Tuchtrecht

Onduidelijkheid over deugdelijke grondslag voor 'validering'

De accountant die gevraagd wordt berekeningen voor een project te controleren, moet in zijn rapportage duidelijkheid bieden over de uitgevoerde werkzaamheden.

Accountantskamer

Zaaknummers:
11/1832 Wtra AK
Datum uitspraak:
22 juni 2012
Oordeel:
deels gegrond
Maatregel:
waarschuwing
Status:
definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0277

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Een gemeente en een exploitant van parkeergarages beginnen een publiek-privaat samenwerkingsproject. Daarbij krijgt de exploitant negen parkeergarages in erfpacht. Voordat beide partijen de samenwerkingsovereenkomst in 2003 tekenen, vraagt de exploitant aan zijn externe registeraccountant of de internal rate of return berekeningen, die de exploitant heeft gemaakt met het oog op de samenwerking, juist zijn en in overeenstemming met het protocol dat de exploitant hanteert voor investeringsbeslissingen. De gemeente vraagt de accountant de boekwaardes van de betrokken parkeergarages in de administratie te 'valideren', net als de berekeningen die zijn gemaakt met het oog op de samenwerking met de exploitant.

Een concurrent van de exploitant van parkeergarages krijgt het rapport in handen en vecht de overeenkomst aan, omdat er sprake zou zijn van staatssteun. De concurrent verliest deze procedures zowel in eerste instantie als in hoger beroep. Daarna richt hij zijn pijlen op de accountant door een klacht in te dienen bij de Raad van Tucht, die de klacht niet-ontvankelijk verklaart. Nadat het College van Beroep voor het bedrijfsleven een streep heeft gezet door dat oordeel komt de zaak bij de Accountantskamer.

Klacht

De accountant heeft:

  1. zich onvoldoende onpartijdig en onvoldoende integer getoond door in zijn rapport de bevoordeling van de exploitant ten koste van de gemeente te verbergen;
  2. de aard en/of status van het rapport niet duidelijk gemaakt door niet te vermelden of het een accountantsverklaring is, een beoordelingsverklaring of een rapport van feitelijke bevindingen naar aanleiding van een specifieke opdracht;
  3. het doel van het rapport niet genoemd en de term 'validatie' onjuist gebruikt;
  4. ontoereikende informatie verschaft over de verrichte werkzaamheden;
  5. onvoldoende duidelijk gemaakt voor welke financiële en niet-financiële informatie hij de overeengekomen specifieke werkzaamheden heeft verricht;
  6. in het rapport de onjuiste suggestie opgenomen dat de erfpachtcanons marktconform zijn;
  7. niet duidelijk gemaakt of het verwachte rendement van 13,45% slaat op het totale rendement of alleen op het directe rendement;
  8. een oordeel gegeven over de - overigens onjuist bepaalde - vermogensinbreng door de gemeente zonder daarvoor enig werk te hebben verricht en dus zonder voldoende grondslag voor zijn oordeel;
  9. nagelaten duidelijkheid te verschaffen over de goodwill die de exploitant heeft ingebracht;
  10. niet objectief gerapporteerd over de exploitatiemogelijkheden en -resultaten door vrijwel alleen aandacht te schenken aan de exploitatielasten van de garages en (vrijwel) geen inzicht te geven in de verwachte exploitatieopbrengsten;
  11. een onduidelijke conclusie opgenomen in zijn rapport.

Oordeel

Het eerste klachtonderdeel is ongegrond, net als de onderdelen 6 tot en met 10. De overige onderdelen zijn gegrond.

De zware beschuldiging dat de accountant onvoldoende onpartijdig en onvoldoende integer is opgetreden, heeft de klager onvoldoende aangetoond.

De accountant heeft de aantijgingen in de onderdelen 6 tot en met 10 gemotiveerd weersproken, terwijl de klager de feiten waarop hij die aantijgingen baseert niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Zo leest de Accountantskamer niet in het rapport dat de accountant:

  • de marktconformiteit van de erfpachtcanons heeft beoordeeld;
  • de verwachte interne rentevoet heeft beoordeeld en daarover zekerheid heeft gegeven;
  • een oordeel of mening heeft gegeven over het vermogen dat de gemeente heeft ingebracht zonder daarvoor enig werk te hebben verricht;
  • beantwoord heeft of er sprake was van waardevolle huurcontracten die de exploitant moest inbrengen in de samenwerking;
  • enige mededeling heeft gedaan over de baten en lasten aan de kant van de exploitant;
  • in onderdeel 1.2 van het rapport zou hebben gedoeld op de vennootschapsbelasting over het jaarlijkse exploitatieresultaat.

De resterende klachtonderdelen vindt de Accountantskamer wèl gegrond. In artikel 11 lid 1 van de GBR-1994, waaraan het vóór 2007 uitgebrachte rapport wordt getoetst, staat dat de accountant een deugdelijke grondslag moet hebben voor de mededelingen die hij doet over de uitkomst van zijn arbeid en dat hij in die mededelingen een duidelijk beeld moet geven van uitkomsten van zijn werkzaamheden. De Accountantskamer vindt het rapport op verschillende onderdelen onduidelijk.

Het woord 'valideren' heeft in de accountantspraktijk geen vaststaande betekenis en wordt volgens de Accountantskamer doorgaans niet gebruikt in rapportages over financiële informatie. Door het woord desondanks te gebruiken, schept de accountant enige onduidelijkheid over de aard en/of status van het rapport.

De accountant moest de financiële informatie onderzoeken waarop de uitgangspunten en afspraken voor de samenwerking zijn gebaseerd. Welke informatie dat precies is, blijft echter onduidelijk, terwijl het in dergelijke rapportages gebruikelijk is de financiële informatie te identificeren dan wel op te nemen in een bijlage bij het rapport.

De accountant heeft de uitgevoerde werkzaamheden niet opgesomd in het rapport. Die werkzaamheden zijn voor een deel te reconstrueren, maar op sommige punten blijft onduidelijk wat de accountant heeft gedaan om tot zijn bevindingen te komen.

Door deze onduidelijkheden te laten bestaan, heeft de accountant inbreuk gemaakt op bovengenoemd artikel 11, omdat nu niet kan worden beoordeeld of de uitgevoerde werkzaamheden een deugdelijke grondslag vormen voor de mededelingen die de accountant heeft gedaan.

Maatregel

Waarschuwing.

Annotatie Hans Blokdijk

In deze uitspraak komt een bijzonder facet van de uitvoering van opdrachten voor de overheid aan het licht. Betrokkene had een rapport vervaardigd voor een gemeente en een exploitant van parkeergarages, waarmee beide partijen kennelijk uit de voeten konden. Maar een derde partij wist het rapport te achterhalen via een Wob-procedure. De Accountantskamer beoordeelt het rapport dan ook alsof het mede voor derden bestemd was. Dat kan dus bij alle opdrachten van overheidsinstanties gebeuren en dat zal niet elke accountant zich realiseren.

Omdat het rapport dateert van vóór 2007 toetst de Accountantskamer het aan artikel 11 lid 1 GBR-1994, dat een deugdelijke grondslag voorschrijft en duidelijkheid over de uitkomsten. De accountant wordt echter onduidelijkheid verweten over de verrichte werkzaamheden, terwijl duidelijkheid daarover onder de vigeur van de GBR nooit is geëist. Als dat wel vereist was, zouden alle goedkeurende verklaringen bij jaarrekeningen jarenlang in strijd met de beroepsregels zijn geweest, omdat de verrichte werkzaamheden daarin nooit worden gespecificeerd. Bij andere mededelingen dan verklaringen bij verantwoordingen past duidelijkheid omtrent de verrichte werkzaamheden wèl, omdat de gebruiker in staat moet zijn te bepalen welke mate van zekerheid hij ontleent aan de mededeling van de accountant. Die eis vloeit echter niet voort uit artikel 11 lid 1 GBR-1994, maar is in de loop van de jaren in de jurisprudentie van de tuchtrechtspraak ontwikkeld.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.