Tuchtrecht

Opdrachtbevestiging niet verstrekt

Een registeraccountant adviseert twee ouders en hun zoon bij de overname van het familiebedrijf, maar verstrekt geen schriftelijke opdrachtbevestiging. Als overnamebegeleider heeft hij zich objectief opgesteld.

Accountantskamer

Zaaknummers:
24/4366 en 24/4368 Wtra AK
Datum uitspraak:
31 oktober 2025
Oordeel:
deels gegrond c.q. ongegrond
Maatregel:
waarschuwing resp. geen
Status:
nog niet definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:TACAKN:2025:67

» Direct naar annotatie

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Een familiebedrijf bestaat uit een holding met drie dochter-bv's, waarin respectievelijk de bedrijfsactiviteiten, het machinepark en het bedrijfspand zijn ondergebracht. De pater familias is via een STAK de enige aandeelhouder van de holding. De man is samen met zijn vrouw bestuurder van de holding. Het echtpaar heeft drie kinderen.

In oktober 2019 krijgt een accountantskantoor de opdracht om de jaarrekeningen 2019 samen te stellen van de holding en de dochter-bv's en de aangifte vennootschapsbelasting te verzorgen alsmede de ib-aangiften van de ouders. Een registeraccountant van het kantoor overlegt met de man, de vrouw en hun jongste zoon over een herstructurering van de schulden binnen de groep en de overname van de aandelen in de bv met de bedrijfsactiviteiten.

Op advies van de accountant worden de schulden in de groep met terugwerkende kracht per 31 december 2019 geherstructureerd. De schulden van de bv met de bedrijfsactiviteiten aan de holding en de twee andere dochter-bv's (ad 4.711.738 euro) worden omgezet in eigen vermogen van de bedrijfsactiviteiten-bv, die hierdoor per 31 december 2019 43.586 euro aan eigen vermogen heeft. In de loop van 2020 voert de accountant ook besprekingen met de ouders en de zoon over de voorgenomen overname. Professionele partijen hebben het bedrijfspand, de machines en de gereedschappen vóór de overname getaxeerd. De bv met de bedrijfsactiviteiten wordt op 29 oktober 2020 overgedragen aan de beheermaatschappij van de jongste zoon. Op 23 februari 2023 overlijdt de moeder.

Begin 2024 vraagt één van de andere kinderen het accountantskantoor om informatie over de overdracht van de onderneming en de rol die de registeraccountant daarbij heeft gespeeld.  Het vermoeden bestaat dat de ouders benadeeld zijn door de overname. Omdat de registeraccountant zich begin dat jaar heeft laten doorhalen in het accountantsregister behandelt een accountant-administratieconsulent van het kantoor dit verzoek. De AA en een andere accountant van het kantoor overleggen onder anderen met één van de kinderen.

Dit kind en de gevolmachtigde van de holding dienen in december 2024 een klacht in tegen de AA en de uitgeschreven registeraccountant.

Klacht

De registeraccountant heeft de holding onjuist en onzorgvuldig geadviseerd bij de overname van de onderneming. Hij was niet objectief en heeft vooral de belangen van de jongste zoon gediend. De aandelen en de machines zijn voor een te laag bedrag verkocht en het bedrijfspand wordt voor een te laag bedrag verhuurd. Om precies te zijn heeft de registeraccountant:

  1. geen opdrachtbevestiging gestuurd waarin zijn werkzaamheden, rol en verantwoordelijkheid uiteen zijn gezet;
  2. vooraf en tijdens de advieswerkzaamheden niet kenbaar gemaakt namens welke partij hij handelde, waardoor er grote twijfel over zijn objectiviteit bestaat;
  3. zich niet afgevraagd of de ouders wel voldoende op de hoogte waren van de dagelijkse gang van zaken en de positieve ontwikkelingen van de onderneming sinds eind 2019;
  4. de holding dan wel de jongste zoon ten onrechte niet geadviseerd een eigen adviseur in te schakelen en nagelaten kritische vragen te stellen;
  5. zich tijdens de overname geen objectief en goed beeld van de gang van zaken gevormd;
  6. een onjuist standpunt ingenomen over de voorwaarden van de overname en de huur van het bedrijfspand;
  7. in de jaarrekening 2019 van de bedrijfsactiviteiten-bv geen toelichting opgenomen over de continuïteit.

De accountant-administratieconsulent heeft:

  • de vragen en opmerkingen van de holding onvoldoende serieus genomen;
  • onvoldoende onderzoek ingesteld naar het handelen van de registeraccountant;
  • niet gereageerd op de vragen van de holding.

Oordeel

De klacht tegen de accountant-administratieconsulent is ongegrond. Van de klacht tegen de (ex-)registeraccountant is alleen onderdeel 1 gegrond en de rest ongegrond.

Wie vertegenwoordigt de holding?

De klacht is namens de holding ingediend door een persoon die zegt dat hij bevoegd is de holding te vertegenwoordigen en die volgens het klagende kind (de medeklager) zijn/haar gemachtigde is. Als deze gemachtigde plotseling verhinderd is, rijst de vraag of de holding wel rechtsgeldig is vertegenwoordigd en de klacht ontvankelijk. Op 3 januari komt de holding in een aanvulling op het klaagschrift met een volmacht die de vader als enige aandeelhouder van de STAK en holding per 2 januari 2025 heeft verstrekt aan de gevolmachtigde van de medeklager.

Deze gevolmachtigde is echter niet aanwezig op de zitting, waar een ander het woord voert namens de holding en de medeklager. Deze gevolmachtigde beroept zich op de volmacht die de vader, als enige bestuurder, aan hem heeft verstrekt in zijn levenstestament. De Accountantskamer meent dat deze gemachtigde op grond van het levenstestament inderdaad bevoegd is de holding te vertegenwoordigen. Dat is niet in strijd met de statuten.

Wat de andere gemachtigde betreft, overweegt de kamer dat er geen medische verklaring is toegestuurd, waaruit blijkt dat de vader op 2 januari 2025 voldoende in staat was zijn wil te bepalen en de andere volmachtpretendent als gemachtigde van de holding aan te wijzen. En omdat de levenstestamentaire gevolmachtigde in januari 2025 al enige tijd gebruik maakte van zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid kent de Accountantskamer geen betekenis toe aan de volmacht van 2 januari 2025, die de kamer op 3 januari 2025 werd toegestuurd. De testamentaire gevolmachtigde heeft kort voor de zitting echter laten blijken dat hij ermee akkoord is dat de ander optreedt als gemachtigde van de holding. De bevoegdheid om de klacht en de aanvulling daarop in te dienen is hiermee bekrachtigd en de holding is ontvankelijk in haar klacht.

Registeraccountant (24/4366 Wtra AK)

Standaard 5500N

Volgens de Nadere Voorschriften Controle- en Overige Standaarden voert de accountant een opdracht uit met inachtneming van de relevante standaard. Het soort opdracht bepaalt welke standaard van toepassing is. De werkzaamheden van de registeraccountant bij de herstructurering van de schulden en de overname van de onderneming vallen onder de definitie van transactiegerelateerde adviesdiensten, waarop Standaard 5500N van toepassing is.

Adviesdiensten in verband met de koop en verkoop van aandelen worden expliciet genoemd in Standaard 5500N. Volgens Standaard 5500N.18 moet de overeenstemming over de doelstelling van de werkzaamheden en de opdrachtvoorwaarden schriftelijk worden vastgelegd. Het doel van een 5500N-opdracht is het ondersteunen van de geautoriseerde gebruiker bij aspecten van het besluitvormingsproces inzake een voorgenomen transactie (5500N.8). Als voorbeelden noemt de Standaard onder meer:

  • bedrijfswaarderingen, inclusief conclusies over waarden;
  • assistentie bij het opstellen of het analyseren van koop- en verkoopcontracten;
  • het ondersteunen bij onderhandelingen;
  • assistentie bij herfinancieringen en herstructureringen.

Ad 1 Opdrachtbevestiging

De registeraccountant heeft erkend dat hij geen schriftelijke opdrachtbevestiging heeft opgesteld voor zijn adviesdiensten. Hij ziet de dienstverlening als uitvloeisel van zijn positie als huisaccountant van de vennootschappen en van de familie, maar dat is geen excuus. Op grond van Standaard 5500N.18 had hij uit het oogpunt van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid een opdrachtbevestiging moeten opstellen. Volgens 5500N.19 sub d had hij daarin (ook) moeten vermelden dat hij optrad 'als partijdeskundige'. Daarmee zou hij hebben verduidelijkt dat hij belangenbehartiger was van de holding en de dochtervennootschappen,  dus feitelijk van de ouders als potentiële verkoper en verhuurder enerzijds en van (de beheermaatschappij) van hun jongste zoon als potentiële koper en huurder anderzijds.

De accountant heeft in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Ad 2 en 4 Objectiviteit

Een accountant moet steeds beoordelen of sprake is van een bedreiging, ofwel: een onaanvaardbaar risico op niet-naleving van de fundamentele beginselen als gevolg van bijvoorbeeld – zoals hier – tweezijdige belangenbehartiging. Bij een bedreiging moet de accountant een maatregel nemen om te voldoen aan de fundamentele beginselen en die vastleggen in het dossier. Bij tegengestelde belangen kan de professionele oordeelsvorming zo worden beïnvloed, dat de objectiviteit vergt dat de accountant (één van) de onderhandelende partijen adviseert een eigen adviseur in te schakelen.

De klagers hebben niet aannemelijk gemaakt, dat de professionele oordeelsvorming van de registeraccountant – vanuit het perspectief van een objectieve, redelijke en geïnformeerde derde - tijdens het overnameproces ongepast zou zijn beïnvloed en er een onaanvaardbaar risico bestond dat deze zich niet hield aan het fundamentele beginsel van objectiviteit. Zo is niet gebleken dat hij:

  • zijn positie als accountant van de betrokken partijen niet expliciet heeft gemaakt;
  • de ouders of de jongste zoon had behoren te adviseren een eigen adviseur in te schakelen.

De klagers hebben evenmin aannemelijk gemaakt dat hij:

  • een bepaalde sympathie of voorkeur had voor of zijn oren heeft laten hangen naar één van de betrokken partijen;
  • heeft nagelaten kritische vragen te stellen.

De ouders waren op leeftijd en hun gezondheid liet te wensen over. Zij wilden graag verlost worden van de zorg voor de onderneming en zich niet langer met het wel en (vooral) wee van de bedrijfsactiviteiten bezighouden. Eind 2019 stond de onderneming er - zeker vóór de herstructurering van de schulden - financieel zeer slecht voor. Zij wilden dat die niet failliet zou gaan en zou worden voortgezet. Daarvoor moest de jongste zoon een goede uitgangspositie krijgen. De koopprijs voor de aandelen en de machines moest dus niet zo hoog mogelijk zijn en de huurprijs voor het bedrijfspand evenmin. Er was geen klassiek belangenconflict tussen verkoper en koper, waarin schending van het fundamentele beginsel van objectiviteit al gauw op de loer ligt. De ouders en de jongste zoon hadden wat betreft de ontzorging en de voortzetting van de onderneming hetzelfde belang. Voortzetting moest financieel haalbaar zijn en vooral dat bepaalde de prijs.

De ouders en de zoon stelden de prijzen vast en de rol van de registeraccountant was die van begeleider van het overnameproces. Uit het oogpunt van zorgvuldigheid heeft de accountant steeds verslagen gemaakt van de besprekingen en (vrijwel) steeds met deze partijen tegelijkertijd gecommuniceerd. Bovendien waren twee van zijn collega's (een andere accountant en een belastingadviseur) betrokken bij het overnameproces. Ook heeft de registeraccountant in september 2020 de voorgenomen transacties, inclusief de koopsommen en huurprijs, doorgenomen met een kantoorgenoot, met de testamentaire gevolmachtigde en met het derde kind van de ouders. Daardoor werd de objectiviteit niet bedreigd en waren maatregelen niet nodig.

Ad 3  Geen kennisachterstand

De klagers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de jongste zoon beter dan zijn ouders op de hoogte was van de positieve ontwikkelingen in de ondernemingen, te weten twee grote opdrachten. Uit een gespreksverslag dat de accountant heeft gemaakt, blijkt dat de ouders nog steeds betrokken waren bij de ins en outs van de onderneming en zich bemoeiden met de overname. In dat gesprek is met hen overlegd over de jaarrekening 2019 en (onder meer) de verkoop van de machines aan de jongste zoon. In het gespreksverslag staat hierover dat:

  • de machines 'going concern' zijn gewaardeerd op 715.000 euro en op 452.000 bij opkoop;
  • het de vraag is tegen welke waarde de machines overgaan of tegen welke prijs ze kunnen worden gehuurd;
  • daarover de volgende keer verder wordt gesproken;
  • dat vader en moeder daar samen met de zoon uit willen komen.

De moeder had toegang had tot de bankomgeving van de bedrijfsactiviteiten-bv en lette scherp op, ondanks haar afgenomen gezondheid. In het gespreksverslag staat dat "er ook wel zaken (…) de goede kant uitvallen maar voor hoe lang?" De Accountantskamer vindt het aannemelijk dat hierbij is gedoeld op de twee grote opdrachten die gegund waren of waarschijnlijk nog gegund zouden worden. De ouders wisten er dus van en waren dus niet alleen bekend met het "jarenlange negatieve trackrecord", maar ook met deze positieve ontwikkeling. De accountant hoefde zich dus niet af te vragen of de ouders een kennisachterstand hadden.

Ad 5 Beeld en voorwaarden

Volgens de klagers had de accountant zich een objectief en goed beeld moeten vormen van de gang van zaken tijdens de overname door tussentijdse financiële informatie op te vragen en door tussentijdse financiële cijfers op te stellen. Temeer nu zich een positieve ontwikkeling voordeed. Ook heeft hij te lage koopsommen geadviseerd voor de aandelen en de machines en een te lage huur voor het bedrijfspand.

Volgens de Accountantskamer had de accountant niet de opdracht tussentijdse financiële cijfers op te stellen van de dochter-bv. De holding en het klagende kind hebben ook niet aannemelijk gemaakt dat de accountant dit had moeten adviseren in verband met de grote opdrachten. Uit twee gespreksverslagen blijkt dat hij heeft gezegd dat de waarde van de onderneming respectievelijk de aandelen 1 euro is, omdat:

  • twee banken eind 2019/begin 2020 weigerden een financiering te verstrekken;
  • er jarenlang verliezen zijn geleden;
  • de ouders en groepsmaatschappijen die verliezen hadden gefinancierd;
  • het compensabel verlies eind 2019 was opgelopen tot 1,9 miljoen euro;
  • het oudste, nog te compenseren verlies, dateerde van 2012.

Verder speelt mee dat:

  • een andere adviseur eerder liquidatie en faillissement heeft voorgesteld;
  • het al ongeveer tien jaar lang niet gelukt is de onderneming te verkopen, onder meer vanwege het oude, dus dure, personeelsbestand en de hoge reorganisatiekosten;
  • alleen de bedrijfsactiviteiten-bv opdrachten had, omdat de machines en het bedrijfspand eigendom waren van de twee andere dochter-bv's;
  • de bedrijfsactiviteiten-bv dus geen stille reserves had in materiële activa die de waarde van de aandelen beïnvloedden.

Het was daarom niet nodig nader onderzoek te doen naar de waardering van de aandelen, ook niet toen bekend werd dat er twee grote opdrachten gegund waren c.q. waarschijnlijk zouden worden gegund. De klagers hameren erop dat in 2020 bleek dat de twee grote opdrachten daadwerkelijk waren gegund en dat het banksaldo tijdens de overname 1,5 miljoen euro bedroeg. Maar daarmee verliezen zij volgens de Accountantskamer uit het oog dat hieruit niet de winstgevendheid en de waarde van de onderneming blijkt.

De twee opdrachten zorgden weliswaar even voor continuïteit, terwijl eerder nog discontinuïteit dreigde. Maar daarmee bestond voor de langere termijn nog geen situatie van structurele winstgevendheid. Ook was nog niet zeker of de twee opdrachten winstgevend zouden zijn. Dat hing af van de uitvoering van de werkzaamheden en de accuratesse van de calculatie. Een hoog banksaldo geeft enige indicatie van de liquiditeit, maar zegt niet zoveel als er betalingsverplichtingen tegenover staan.

Al met al hebben de klagers niet aannemelijk gemaakt dat er ten tijde van de overname:

  • aanwijzingen waren dat 2020 zonder meer met een positief resultaat zou eindigen;
  • de verwachting gerechtvaardigd was dat de onderneming een jarenlange verliessituatie had omgebogen naar een structureel winstgevende exploitatie;
  • de accountant had moeten concluderen dat de aandelen toen al meer dan 1 euro waard waren;
  • de accountant verder een standpunt heeft ingenomen over de voorwaarden van de overname en de huurprijs van het bedrijfspand.

In dit verband is nog van belang dat de ouders en de zoon destijds alle drie bestuurders van de bedrijfsactiviteiten-bv waren en de gang van zaken binnen de onderneming kenden. De klagers hebben op de zitting erkend dat de moeder heeft gezien dat in september/oktober 2020 in totaal 1,35 miljoen is bijgeschreven op de bankrekening van de bv. Zij wilde niet dat de huurprijs van het bedrijfspand afhankelijk gemaakt zou worden van de winst. In het (meermaals aangehaalde) gespreksverslag staat over het pand dat:

  • vader en moeder akkoord zijn met een matiging van de huur vanaf 1 januari 2020;
  • moeder voorstelt dat de huur niet moet worden gekoppeld aan de winst, om discussies over de interpretatie van de resultaten te voorkomen.

Ad 7 Toelichting continuïteit

De jaarrekening is de verantwoordelijkheid van het management; de accountant hoeft daarin geen toelichting op te nemen. Wel moet de accountant aan het management voorstellen een paragraaf over de continuïteit op te nemen als daar reden voor is (Standaard 4410.A57).

Een jaarrekening gaat uit van continuïteit, tenzij de reden daarvoor onjuist of aan gerede twijfel onderhevig is. In dat geval is een toelichting noodzakelijk (artikel 2:384 lid 3 BW).

De klagers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de continuïteitsveronderstelling van het management ultimo 2019 onjuist of aan gerede twijfel onderhevig was. Vaststaat dat de schulden van de bedrijfsactiviteiten-bv geherstructureerd waren, het eigen vermogen daardoor (bescheiden) positief was en de ouders 1 ton in de onderneming hadden geïnvesteerd. Toen de samenstellingsverklaring op 17 juni 2020 werd afgegeven, was ook bekend dat het bedrijf een maand eerder 3,2 miljoen euro had gefactureerd.

Accountant-administratieconsulent (24/4368 Wtra AK)

Deze accountant is in februari 2024 toevallig betrokken geraakt bij de kwestie, omdat hij de testamentair gevolmachtigde telefonisch te woord heeft gestaan toen de opvolger van de uitgeschreven registeraccountant niet op kantoor was. Op 12 maart 2024 was de AA bij een bespreking, die ook werd bijgewoond door de opvolger en door de gevolmachtigde, de klager en diens of dier broer/zus.

De AA heeft zich ruim twee weken later na overleg met een jurist in een e-mail aan de gevolmachtigde beroepen op geheimhouding. Vanaf medio mei 2024 is de AA wegens familieomstandigheden niet meer betrokken geweest bij de kwestie. Zijn kantoorgenoten hebben het stokje van hem overgenomen en hebben gecorrespondeerd met de gevolmachtigde met wie zij in juli 2024 voor een tweede keer hebben gesproken.

De Accountantskamer vindt het beroep op geheimhouding aanvaardbaar, omdat uit eerdere correspondentie blijkt dat de gevolmachtigde informatie verlangde over de situatie van de dochter-bv tijdens de overname. Volgens de gevolmachtigde was de situatie van de bv toen ingrijpend verbeterd. Maar zonder instemming van de jongste zoon, die bestuurder was van de bv, kon de accountant geen informatie delen met de vader of diens vertegenwoordiger, omdat de vader geen bestuurder meer was van de bv. De gevolmachtigde heeft de accountant overigens uitdrukkelijk gevraagd de jongste zoon buiten de discussie te houden.

De klagers hebben verder niet aannemelijk gemaakt dat de AA:

  • het handelen en nalaten van de uitgeschreven registeraccountant had moeten (laten) onderzoeken, want volgens de regelgeving voor accountants bestaat daar geen verplichting toe;
  • vaktechnisch verantwoordelijk is voor het handelen en nalaten van zijn kantoorgenoten nadat hij tijdelijk zijn werk had neergelegd.

Maatregel

Waarschuwing voor de registeraccountant. Deze heeft het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid geschonden door geen opdrachtbevestiging op te stellen voor de adviesdienst. Dat deze accountant niet meer staat ingeschreven in het accountantsregister van de NBA is niet relevant, omdat de schending van het fundamentele beginsel overeind blijft staan en hij zich weer zou kunnen laten inschrijven.

Annotatie Lex van Almelo

Uit de uitspraak valt op te maken dat één van de drie kinderen van een echtpaar met een familiebedrijf zich als potentiële erfgenaam zorgen maakt over de verkoop van het bedrijf aan zijn of haar jongere broer. Het bedrijf bestaat uit een holding en drie dochtermaatschappijen, waarin de bedrijfsactiviteiten, de machines respectievelijk het bedrijfspand zijn ondergebracht. De ouders zouden de (aandelen van de bv met de) bedrijfsactiviteiten voor een veel te laag bedrag hebben verkocht aan hun jongste zoon en hem voor de huur van het bedrijfspand veel te weinig rekenen. Verder bestaan er twijfels over de verkoopwaarde van de machines. De onvrede richt zich op de huisaccountant, die behalve als samensteller en aangiftenverzorger ook optrad als begeleider van de overname. Tijdens de overname zaten er al twee grote opdrachten in de pijplijn, nadat het bedrijf jarenlang verlies had gemaakt. Nadat de moeder in 2023 is overleden, vindt één van de kinderen dat de zoon is bevoordeeld ten koste van de ouders, die ook niet zouden hebben geweten van de twee grote opdrachten. Eén van de kinderen dient een klacht tegen de accountant in, samen met de persoon die op grond van het levenstestament van de vader met een algemene volmacht de holding vertegenwoordigt.

Hoewel de klagers de accountant als overnamebegeleider enerzijds verwijten onvoldoende rekening te hebben gehouden met de positieve ontwikkelingen, nemen zij hem als samensteller kwalijk dat in de jaarrekening van de bedrijfsactiviteiten-bv een continuïteitsparagraaf ontbreekt. Alle verwijten zijn ongegrond, op één na. Omdat het hier gaat om een transactiegerelateerde adviesdienst is Standaard 5500N van toepassing. Die Standaard schrijft een schriftelijke opdrachtbevestiging voor, al was het maar om de al dan niet partijdige rol duidelijk te maken. De accountant vond die niet nodig, omdat de advieswerkzaamheden in het verlengde van zijn opdracht zouden liggen. Daar denkt de tuchtrechter anders over.

Normaal gesproken is een situatie als deze een wespennest voor de huisaccountant, die de neiging heeft te veel de kant van de opdrachtgever te kiezen. Maar in dit geval liepen de belangen van de verkopende en verhurende ouders parallel met die van hun kopende en hurende zoon: zij wilden de praktisch onverkoopbare onderneming voortzetten. De bedrijfsopvolger moest daarom niet het vel over de oren worden gehaald. De accountant heeft erop gelet dat iedereen steeds voldoende was geïnformeerd en schakelde professionele partijen in voor de taxaties. Daarom hoefde hij de ouders of de zoon geen eigen adviseur aan te raden. Hij heeft de stok in het midden gehouden en is objectief gebleven.

De uitspraak begint met de vraag of de klacht van de holding wel ontvankelijk is. Er zijn namelijk twee personen die gevolmachtigd zeggen te zijn. De eerste heeft de klacht ingediend, maar is niet op de zitting. De tweede, die wél aanwezig is op de zitting, beroept zich op zijn algemene volmacht krachtens het levenstestament van de man. De eerste komt op het allerlaatste moment met een volmacht die de man de dag ervoor heeft afgegeven. De Accountantskamer wil een medische verklaring zien, waaruit blijkt dat de man overzag wat hij deed. Omdat die verklaring er niet komt, gaat de kamer ervan uit dat degene met de algemene volmacht krachtens het levenstestament bevoegd is de holding te vertegenwoordigen in de tuchtklachtprocedure. Dat zou echter betekenen dat de klacht van de holding door een onbevoegde is ingediend en dus niet ontvankelijk. Maar omdat de testamentair gevolmachtigde later schriftelijk erkent dat de ander een volmacht heeft van de holding komt alles op zijn pootjes terecht. Het zijn van die formele schermutselingen die er mede toe dienen om de (tucht)rechter van onnodig werk af te houden. Maar omdat er een medeklager is met dezelfde klacht zal een leek de zin van zo'n discussie wellicht niet inzien.

reacties

Reageer op dit artikel

Spelregels debat

    Aanmelden nieuwsbrief

    Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

    Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.