Autoverkoper staaft klacht over 'fiasco' niet
De klacht van een autoverkoper wordt op alle tweeëntwintig onderdelen ongegrond verklaard, omdat die onvoldoende is onderbouwd.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 13/2795 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 26 mei 2014
- Oordeel:
- ongegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- bevestigd, CBb 12 januari 2016, AWB 14/368
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2014:44, Samenvatting CBb-uitspraak
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een autohandelaar heeft samen met een ander een online veilingbedrijf. De zaak wordt gesplitst en de autohandelaar gaat verder met online handelsactiviteiten. In september 2012 staakt hij deze activiteiten.
Sinds 2009 doet een accountantskantoor administratieve en samenstelwerkzaamheden en aangiften voor de bv en de stichting van de handelaar. Een accountant-administratieconsulent is verantwoordelijk, een assistent-accountant doet het meeste werk. Het kantoor begroot de kosten op 3 mille per jaar en incasseert maandelijks automatisch 250 euro aan voorschotten. De betaalde voorschotten worden afgetrokken van de eindnota's die het kantoor in mei 2012 stuurt voor werkzaamheden in de boekjaren 2009 tot en met 2011. Nadat het accountantskantoor een deel van de berekende bedragen heeft gecrediteerd, betaalt de handelaar het restant.
In april 2013 brengt de handelaar de activiteiten van zijn bv onder in de vennootschap onder firma, waarin hij samenwerkt met een andere firmant. Het accountants/advieskantoor van de firmant begeleidt de omzetting.
De handelaar stuurt de assistent-accountant van zijn oude kantoor een mailbericht waarin hij de overstap toelicht. Het oude kantoor zal de werkzaamheden over 2012 afmaken. Het kantoor van de firmant doet de rest.
Nadat de werkzaamheden over 2011 en 2012 zijn afgerond stuurt het oude kantoor in september 2013 drie nota's. De handelaar stelt de verantwoordelijke accountant-administratieconsulent van het kantoor in gebreke, omdat:
- de handelaar de suppletieaangifte btw van 2.597 euro over de jaren 2011 en 2012 niet had hoeven verwachten;
- die aangifte alleen het gevolg kan zijn van onjuiste uitvoering van de werkzaamheden door het kantoor van de AA.
De handelaar trekt de machtiging voor de automatische incasso van 250 euro per maand per direct in. Eind september 2013 is opnieuw 250 euro automatisch geïncasseerd. Het bedrag wordt kort daarna teruggeboekt.
Nadat hem is uitgelegd dat de verschillen in btw-aangiftes niet voortkomen uit een fout van het kantoor doet de handelaar er een schepje bovenop. Hij stelt het accountantskantoor in gebreke voor de suppletieaangifte en windt zich op over de "vele exorbitante hoge facturen", die "het geheel tot één groot fiasco!" maken. Hij eist van alle facturen de volledige urenspecificaties met de naam van de medewerker en het tarief dat daarvoor gehanteerd is. Pas dan zal de handelaar betalen en niet meer dan de afgesproken 3 mille per jaar.
Na een gesprek van de handelaar met de assistent-accountant, schrijft de firmant van de handelaar dat het kantoor over 2011 en 2012 5.077,64 euro te veel heeft berekend. De firmant vraagt aan het kantoor om dit bedrag te verrekenen met wat nog openstaat en om 2.245,05 euro terug te betalen.
De AA schrijft de firmant op 7 november 2013 dat de voorschotfacturen van 3.000 euro per jaar waren gebaseerd op een schatting van de kosten voor de reguliere werkzaamheden en dat de bedragen die daarvoor uiteindelijk zijn gedeclareerd, betrekkelijk weinig afwijken van de schatting. De AA deelt de handelaar tenslotte mee dat hij zijn vordering van 2.835,59 euro uit handen zal geven ter incasso als hij het bedrag niet op 11 november 2013 heeft ontvangen.
De handelaar dient een klacht in tegen de AA.
Klacht
De tweeëntwintig klachtonderdelen betreffen:
- de facturen c.q. kosten en de voorschotten c.q. de verrekening daarvan;
- de (automatische) incasso;
- de late en onjuiste uitvoering van de werkzaamheden;
- onjuist optreden in de incasso-fase;
- niet voldoen aan de eisen voor een goede accountant.
Oordeel
De klacht is ongegrond.
Ad 1 de facturen/voorschotten
Over declaraties kan tuchtrechtelijk alleen met succes worden geklaagd als de accountant zo in strijd heeft gehandeld met de zorgvuldigheid, integriteit of professionaliteit dat hij daardoor de Wet AA, de Wab of de VGC schendt. Dat kan zo zijn in situaties waarin de accountant bij zijn cliënt bewust en te kwader trouw onjuiste of misleidende declaraties indient. (Zie ook hier.)
Dat kan ook het geval zijn als de accountant hierover een specifieke afspraak maakt of daarvoor de verantwoordelijkheid neemt. Deze maatstaf geldt volgens de Accountantskamer ook voor voorschotten op declaraties. Het is aan de burgerlijke rechter en/of de Raad van Geschillen voorbehouden om een bindend oordeel te vellen over civielrechtelijke geschillen inzake declaraties van accountants.
De Accountantskamer vindt het maandelijks geïncasseerde voorschot van 250 euro passen bij de indicatie van de verwachte 3 mille per jaar. Dat over 2010, 2011 en 2012 uiteindelijk een bedrag van 3.651,56, 3.806,91 respectievelijk 3.151,39 in rekening is gebracht, levert geen schending op van de genoemde regelgeving en beginselen.
Datzelfde geldt voor het moment waarop de facturen zijn verstuurd en de geïncasseerde voorschotten zijn afgeboekt/verrekend. Hierover is namelijk geen specifieke afspraak gemaakt.
Verder heeft de klager niet aannemelijk gemaakt dat:
- de nota's onoverzichtelijk zijn;
- dat de accountant heeft verzuimd een in 2010 geïncasseerd zevende voorschot te verrekenen;
- het overzicht van de berekende bedragen niet juist is.
De Accountantskamer ziet bovendien niet in dat de accountant tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door het maandelijkse voorschot te houden zoals het was.
Ad 2 de (automatische) incasso
Nadat de klager de automatische incasso had ingetrokken, heeft hij weliswaar nog één keer een voorschot geïncasseerd. Maar hij heeft dat bedrag kort nadien teruggeboekt en later zijn excuses aangeboden. Daarom is deze "onoplettendheid" van onvoldoende tuchtrechtelijk gewicht.
Ad 3 uitvoering werkzaamheden
De accountant heeft bestreden dat hij te laat was, met name met de suppletieaangifte btw. Het tijdstip van de werkzaamheden heeft hij in overleg met de handelaar bepaald, terwijl hij heeft uitgelegd waarom hij in 2013 een suppletieaangifte btw moest doen over 2011. De handelaar heeft dit niet tegengesproken.
De klager meent dat de accountant zijn werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd en doelt daarbij met name op de hoogte van de voorziening voor accountantskosten die is opgenomen in het jaarrapport 2012. De voorziening was 3 mille, terwijl de feitelijke kosten 3.151,39 waren. Volgens de Accountantskamer ziet de klager over het hoofd dat:
- de voorziening een schatting vooraf is van de feitelijke kosten, zodat deze alvast kunnen worden verwerkt in het resultaat van het boekjaar waarvoor die werkzaamheden zijn uitgevoerd;
- een verschil met de werkelijke kosten in het volgende boekjaar gecorrigeerd kan worden.
Ad 4 onjuist optreden in de incasso-fase
De klager stelt dat de accountant:
- heeft nagelaten de nodige informatie te verschaffen aan de opvolgend accountant;
- hem onvoldoende tijd heeft gegeven voor zijn verweer tegen de facturen van 4 september 2013;
- niet bereid was mee te werken aan een redelijke oplossing van het geschil.
De accountant heeft het eerste verwijt duidelijk weersproken en de klager heeft hier geen informatie tegenovergesteld waaruit het tegendeel kan blijken.
Wat de twee andere verwijten betreft, hoort het tot de vaste jurisprudentie van de Accountantskamer dat het civielrechtelijk standpunt, dat een accountant in zijn zakelijke betrekkingen (al dan niet in rechte) inneemt, niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt kan leiden. Behoudens bijzondere omstandigheden. Van zulke bijzondere omstandigheden is onder meer sprake als:
- het standpunt bewust onjuist of misleidend en dus te kwader trouw blijkt;
- een redelijke en goed geïnformeerde derde, die over alle relevante informatie beschikt, het standpunt zal opvatten als schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep.
De klager heeft geen feiten aangedragen die erop wijzen dat die bijzondere omstandigheden zich hier voordoen.
Ad 5 niet voldoen aan beginselen
Volgens de klager zou de accountant niet voldoen aan de fundamentele beginselen, omdat hij:
- "geen uitstekende signaalfunctie zou hebben";
- "niet goed en helder communiceert";
- "niet zelfkritisch is";
- "zijn opdrachtgever niet met raad en daad en gedegen advies bijstaat";
- "het gestelde vertrouwen in zijn kantoor heeft beschaamd".
Volgens de Accountskamer zijn deze verwijten:
- niet onderbouwd;
- te algemeen gehouden;
- niet te rijmen met de grote tevredenheid die de klager in een mail-bericht heeft geuit over de accountant en zijn kantoor.
Maatregel
Geen.
