Tuchtrecht

Proces-verbaal FIOD-rechercheur niet onjuist

De belastingadviseur van een deejay klaagt er zonder succes over dat een registeraccountant c.q. FIOD-rechercheur onjuistheden heeft genoteerd in het aanvangsproces-verbaal over vermoede belastingfraude en illegale trustdienstverlening.

Accountantskamer

Zaaknummers:
21/556 Wtra AK
Datum uitspraak:
24 januari 2022
Oordeel:
ongegrond
Maatregel:
geen
Status:
definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:TACAKN:2022:4

» Direct naar annotatie

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Een fiscaal adviseur heeft diverse klanten die werken in de entertainment business en internationaal actief zijn. Eén van die klanten is een deejay voor wie de adviseur een structuur met buitenlandse vennootschappen en bankrekeningen heeft opgezet. De structuur zou gunstig zijn als de deejay fiscaal zou emigreren. De deejay was niet tevreden met het advies en de structuur, is niet (fiscaal) geëmigreerd en heeft de relatie met de adviseur na twee jaar beëindigd.

De deejay eist in een civiele procedure een schadevergoeding van de adviseur wegens toerekenbare tekortkoming, maar de rechtbank wijst die claim af. Ondertussen heeft de Belastingdienst bij de FIOD gemeld dat de adviseur mogelijk betrokken is bij belastingfraude. De fiscale recherche begint een onderzoek en verhoort daarin onder anderen de moeder van de deejay als getuige. Tijdens dat verhoor overlegt de moeder het procesdossier in de civiele zaak aan de FIOD.

Eind februari 2018 stelt een registeraccountant van de FIOD een aanvangsproces-verbaal op samen met twee collega-rechercheurs. De adviseur dient een klacht tegen de accountant in bij de Accountantskamer.

Klacht

De accountant heeft de reputatie van de adviseur besmeurd door een aanvangsproces-verbaal op te stellen, waarvan hij wist of behoorde te weten dat het onjuistheden bevatte.

Oordeel

De klacht is ongegrond.

Professionele dienst

Is er sprake van een professionele dienst? De accountant vindt van niet, maar de Accountantskamer meent van wel. In de VGBA wordt het begrip professionele dienst omschreven als “werkzaamheden waarvoor vakbekwaamheid als accountant wordt of kan worden aangewend”. In artikel 2 van het Besluit accountantsopleiding 2013 wordt vakbekwaamheid volgens de Accountantskamer toegespitst op het beschikken over en kunnen toepassen van de noodzakelijke theoretische kennis van de vakgebieden, die onder meer worden genoemd in artikel 46 van de Wet op het accountantsberoep.
Volgens de toelichting op de VGBA moet het begrip professionele dienst ruim worden opgevat en is daarvan al sprake zodra de accountant vakbekwaamheid inzet bij werkzaamheden.

Voor de werkzaamheden die resulteren in een aanvangsproces-verbaal geldt dat ook. De accountant heeft beoordeeld of er voldoende basis was voor een redelijk vermoeden dat de adviseur zich schuldig heeft gemaakt aan een of meer strafbare feiten aan de hand van:

  • informatie van onder meer de Belastingdienst;
  • het civiele procesdossier;
  • correspondentie met de Belastingdienst;
  • het getuigenverhoor van de moeder van de deejay;
  • openbare bronnen.

Gezien de vermoedelijke strafbare feiten - overtreding van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, de Wet toezicht trustkantoren en valsheid in geschrift - heeft de accountant bij het onderzoek gebruik gemaakt of moeten maken van zijn vakbekwaamheid. En die omvat als het goed is ook kennis van belastingrecht. De klacht is dan ook ontvankelijk.

Onjuiste passages?

Volgens de adviseur staan in het aanvangsproces-verbaal vier passages die aantoonbaar onjuist zijn. De accountant had dit kunnen weten als hij alle stukken uit het dossier had bekeken en niet de ontlastende stukken buiten beschouwing had gelaten. De accountant stelt daarentegen dat:

  • de vier passages letterlijke citaten zijn uit het civiele procesdossier;
  • de vier passages niet zijn mening weergeven;
  • het bij een aanvangsproces-verbaal niet gaat om feitenvaststelling, maar om de vraag of er sprake is van een redelijke verdenking;
  • de inhoud van de vier passages strookt met het dossier zoals hij dat ten tijde van het onderzoek tot zijn beschikking had.

De Accountantskamer beaamt dat een aanvangs-PV er inderdaad toe dient om vast te stellen of er tegen verdachte(n) een redelijk vermoeden van schuld bestaat. Als opsporingsambtenaar moet een accountant zijn vakbekwaamheid gebruiken en dus de fundamentele beginselen in acht nemen. Of de accountant-opsporingsambtenaar al dan niet terecht tot de conclusie is gekomen dat tegenover de adviseur een redelijk vermoeden van schuld bestond, kan de Accountantskamer niet beoordelen (zie ook dit oordeel van het CBb).

Passage 1

“Het was [de belastingadviseur] voorts bekend dat [voornaam deejay]’s partner de Braziliaanse nationaliteit had, en met [voornaam deejay] samenwoonde in Nederland”.
Volgens de adviseur wist de rechercheur dat het stel niet samenwoonde. Dat kon hij opmaken uit een e-mailbericht van die strekking dat de moeder van de deejay had verstuurd en dat in het dossier zat waarover de rechercheur beschikte.

In de ogen van de Accountantskamer wordt deze passage in het aanvangs-PV niet gepresenteerd als een eigen vaststelling of conclusie van de verbalisanten - onder wie de accountant - maar als citaat uit de dagvaarding in de civiele procedure. De Accountantskamer begrijpt dat de fiscalist de deejay heeft geadviseerd fiscaal te emigreren, zodat hij minder of geen inkomstenbelasting in Nederland hoefde te betalen. Emigratie zou echter betekenen dat de vriendin van de deejay haar verblijfsvergunning zou kwijtraken, omdat zij stond ingeschreven op het Nederlandse adres van haar vriend. De moeder van de deejay heeft de adviseur in januari 2013 inderdaad gezegd dat de vriendin niet meer samenwoonde met haar zoon, maar nog wel op diens adres stond ingeschreven. Een dag later vraagt de fiscalist zijn collega om advies, waarbij hij zonder voorbehoud stelt dat de deejay en zijn vriendin bij elkaar wonen. De stiefvader van de deejay heeft de adviseur medio 2014 namelijk gemaild dat er sprake was van samenwonen. Beide e-mails zaten in het dossier van de rechercheur.

De Accountantskamer vindt dat het dossier voldoende aanknopingspunten bood voor het vermoeden dat passage 1 juist was en niet de stelling van de adviseur onderbouwt dat de rechercheur wist of moest weten dat deze passage onjuist was.

Passage 2 en 3

Volgens passage 2 was de adviseur als enige bevoegd om te beschikken over de bankrekeningen van de deejay, onder het mom dat de deejay gescheiden moest blijven van zijn onderneming. De geldstromen liepen over de Kanaaleilanden en werden gevoed vanuit Cyprus.
Volgens passage 3 kon de deejay dus niet meer bij zijn eigen geld en was deze afhankelijk van de adviseur en diens medewerker, die natuurlijk rekeningen stuurden voor hun diensten. De werkzaamheden van de adviseur betroffen vrijwel uitsluitend het administratieve werk dat hij voor zichzelf en betrokken partijen had gecreëerd.

De adviseur vindt dat de bewuste passages de indruk wekken dat hij met gekunstelde constructies geldstromen van zijn klanten beheerde en hen op kosten joeg door zichzelf als tussenpersoon op te dringen en daarvoor te factureren. Dat dit niet zo is blijkt ook wel uit de verklaring van de moeder van de deejay uit 2020, waarin zij haar eerdere beweringen op dit punt nuanceert.

Volgens de Accountantskamer komen ook de passages 2 en 3 (met bronvermelding) uit de dagvaarding van de civiele procedure. De accountant heeft op de zitting verklaard dat hij geen stukken heeft gezien die de juistheid van – in elk geval – passage 2 ontkrachten. Dat de moeder van de deejay haar verklaring enkele jaren later veranderde is niet relevant, omdat dit ruim na het opmaken van het aanvangs-PV gebeurde. Verder heeft de accountant verklaard dat er een euro-rekening en een pond sterling-rekening waren. In het dossier zitten diverse e-mailberichten die in lijn zijn met deze passages. Zo schrijft een onderneming uit de constructie op 16 april 2013 aan de moeder van de deejay, met de adviseur in de cc, dat:

  • de persoonlijke sterling-rekening deze week wordt geopend, maar dat hij ook een rekening moet openen voor internationale valuta’s, zodat de deejay volledige toegang heeft tot zijn euro-rekening en bijbehorende betaalpas;
  • je met de gewone persoonlijke valuta-rekening op zichzelf niet online kunt bankieren met buitenlandse valuta’s of betaalpassen;
  • dit alleen kan met de sterling-rekening;
  • de internationale rekening kan worden geopend als de persoonlijke Engelse valuta-rekening actief is.

In april 2013 vraagt de onderneming aan de adviseur en diens medewerker wat de snelste en makkelijkste manier is om de deejay wat euro’s te geven, zodat hij “can pay for personal things”.  En in juli schrijft de onderneming aan de medewerker dat de bankrekening de vorige dag eindelijk is geactiveerd en dat dit de details van de rekening zijn, waarmee het salaris van de deejay kan worden betaald. Bijna een jaar later stuurt de adviseur een lijst aan zijn medewerker met de betalingen van die maand. Het is allemaal voor de huisvesting van de deejay en de vraag is of de medewerker die wil betalen.

Tussen de processtukken zitten verder:

  • een verzoek van de moeder van de deejay aan de adviseur om een nota voor de tennisles van de deejay te betalen;
  • diverse e-mails van de moeder aan de adviseur, waarin zij zich erover beklaagt dat de gang van zaken rondom de financiën van haar zoon niet werkt, omdat hij zelf geen betalingen kan doen en steeds verhogingen krijgt van facturen bij de aanmaningen omdat degenen die voor hem moeten betalen dat niet tijdig doen.

Volgens de Accountantskamer kon de accountant uit de aangehaalde berichten afleiden dat de deejay via de sterling-rekening niet zelf betalingen kon verrichten, maar daarvoor afhankelijk was van derden, onder wie de adviseur. De adviseur heeft dit niet met zoveel woorden ontkend. Wel heeft hij aangevoerd dat de deejay ook een euro-rekening had waar hij wel bij kon, maar dat is niet in tegenspraak met passage 2 of 3. Ook blijkt uit de gedingstukken dat de adviseur geruime tijd bezig is geweest om te zoeken naar een oplossing voor het probleem dat de deejay zelf geen betalingen kon doen. Dat de accountant wist of moest weten dat de passages 2 en/of 3 onjuist waren, kan de Accountantskamer op basis van het voorgaande in elk geval niet vaststellen.

Passage 4

“[de adviseur] heeft vennootschappen opgericht in Cyprus voor [de deejay]”.

Volgens de adviseur heeft de deejay de Cypriotische vennootschappen zelf opgericht en heeft hij de deejay alleen de oprichtingsaktes toegestuurd met het verzoek die te ondertekenen.
De rechercheur stelt echter dat de paragraaf met passage 4 niet gaat over de vraag wie de Cypriotische vennootschappen formeel heeft opgericht. Het oprichten van een vennootschap in het buitenland is op zichzelf beschouwd immers niet strafbaar. Voor de verdenking was van belang dat de adviseur betrokken leek bij het oprichten van vennootschappen, die vervolgens werden gebruikt bij mogelijk illegale belastingstructuren en trustdiensten.

De Accountantskamer stelt vast dat de desbetreffende paragraaf ook een passage bevat, waarin staat dat de adviseur Cypriotische vennootschappen liet oprichten. Die informatie komt uit het verhoor van de moeder en uit het civiele procesdossier. Daarnaast heeft de FIOD informatie uit andere bronnen geraadpleegd en in het aanvangs-PV opgenomen. Deze informatie gaat over (trust)diensten die de adviseur zou hebben verleend aan een aantal andere, met naam genoemde personen die werkzaam zijn in de internationale entertainment business. Uit dit geheel van bevindingen is het vermoeden gerezen dat de adviseur zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan het verlenen van trustdiensten zonder de benodigde vergunning.

Maatregel

Geen.

Annotatie Lex van Almelo

De goede lezers van Accountant.nl herkennen de zaak van DJ Headhunterz (Willem Rebergen), zijn Braziliaanse ex en de Cyprusroute van dit artikel. Daarin wordt duidelijk dat je als klant in beginsel mag vertrouwen op jouw belastingadviseur, zeker als die is verbonden aan een gerenommeerd kantoor (zoals Greenberg Traurig en Certa Legal) en wanneer je zijn advies netjes opvolgt. Deze lezers weten dat adviseur Frank Butselaar ook Linda de Mol en andere sterren op het Gooise matras adviseerde. Maar dat doet er nu niet toe. Deze zaak gaat over een rechercheur van de FIOD, die volgens de belastingadviseur onjuistheden had opgeschreven in het ‘aanvangsproces-verbaal’. Zo’n aanvangs-PV is bedoeld om een strafrechtelijke verdenking te onderbouwen, niet om bewijs te leveren. Voor bovengenoemd artikel heeft Accountant.nl de advocaat van de adviseur gevraagd of deze daadwerkelijk is veroordeeld dan wel een schikking heeft getroffen met het OM. De advocaat wilde het niet zeggen.

Hoe het ook zij – de adviseur (die van 1997 tot 1998 tax partner was bij Coopers & Lybrand en van 1998 tot eind 2004 partner bij PwC) – probeert zijn gram te halen bij de auteur van het PV die een accountantstitel heeft. Er zouden vier onjuiste beweringen in het PV staan. Die beweringen zijn geen stellingnames van de rechercheur zelf, maar citaten die komen uit het procesdossier van de civiele procedure die Rebergen voerde tegen de adviseur. De moeder heeft dit dossier overgelegd toen zij werd verhoord in de strafzaak tegen Butselaar.

Na een blik op het civiele procesdossier is de Accountantskamer het met de rechercheur eens dat het dossier voldoende informatie bevat om aan te nemen dat de belastende passages juist zijn en onvoldoende om aan te nemen dat die onjuist zijn.

De rechercheur was kennelijk niet 100 procent gerust op deze uitkomst en stelde om te beginnen dat de klacht niet behandeld moest worden, omdat hij geen professionele dienst had verricht. De Accountantskamer zegt daar niets nieuws over: zodra je je vakmanschap gebruikt of zou moeten gebruiken, kun je spreken van een professionele dienst. Nieuw is wel dat de Accountantskamer het begrip vakmanschap nader invult aan de hand van artikel 2 van het Besluit accountantsopleiding 2013. Daarin wordt voor de vakbekwaamheid onder meer aangesloten bij de opleidingseisen en de vakgebieden uit artikel 46 van de Wet op het accountantsberoep. En om te beoordelen of het zou kunnen gaan om belastingfraude en illegale trustdienstverlening heb je kennis nodig van onder meer het belastingrecht. En die hoort een accountant te hebben. 

De citaten zijn afkomstig uit een openbare, civielrechtelijke procedure. De fiscalist vecht de passages opnieuw aan om zijn naam te zuiveren. Of deze uitspraak bijdraagt aan zijn reputatie kan ik niet beoordelen. Of die bijdraagt aan een betere beroepsuitoefening door de accountant evenmin. Ik zou denken: als FIOD-rechercheur moet je sowieso alleen maar dingen opschrijven die juist zijn. Maar wellicht kan het geen kwaad dat het via deze omweg nog eens wordt gezegd.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.