Discussie Opinie

Niet de RJ-normen moeten worden verankerd in Titel 9, maar de normen uit de richtlijn jaarrekening!

Gert-Peter den Hollander reageert op een recent betoog over de status van de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ). Hij wil dat de RJ zich eerst inspant om Titel 9 te laten voldoen aan de EU-richtlijn jaarrekening.

Gert-Peter den Hollander

Ralph ter Hoeven heeft zeker gelijk als hij zegt dat er sprake is van onduidelijkheid over de normen van de RJ, maar de oplossing ligt niet in het vergroten van de rol van de RJ. De kern van het probleem zit namelijk in de gebrekkige implementatie door de wetgever van de richtlijn jaarrekening (2013/34/EU) in Titel 9. De onduidelijkheid wordt vergroot door standpunten van de RJ die strijdig zijn met de wet.

De richtlijn jaarrekening (maar ook haar voorganger, de Vierde EG-richtlijn) is heel duidelijk over het normenkader wat moet worden gehanteerd bij het opstellen van een jaarrekening: "de jaarrekening wordt duidelijk en overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn opgesteld" (artikel 4 lid 2). Titel 9 is dus niet "slechts" een kaderwet (zoals Ter Hoeven stelt), want de relevante bepalingen die de Nederlandse wetgever in Titel 9 had moeten opnemen staan keurig (zoals democratisch afgesproken door de Europese lidstaten) uitgewerkt in de richtlijn jaarrekening. En dat is al een tijdje zo: in de Vierde EG-richtlijn (daterend uit 1978!) stond namelijk precies hetzelfde. Maar de wetgever was eigenwijs en wilde in artikel 362 lid 1 geen afscheid nemen van de niet gedefinieerde "normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar werden beschouwd" en het niet relevante "inzichtsvereiste", die uit 1970 dateren en beide niet voorkomen in de Vierde EG-richtlijn (en ook niet in de richtlijn jaarrekening uit 2013).

Curieus dat er in 1984 (bij de implementatie in Titel 9 van de Vierde EG-richtlijn) geen vingers werden opgestoken dat daarmee voorbij werd gegaan aan artikel 55 lid 2 van de richtlijn, die voorschreef dat lidstaten binnen twee jaar na kennisgeving van deze richtlijn de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om te voldoen aan de richtlijn. Dat was in 2015 niet anders: talloze nieuwe bepalingen in de richtlijn jaarrekening werden door de wetgever niet (of onjuist) geïmplementeerd in Titel 9 en bestaande onjuistheden bleven ongecorrigeerd1 Alleen de Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht2 maakte kritische opmerkingen, die vrijwel geheel werden genegeerd. Ook Hans Beckman pleitte bij de publicatie van de richtlijn jaarrekening in 2013 voor een fundamentele herziening van Titel 9, om meer overeenstemming met het Unierecht te realiseren, met opheffing van bestaande onduidelijkheden en onjuistheden. Tevergeefs. Een gemiste kans, want de richtlijn jaarrekening is erg duidelijk over de toe te passen normen en het doel wat wordt beoogd: het geven van een getrouw beeld van vermogen en resultaat (artikel 4 lid 3).

In mei 2021 heb ik over dit onderwerp een artikel geschreven getiteld 'De wetgever bepaalt de norm van artikel 362 lid 1 BW, niet de RJ', wat in het Tijdschrift voor Jaarrekeningenrecht is gepubliceerd. Over de normen van de RJ werd in 1983 door Timmermans3 gezegd (bij de gebrekkige implementatie van de Vierde EG-richtlijn): "Het zijn niet deze normen die de mate of de grenzen van dit inzicht bepalen. Deze normen zijn veeleer een hulpmiddel dat moet worden aangewend, indien de wet in een concreet geval geen antwoord geeft hoe het vereiste inzicht moet worden verschaft." Niet meer, niet minder.

Wettelijke verankering van de RJ-normen in Titel 9 is in 2002 voorgesteld, maar geschrapt om administratieve lasten te beperken. Beckman en Van der Zanden hadden destijds meerdere bezwaren tegen dit voorstel, o.a. omdat de indruk van een zekere 'semi-officiële status' van de richtlijnen van de RJ ontstaat. Een aantal punten uit hun betoog4 is mijns inziens nog steeds valide:

  • De RJ is een privaatrechtelijke instelling zonder enige democratische controle en zonder enig overheidstoezicht of -invloed.
  • De samenstelling van de RJ is niet optimaal.
  • De RJ motiveert zijn interpretaties niet. Er kan worden gereageerd op interpretaties, maar onduidelijk blijft waarom (en op welke gronden) afwijkende opvattingen terzijde worden gelegd.
  • Interpretaties van de RJ zijn in strijd met de wet en EG-richtlijnen.

Ter Hoeven merkt op dat het steekt dat de rechter toetst aan een norm waar de wetgevende macht volstrekt geen bemoeienis mee heeft gehad. Dat is precies het manco van de normen (en het geheime 'zorgvuldig proces') van de RJ. Daarom is het van belang dat de wetgever de norm in Titel 9 definieert. Daar kan de RJ uiteraard wel invloed op uitoefenen, door tekortkomingen in wettelijke bepalingen onder de aandacht van de wetgever te brengen (en suggesties voor verbetering voor te stellen).

Over het 'zorgvuldig proces' van de RJ is weinig bekend5 maar kennelijk is de RJ niet zo overtuigd van de zorgvuldigheid van haar eigen proces (of van het wetgevingsproces?), zoals blijkt uit een brief uit oktober 2017 van de RJ aan de ministeries van Financiën en Veiligheid & Justitie. Deze brief6 heb ik in 2020 ontvangen, na een WOB-verzoek ten behoeve van het eerdergenoemde artikel uit mei 2021 in het Tijdschrift voor Jaarrekeningenrecht. De brief geeft de reactie van de RJ weer op vragen van de ministeries aan de RJ, naar aanleiding van een verzoek van de AFM om wettelijke bepalingen in Titel 9 te wijzigen, onder andere met betrekking tot het kasstroomoverzicht en oprichtingskosten. Drie punten uit deze brief wil ik kort bespreken:

  • In de inleiding van de brief geeft de RJ aan in principe geen voorstander te zijn van het wettelijk verankeren van RJ-bepalingen, omdat het bestaande evenwichtige stelsel voor het opstellen van normen voor financiële verslaggeving in het geding zou kunnen komen. De RJ noemt als risico dat afbreuk aan het gezag van de RJ wordt gedaan als voorstellen die zijn gebaseerd op RJ-bepalingen zouden worden afgewezen door de Tweede Kamer. Met deze opmerking diskwalificeert de RJ het wetgevingsproces en beschouwt haar ‘evenwichtige stelsel’ kennelijk als superieur. Dat is natuurlijk niet het geval: de RJ formuleert richtlijnen voor financiële verslaggeving, die een zekere status hebben als aanvaardbare normen voor financiële verslaggeving, maar als de RJ-norm de toets van de Tweede Kamer niet doorstaat, dan moet de conclusie zijn dat de RJ-norm niet wordt gezien als een aanvaardbare norm in het maatschappelijk verkeer en dus niet in Titel 9 kan worden verankerd.
  • De AFM heeft in 2014 aangegeven7 (bij de implementatie van de richtlijn jaarrekening in Titel 9) eraan te hechten dat het kasstroomoverzicht wettelijk wordt verankerd. Aan de RJ is gevraagd hoe zij daar tegenover zou staan. In de brief geeft de RJ aan dat een wettelijke verankering van haar stellige uitspraak over het kasstroomoverzicht overbodig is. Ook hier plaatst de RJ zich ten onrechte boven de wet. Het mag duidelijk zijn dat de RJ had moeten adviseren dat het zinvol zou zijn om het kasstroomoverzicht in de definitie van de jaarrekening op te nemen (conform de lidstaatoptie van artikel 4 lid 1, tweede volzin uit de richtlijn jaarrekening) voor (middel)grote rechtspersonen, en micro- en kleine rechtspersonen hiervan vrij te stellen. Ik kom hierna nog terug op het kasstroomoverzicht.
  • De AFM heeft in 2014 voorgesteld (bij de implementatie van de richtlijn jaarrekening in Titel 9) om oprichtingskosten en kosten van uitgifte van aandelen (artikel 365 lid 1 onder a) te schrappen, conform aanbeveling 210.103 van de RJ. Aan de RJ is gevraagd hoe zij daar tegenover zou staan. In de brief geeft de RJ aan dat de richtlijn jaarrekening deze mogelijkheid biedt en dat schrappen van deze bepaling niet zou passen in een beleid van richtlijnconforme implementatie in de wet. Ook dit is een opmerkelijke conclusie van de RJ: niet alleen was de implementatie verre van 'richtlijnconform' (zoals hiervoor besproken), maar de richtlijn jaarrekening zegt over oprichtingskosten nadrukkelijk "indien het nationale recht toestaat dat de kosten van oprichting en uitbreiding onder de activa worden opgenomen" (artikel 12 lid 11). Dus de richtlijn biedt ook de mogelijkheid om deze kosten niet te activeren. Alinea 210.103 van de RJ beveelt dus aan om oprichtingskosten niet te activeren, de AFM wil oprichtingskosten schrappen als te activeren post uit Titel 9 en uiteindelijk adviseert de RJ aan de ministeries om niets te doen. Kunt u het nog volgen? De conclusie8 van de RJ had uiteraard moeten zijn dat zij het eens was met de AFM om artikel 365 lid 1 onder a te schrappen.

Strijdigheden tussen RJ-normen en wettelijke bepalingen in Titel 9 zijn er velerlei. Ik noem er twee ter illustratie: de RJ stelt een kasstroomoverzicht ('KSO') verplicht voor middel(grote) rechtspersonen als niet op een hoger niveau een geconsolideerd KSO wordt opgesteld, terwijl de wetgever meerdere malen heeft aangegeven dat een KSO geen wettelijk verplicht onderdeel van de jaarrekening is. Dat impliceert dat de RJ hooguit een aanbeveling kan doen een KSO op te nemen, maar ook niet meer dan dat. Ook voor de RJ geldt Lex dura, sed lex. Eveneens contra legem was de stellige uitspraak van de RJ uit 2000 (weer ingetrokken in 2005) dat goodwill niet meer ten laste van het resultaat of eigen vermogen mocht worden gebracht, omdat dat maatschappelijk niet langer aanvaardbaar werd geacht. De RJ liep echter zestien jaar op de wet vooruit: pas met ingang van 1 januari 2016 is dat volgens artikel 2:389 lid 7 BW niet langer toegestaan.

Al met al ben ik geen voorstander van het voorstel van Ter Hoeven. Laat de RJ zich eerst maar eens openlijk inspannen om Titel 9 te laten voldoen aan de EU-richtlijn jaarrekening. Het lijkt ook zinvol aandacht te besteden aan de transparantie van het besluitvormingsproces van de RJ en de publicatie van ingenomen standpunten. Dat is in het publiek belang.

Noten

  1. G.-P. den Hollander RA, ‘Implementatie van jaarrekeningrichtlijn 2013/34 in Titel 9: te snel en niet zorgvuldig; eindresultaat is onvoldoende’, Tijdschrift voor Jaarrekeningenrecht april 2017.
  2. Van de Orde van Advocaten en de Koninklijke Notariële Broederschap
  3. NIVRA-geschrift 30, september 1983, Actueel jaarrekeningenrecht - Het wetsontwerp tot aanpassing aan de Vierde EG-Richtlijn inzake jaarrekening en jaarverslag, p. 48.
  4. H. Beckman en P.M. van der Zanden, ‘Het toestaan van internationale verslaggevingsstandaarden in jaarrekeningen van Nederlandse rechtspersonen’, Ondernemingsrecht 2002-7.
  5. Ik geloof dat RJ-vergaderingen niet openbaar zijn, vergaderstukken en notulen worden niet gepubliceerd, en ontvangen commentaren worden als vertrouwelijk beschouwd als de indiener daarom vraagt. 
  6. Te raadplegen via pdf (overheid.nl)
  7. De AFM verwees daarbij naar mijn artikel over het kasstroomoverzicht in Accountancynieuws van september 2014. De brief van de AFM is te raadplegen via pdf (overheid.nl).
  8. [8] Zoals (reeds in 2020) en meer recent door mij beargumenteerd op accountant.nl Neem de publicatiejaarrekening voor microrechtspersonen op in de aangifte vennootschapsbelasting

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Gert-Peter den Hollander RA is directeur van Everest Advies in Bilthoven.

Gerelateerd

6 reacties

Gert-Peter den Hollander RA

@Dick van Offeren:
De overheid heeft een nieuwe website gelanceerd voor oude WOB-verzoeken. De links in het artikel zijn aangepast en werken nu weer.

Gert-Peter den Hollander RA

De MvT bij de implementatie van de 4e EG-richtlijn merkte op dat het Tripartiete Overleg nadere inhoud had gegeven aan de algemene normen van de Wet op de Jaarrekening van Ondernemingen (WJO) o.a. mbt waarderingsgrondslagen. Dat moest ook wel, want de WJO kende geen enkele bepaling voor waarderings- en resultaatbepalingsgrondslagen. Het is dus begrijpelijk (en noodzakelijk) dat de WJO qua grondslagen verwees naar normen die in het maatschappelijk verkeerd als aanvaardbaar werden beschouwd, omdat grondslagen geen deel uitmaakten van de WJO.
De 4e EG-richtlijn veranderde dat met een aparte afdeling 7 met gedetailleerde waarderingsregels (art. 31 t/m 42), die ook in Titel 9 zijn overgenomen (afdeling 6, en het besluit actuele waarde).
De 'algemeen aanvaarde normen' zijn dus gedetailleerd ingevuld en vervangen door 'de voorschriften in deze titel' (zoals de richtlijn in art. 2 lid 2 stelt), maar zonder enige motivering heeft de wetgever dat terzijde gelegd. Art. 2 lid 2 wordt wel genoemd in de MvT, maar is genegeerd door de wetgever, die geen afscheid wilde nemen van de formuleringen uit de WJO.

Ik kom tzt nog terug op de voorhangprocedure die Ter Hoeven voorstelt. Daar hebben we tot nu toe slechte ervaringen mee bij de (nog gaande zijnde) CSRD-implementatie.

Dick van Offeren

Jammer dat de link genoemd noot 7 het resultaat: 'Helaas is dit document op dit moment niet beschikbaar.'

Overigens een boeiende discussie die de positie van de RJ verduidelijkt.

Alexander Vissers

@ Ralph ter Hoeven: verwijzen naar een memorie van toelichting die met name gericht was op het niet bona-fide invoeren van Richtlijn 1978/660/EEG (met name art. 362 lid 1) maar daarentegen op het saboteren daarvan kan uw stelling niet baten. Daarenboven is door de mogelijkheid / verplichting voor een IFRS jaarrekening te kiezen er geen behoefte meer aan gedetailleerde regelgeving. Als de EU/de wetgever het nodig hadden gevonden aanvullende regels te stellen was dat in de Richtlijn of de Wet opgenomen. Een memorie van toelichting is geen wet. Wat de wetgever gedurende het wetgevingsproces voor ogen stond is irrelevant voor zover het geen weerslag heeft gevonden in de wet. De statusloze RvdJ staat het vrij standaarden te publiceren, private ondernemingen staat het vrij deze te negeren ook al omdat deze standaarden niet overeenkomstig het Unierecht zijn, onder meer het strenge realisatieprincipe wordt niet gerespecteerd. De RvdJ had uiterlijk bij de invoering van de IFRS-richtlijn haar bemoeienis met de jaarrekening van ondernemingen moeten staken. Het staat de NBA als staatsorgaan echter niet vrij aan deze standaarden mede te werken. De NBA dient zich in dezen maar voor één doel in te spannen, namelijk dat Nederland het Unierecht omzet en naleeft. Een wet die het product is van een eigenwijze commissie die de eigen ideeën liet prevaleren boven de Richtlijn verdient geen bijval. Hele volksstammen zijn in Nederland opgeleid met de den Hollander terecht gelaakte begrippen "normen die in het maatschappelijk verkeer aanvaardbaar worden geacht" "vereiste inzicht" in plaats van de voorschriften van de Richtlijn. Ook worden studenten nog steeds lastig gevallen met de Nederlandse obsessie met de volledigheid van de opbrengstverantwoording. Ik zie uw artikel in het MAB met belangstelling tegemoet.

Ralph ter Hoeven

Hollander legt de RJ de taak op om zich eerst in te spannen om Titel 9 te laten voldoen aan de EU-Jaarrekeningrichtlijn. Daarbij is vooral de referentie naar de niet-gedefinieerde normen (artikel 2:362-1 BW) een steen des aanstoots. Daarmee wordt immers de deur naar een orgaan als de RJ opengezet. Zoals Hoogendoorn al aangaf in zijn reactie op Hollander’s artikel in het TvJ, is het altijd nadrukkelijk de bedoeling geweest van de wetgever om een orgaan als de RJ in het leven te roepen. Het aantal normen dat in Titel 9 is opgenomen zijn immers zoals Hoogendoorn terecht aangeeft beperkt en globaal van aard. Zo werd in de MvT (II 16326-3) bij de implementatie van de 4e EEG-Richtlijn aangegeven dat het belang van de Beschouwingen (nu Richtlijnen) moeilijk kan worden overschat. De gepubliceerde Beschouwingen stimuleren een verbetering van het peil van de jaarverslaggeving, aldus de Minister die het Tripartiete Overleg (voorganger RJ) een gelukkig initiatief noemde. Met Hollander ben ik het eens dat de RJ wel binnen de gestelde kaders van de wet moet blijven en bijvoorbeeld niet een door de wet geboden optie moet schrappen. De discussie met Hoogendoorn laat wel zien dat ook op dit terrein interpretatieverschillen kunnen ontstaan. Deze interpretatieverschillen zijn voor mij juist een reden om het Parlement te betrekken door middel van een voorhangprocedure waarmee een duidelijkere inbedding in ons bestel kan plaatsvinden; een procedure gelijk aan die van de duurzaamheidsregels die inmiddels als ‘voorhang’ aan het Parlement zijn aangeboden en via een amvb zullen worden geïmplementeerd. Zoals eerder aangegeven ben ik bezig het standpunt verder uit te werken in een essay voor het MAB. Het lijkt me een mooie plek deze relevante gedachtenwisseling aldaar voort te zetten.

Alexander Vissers

De stelling, dat de Raad vdJ zich moet inspannen om de Richtlijn jaarrekening te doen omzetten is aan de ene kant gegrond aan de andere kant bevreemdend, aangezien de Stichting voor de jaarverslaggeving een privaatrechtelijke statusloze rechtspersoon is zonder enig openbaar gezag bevoegdheid of verantwoordelijkheid. De Raad vdJ moet in ieder geval ophouden het Unierecht te ondermijnen, zoveel mag je ook van een privaatrechtelijke instantie verlangen. De NBA daarentegen is een openbaar lichaam van leden die controleren of private ondernemingen de wet naleven. Daarmee is het aan de NBA zich in te spannen voor een wetgeving die aan het Unierecht voldoet. In plaats daarvan omarmt de NBA de RJ en ondermijnt de NBA zelf op industriële schaal het (Unie)recht. Eerst heeft het Nivra gezwegen toen eigenwijze mannen Richtlijn 1978/660/EEG hebben getorpedeerd met BW2 art. 362 lid 1. Vervolgens hebben het Nivra en Novaa en andere facties de invoering van Rl. 1984/253/EEG geblokkeerd en daarna iedere volgende wetgeving gesaboteerd, structureel regelgeving ingevoerd in strijd met het Unierecht -uit eigenbelang- schaamteloos en straffeloos. Nederland moet niet alleen de Richtlijn jaarrekening eindelijk deugdelijk omzetten in titel 9 BW2 ook de WETtelijke controle en het beroep van WETtelijk auditor moeten deugdelijk in de WET worden geregeld, geen RJ geen Handreikingen geen soft law maar de wet gelden in Nederland. Het is mede de taak van de Ondernemingskamer de wetgever in dezen tot handelen te brengen.

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.