Tuchtrecht

Bindend adviseur is traag maar zorgvuldig

Een registeraccountant wordt door de rechtbank benoemd om aan een gescheiden echtpaar bindend advies uit te brengen over de vraag van wie het buitenlands vastgoed is. Hij doet dat onpartijdig en degelijk.

Accountantskamer

Zaaknummers:
17/1946 Wtra AK
Datum uitspraak:
08 november 2021
Oordeel:
ongegrond
Maatregel:
geen
Status:
definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:TACAKN:2021:73

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

In het echtscheidingsconvenant van een echtpaar staat dat de vrouw de (juridische) eigendom van een onroerende zaak in het buitenland zal overdragen aan de ex. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam wijst in een kortgedingvonnis een registeraccountant/registervaluator aan als deskundige om een bindend advies te geven over de afwikkeling van het echtscheidingsconvenant. Daarbij moet met name de verrekeningsuitkering worden vastgesteld en staat de vraag centraal wat de onroerende zaak waard is en aan wie de economische eigendom daarvan toebehoort.

De accountant bevestigt in maart 2016 de bindend-adviesopdracht van de exen. Aanvankelijk zijn ook de advocaten van de twee aangesteld als bindend adviseurs, maar zij hebben zich in maart 2017 uit deze dubbelrol teruggetrokken. De accountant blijft als enige bindend adviseur over, totdat de man in juni 2017 de opdracht opzegt, omdat hij geen vertrouwen meer heeft in diens onpartijdigheid. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam vindt de beëindiging van de opdracht echter niet rechtsgeldig, omdat vooralsnog niet kan worden aangenomen dat de accountant partijdig is. Het Gerechtshof Amsterdam bekrachtigt dit vonnis.

De man en de vrouw bakkeleien ook over de betaling van de voorschotten van de accountant. Tijdens de zitting van de voorzieningenrechter bereiken de twee een schikking, die onder meer inhoudt dat  de accountant:

  • het doel van de te verrichten werkzaamheden uiteenzet;
  • een globale inschatting geeft van de daarmee gemoeide tijd en kosten (ook al zullen de twee hem daar niet letterlijk aan houden).

De accountant overlegt over de juridisch deskundige die moet bepalen bij wie de economische eigendom van de onroerende zaak berust, waarbij de keus uiteindelijk valt op een hoogleraar.  In april 2019 brengt de accountant een eerste concept-advies uit: de economische eigendom van de onroerende zaak berust bij de vrouw. Na reacties en vragen komt de hoogleraar in maart 2020 met een tweede concept-advies, waarin hij concludeert dat de economische eigendom berust bij de ouders van de man.

Na het persoonlijk faillissement van de man legt de accountant het onderzoek stil in mei 2020.

Begin februari 2021 stuurt de advocaat van de man een brief aan de accountant over diens werkwijze. De accountant zegt de bindend-adviesopdracht per direct op.

De man dient een klacht in tegen de accountant.

Klacht

De accountant heeft:

a. de indruk gewekt niet onpartijdig te zijn;

b. het onderzoek niet voortvarend uitgevoerd;

c. geen urenspecificatie overgelegd.

Oordeel

De klacht is ongegrond.

Ad a Onpartijdig

De man heeft niet aannemelijk gemaakt dat de accountant niet objectief is geweest bij zijn werkzaamheden als bindend adviseur, want:

  • dat de accountant in het verleden veelvuldig contact heeft gehad met (het kantoor van) de (familierecht)advocaat van de vrouw is onvoldoende om dat te kunnen concluderen;
  • het kantoor van de accountant is gericht op het verlenen van financieel advies bij echtscheidingszaken, waardoor de accountant nu eenmaal vaak contact heeft met familierechtadvocaten;
  • het is niet ongebruikelijk dat de accountant de advocaat van de vrouw kent en er volgt niet uit dat hij op de hand van de vrouw zou zijn;
  • de accountant heeft de advocaat van de man tijdens een gesprek in februari 2016 voorgehouden dat hij de advocaat van de vrouw kende uit eerdere werkzaamheden;
  • dit was toen geen reden voor de man om de opdracht niet aan de accountant te verstrekken;
  • de vrouw heeft meer uitstel gekregen voor het indienen van stukken dan de man, omdat zij vaker om uitstel heeft gevraagd;
  • de man waarschijnlijk ook meer uitstel had gekregen als hij daarom zou hebben gevraagd;
  • tijdens het onderzoek heeft de accountant weliswaar nieuwe afspraken gemaakt met de man en de vrouw over toezending van stukken, die afwijken van eerdere afspraken, maar daaruit volgt niet dat de accountant de man heeft willen benadelen;
  • de accountant heeft de afspraken juist op verzoek van de man gewijzigd, omdat die vond dat de oorspronkelijke afspraken in zijn nadeel uitpakten.

Verder heeft de accountant op de zitting uitgelegd waarom hij de vrouw niet heeft gehouden aan haar toezegging over de waarde van de onroerende zaak. Zij heeft de toezegging gedaan tijdens een gesprek dat was bedoeld om te zien of beide partijen tot overeenstemming zouden kunnen komen. Omdat dit uiteindelijk niet is gelukt, heeft de accountant gemeend dat de vrouw niet meer gebonden was aan haar toezegging. Bovendien was de waarde volgens de accountant op dat moment nog niet relevant, omdat eerst uitgezocht moest worden bij wie de economische eigendom lag. De discussie over de toezegging van de vrouw zou alsnog kunnen worden gevoerd als de onroerende zaak zou worden getaxeerd.

De accountant heeft verschillende vragen gesteld aan een getuige over de verkoop van het onroerend goed en deze voor commentaar voorgelegd aan beide partijen. De accountant had niet hoeven vragen of deze nog verdere opmerkingen had die van belang konden zijn; hij was immers geen deskundige maar getuige.

Bij de benoeming van de (juridisch) deskundige heeft de accountant de vrouw ook niet voorgetrokken. Hij heeft een andere deskundige gezocht, nadat de man en de vrouw hun bezwaren hadden geuit tegen twee kandidaten die de accountant eerst voorstelde. Uiteindelijk heeft de accountant de hoogleraar gevonden in wie beide partijen zich konden vinden.

Volgens de rechter was de man verantwoordelijk voor de betaling van de voorschotten van de accountant. Dat de accountant de man aan deze verplichting heeft gehouden, wil niet zeggen dat hij heeft geprobeerd de man te benadelen. Tot slot heeft de man ook niet aannemelijk gemaakt dat de accountant de vraag aan de hoogleraar heeft aangepast in het voordeel van de vrouw.

Ad b Traagheid onderzoek

Volgens de man heeft het onderzoek veel te lang geduurd, voerde de accountant geen regie en heeft het onderzoek uiteindelijk meer dan 60.000 euro gekost, terwijl er nog steeds geen bindend advies is.

Volgens het beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid (VGBA art. 13 lid 2) moet een accountant zijn werkzaamheden nauwgezet, grondig en tijdig uitvoeren. Een onderzoek mag dus niet onnodig lang duren en een accountant moet voldoende sturing aan een onderzoek geven. Het onderzoek heeft ‘bijzonder lang’- bijna vijf jaar – geduurd. De accountant had mogelijk voortvarender kunnen handelen. Toch vindt de Accountantskamer het handelen van de accountant hier niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, want de accountant:

  • is zich gedurende het onderzoek steeds bewust geweest van zijn rol als bindend adviseur en de impact die een – definitief - bindend advies heeft;
  • heeft de man en vrouw erop gewezen dat de vraag die aan hem was voorgelegd een alles-of-niets-vraag was: de economisch eigendom zou of bij de vrouw of bij de ouders van de man liggen;
  • vond daarom dat het bindend advies een deugdelijke grondslag moest hebben;
  • heeft daarom meer belang gehecht aan waarheidsvinding en hoor en wederhoor dan aan een kortere doorlooptijd.

De accountant heeft de man en de vrouw op hun verzoek veelvuldig in de gelegenheid gesteld om op elkaars standpunten te reageren en het hun toegestaan aanvullende stukken in te dienen, ook als de deadline al was verstreken. Hoewel dat laatste niet wenselijk is, kan de Accountantskamer de afweging van de accountant volgen. Daar komt bij dat het onderzoek van de hoogleraar veel tijd kostte.

De accountant moest er zeker van zijn dat dit concept-advies een deugdelijke grondslag had. Hij heeft geconcludeerd dat die ontbrak, omdat het concept-advies onduidelijkheden, onvolledigheden en zelfs inhoudelijke onjuistheden bevatte. De accountant moest ervoor zorgen dat het advies alsnog goed werd onderbouwd. Het viel niet mee om er zorgvuldig naar te kijken, omdat het was gebaseerd op zo’n duizend pagina’s aan documentatie. De hoogleraar heeft vervolgens pas eind maart 2020 – elf maanden na het eerste concept - het tweede concept-advies uitgebracht.

De lange duur van het onderzoek is volgens de accountant deels te wijten aan de opstelling van de man en de vrouw. Door hun geschillen en gerechtelijke procedures heeft het onderzoek verschillende keren langdurig stil gelegen. Tot slot is het onderzoek onderbroken vanwege het faillissement van de man.

Ad c Geen urenspecificaties

Het is vaste rechtspraak dat een accountant zijn facturen specificeert als zijn opdrachtgever daarom vraagt en op die manier inzichtelijk maakt hoeveel tijd hij aan welke werkzaamheden heeft besteed en in rekening heeft gebracht. De man heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij de accountant heeft gevraagd zijn uren te specificeren, zodat de accountant niet kan worden verweten dat hij geen urenspecificatie heeft verstrekt.

De brief die de man in december 2018 stuurde aan de accountant kan niet worden opgevat als een verzoek om een urenspecificatie, omdat die gaat over de werkzaamheden die de accountant nog moest uitvoeren. De man heeft ook geen documenten overgelegd om het verzoek te onderbouwen.

Maatregel

Geen.

Annotatie Lex van Almelo

Een registeraccountant/registervaluator moet een bindend advies uitbrengen over de afwikkeling van een echtscheidingsconvenant. De prangende vraag daarbij is aan wie de juridische c.q. economische eigendom van buitenlands vastgoed toekomt: de vrouw of de ouders van de man? De accountant is zo verstandig daarbij een rechtsgeleerde in te schakelen. Als de man en de vrouw bezwaar maken tegen de twee eerste kandidaten die de accountant voorstelt, valt de keuze op een hoogleraar. Die zegt in april 2019: de vrouw. Maar na de reacties en commentaren van beide partijen luidt diens conclusie elf maanden later: de ouders van de man. De rechtsgeleerde voegt ruim duizend pagina’s aan documentatie toe.

De man heeft eerder al het vertrouwen in de accountant alsmede diens opdracht opgezegd. De rechtbank en het gerechtshof vinden die opzegging echter niet rechtsgeldig.

Kort nadat de hoogleraar zijn tweede advies heeft uitgebracht, gaat de man persoonlijk failliet. De accountant legt het onderzoek stil. Als de accountant negen maanden later een kritische brief krijgt van de advocaat van de man stopt hij als bindend-adviseur.

De man klaagt er bij de tuchtrechter over dat de adviseur te partijdig is, te langzaam werkte en zijn facturen niet heeft gespecificeerd, maar weet die verwijten geen van alle goed genoeg te onderbouwen. De accountant was zich bewust dat de vraag over het eigendom een ‘alles-of-niets’-vraag was en dat het bindend advies daarover onherroepelijk zou zijn. Hij heeft beide partijen daarom extra veel tijd en ruimte gegeven voor commentaar. Zelfs na het passeren van de deadline. De Accountantskamer vindt dat niet verstandig, maar in dit geval ook niet verwijtbaar. Dat het onderzoek lang duurde lag zeker niet alleen daaraan, maar ook aan het gebakkelei van de strijdende partijen, het tempo van de juridisch deskundige en het faillissement van de man.

Volgens vaste rechtspraak moet je facturen specificeren als de klant daarom vraagt. Maar ja, dan moet de klant er wel om vragen en niet achteraf sputteren.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.