit voorstel (op onderdelen) zou intrekken;
  • het resultaat van de onderhandeling beter of slechter zou uitvallen dan dit voorstel.

De deskundige concludeert dat de accountant zijn klant inderdaad had moeten adviseren het eerste voorstel te accepteren. In zijn rapport komt de deskundige echter ook met conclusies over de manier waarop de accountant zijn praktijk uitoefende. Zo zou de accountant "een authentiek en excentriek persoon met een authentieke, verouderde praktijk" zijn. En op basis van dertien punten concludeert hij dat er bij de accountant geen sprake was van een adequate beroepsuitoefening.

De accountant dient een klacht in tegen de gerechtelijk deskundige.

Klacht

De deskundige:

  • heeft de vraag van het Hof onjuist geïnterpreteerd;
  • is ver over de grens van de vraagstelling heen gegaan;
  • heeft de vraag daardoor onjuist beantwoord.

Oordeel

De klacht is gegrond.

Volgens de Accountantskamer was het niet de bedoeling van het gerechtshof dat de deskundige zou beoordelen hoe de accountant zijn (fiscale) werkzaamheden heeft uitgevoerd. Gezien de formulering van de vraag en de bereidheid van de Belastingdienst om ondanks het verstrijken van de bezwaartermijn te overleggen over de IB-aanslag 1998 had de deskundige de (fiscale) problematiek van dit geval uitdrukkelijk moeten analyseren. Vervolgens had hij een afweging kunnen maken over het risico dat het voorstel zou worden ingetrokken en van de kansen op een beter of slechter resultaat.

De deskundige heeft dit niet gedaan omdat hij volgens zijn verweer de inhoudelijke werkzaamheden niet kon beoordelen. Vanwege de zijns inziens chaotische praktijk van de AA concludeert de deskundige niettemin dat de accountant akkoord had moeten gaan met het eerste voorstel. Volgens de Accountantskamer mist die conclusie een deugdelijke grondslag.

Als de praktijkvoering van de accountant inderdaad chaotisch en achterhaald was, had de deskundige moeten schrijven dat hij de vraag om die reden niet kon beantwoorden. De registeraccountant heeft hiermee in strijd gehandeld met het deskundigheids- en zorgvuldigheidsbeginsel.

Overigens vindt de Accountantskamer de conclusie over de praktijk twijfelachtig omdat de deskundige die niet diepgaand heeft onderzocht. Tijdens het onderzoek van de deskundige waren de ordners over deze kwestie bij de klant, terwijl de deskundige zich alleen baseerde op het dossier dat bij de accountant aanwezig was.

Verder heeft de deskundige in zijn rapport geschreven dat hij op basis van de twee brieven van de Belastingdienst al kon concluderen dat de accountant inderdaad had moeten adviseren akkoord te gaan met het eerste voorstel. De Accountskamer vindt die redenering onnavolgbaar, omdat in de eerste brief van de Belastingdienst geen reactietermijn stond. Bovendien is het eerste voorstel - in tegenstelling tot wat de deskundige beweert - niet ingetrokken omdat de accountant de Belastingdienst had laten weten geen tijd te hebben voor zijn onderzoek, maar omdat de Belastingdienst vaststelde dat zij rekenfouten had gemaakt en de landbouwvrijstelling op onderdelen verkeerd had toegepast.

Maatregel

Door de vraag van het hof "ruimhartig" op te vatten heeft registeraccountant de accountant-administratieconsulent aanmerkelijk (procedureel) nadeel berokkend. Maar omdat dit de eerste keer "in zijn lange carrière" is dat hem een tuchtrechtelijk verwijt treft, is een waarschuwing voldoende.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.