Voorlopige bevindingen leiden tot ongegronde klacht, strafvervolging en vrijspraak
Een registeraccountant werkt mee aan een onderzoek in opdracht van een investeerder, die aangifte doet op grond van de voorlopige bevindingen. Omdat de registeraccountant niet de eindverantwoordelijke is voor het onderzoek en niet betrokken is bij het rapport, is de klacht ongegrond.
Accountantskamer
- Zaaknummers:
- 24/3901 Wtra AK
- Datum uitspraak:
- 28 juli 2025
- Oordeel:
- ongegrond
- Maatregel:
- geen
- Status:
- beroep aangetekend
- Vindplaats:
- ECLI:NL:TACAKN:2025:55
Lex van Almelo
Belangrijkste feiten
Een Surinaamse investeerder gaat een samenwerkingsovereenkomst en enkele leningsovereenkomsten aan met een ondernemer in Suriname om een kippenboerderij op te zetten en kipproducten op de markt brengen: het zogenoemde Kippie-project. De investeerder verstrekt de ondernemer voor in totaal 3 miljoen US dollar en 660.000 euro aan leningen. De investeerder krijgt het recht om gedurende de looptijd van de overeenkomst zo nu en dan de boerderij van de ondernemer te bezoeken en te verifiëren dat de verstrekte leningen worden gebruikt conform het businessplan. De investeerder laat daarvoor in 2019 en 2020 twee onderzoeken uitvoeren.
De uitkomsten van de onderzoeken leiden tot een juridische procedure tussen de ondernemer en de investeerder. Een Surinaamse rechter veroordeelt de ondernemer om:
- zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek en een auditeur of deskundige toegang te verlenen tot de terreinen en opstallen van het bedrijf;
- de onderzoeker inzage te geven in alle noodzakelijke bescheiden die in de boekhouding of administratie zitten.
De investeerder geeft een big four-kantoor de opdracht "to conduct an independent review of the Kippie project" om te verifiëren of de verstrekte leningen puur zijn gebruikt voor de overeengekomen doeleinden. Een associate partner consulting van het kantoor ondertekent de opdrachtbevestiging. Deze partner staat ingeschreven bij het Institute of Chartered Accountants of Trinidad en Tobago.
In het Statement of Work (SOW), dat hoort bij de opdrachtbevestiging, staat onder meer dat:
- de diensten van adviserende aard zijn;
- het accountantskantoor op grond van dit SOW geen assurance-rapport of oordeel over de jaarrekening zal afgeven;
- de verleende diensten geen audit, beoordeling, onderzoek of andere vorm van attest vormen zoals gedefinieerd door het American Institute of Certified Public Accountants;
- geen van de diensten of rapporten een juridisch oordeel of advies zullen vormen;
- het onderzoek mogelijk niet alle frauduleuze activiteiten of illegale handelingen aan het licht zal brengen.
In september 2021 laat een senior-manager van het accountantskantoor de ondernemer onder meer weten door de investeerder te zijn aangesteld om een onderzoek uit te voeren naar de besteding van 3 miljoen US dollar en 600 duizend euro. Een registeraccountant, die staat ingeschreven bij de NBA, is opgenomen in het onderzoeksteam. Deze accountant en diens collega bespreken de kwestie met vertegenwoordigers van de investeerder en de ondernemer. Een deurwaarder maakt een proces-verbaal op van beide besprekingen.
Een maand later komt het big four-kantoor met het final report over de voorlopige bevindingen uit het onafhankelijk onderzoek naar het 'Kippie Project'. De associate partner consulting heeft het rapport ondertekend. Op aangeven van de investeerder begint het Openbaar Ministerie in Suriname een strafzaak tegen de ondernemer en zijn levenspartner op verdenking van verduistering van 1 miljoen US dollar. In de strafprocedure worden de uitkomsten van het big four-onderzoek gebruikt.
In het requisitoir meldt het OM onder meer dat in het onderzoek van de accountant is komen vast te staan, dat de verdachten tussen 825.000 en 1.060.000 dollar niet hebben geïnvesteerd in het Kippie-project en dat de verdachten op geen enkele wijze kunnen aantonen hoe zij dit bedrag hebben besteed. De verdachte ondernemer dient bij de Accountantskamer een klacht in tegen de accountant-onderzoeker die staat ingeschreven bij de NBA.
Klacht
De accountant heeft:
- een rapport opgesteld waaruit blijkt dat er een boekenonderzoek is gedaan bij de onderneming en waarin de duidelijke waarschuwing ontbreekt dat de informatie niet is vergaard op basis van uitgevoerd onderzoek;
- een rapport uitgebracht dat niet voldoet aan de zorgvuldigheidsvereisten en er bij de presentatie van het rapport geen rekening mee gehouden dat het niet misleidend mag zijn voor het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht, die het rapport mogelijk ten onrechte zouden interpreteren als zijnde gebaseerd op controlewerkzaamheden;
- de objectiviteits- en integriteitsbeginselen geschonden door een rapport te presenteren zonder duidelijk te maken dat er geen controle op de juistheid van de financiële gegevens is uitgevoerd;
- een rapport uitgebracht met als resultaat een strafeis van drie jaar voor de ondernemer;
- ten onrechte geen controleverklaring uitgebracht, terwijl er sprake was van een gerechtelijke uitspraak;
- ten onrechte geen Terms of Reference-(TOR)-overeenkomst afgesloten met zijn opdrachtgever, terwijl een ander accountantskantoor de opdracht heeft teruggegeven omdat de opdrachtgever geen TOR-overeenkomst wilde aangaan.
Oordeel
De klacht is ongegrond.
Rol aangeklaagde accountant
Als uitgangspunt geldt dat de klager de klacht voldoende moet toelichten en aannemelijk maken en bij voldoende gemotiveerde tegenspraak nader moet onderbouwen waarom de accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klager heeft bij zijn klaagschrift enkele bijlagen gevoegd, zonder duidelijk te maken hoe die zijn klachtonderdelen onderbouwen. De Accountantskamer hoeft niet zelfstandig in stukken op zoek te gaan naar wat wel en niet dienstig is of een onderbouwing zou kunnen zijn voor de klacht.
De Accountantskamer stelt vast dat de investeerder aan het big four-kantoor de opdracht heeft gegeven het onderzoek uit te voeren. De aangeklaagde registeraccountant heeft onweersproken gesteld dat hij niet betrokken is geweest bij de opdrachtformulering en opdrachtaanvaarding. Zijn kantoor maakt onderdeel uit van een groot big four-kantoornetwerk met vijftig partners en zevenhonderd medewerkers, dat bestaat uit verschillende juridische entiteiten.
Zijn kantoor was destijds relatief jong en beschikte op partnerniveau niet over de expertise die nodig was voor het onderzoek. Gezien de relatie tussen de investeerder en het big four-kantoor is de opdracht uitgevoerd door en onder verantwoordelijkheid van dat kantoor. Op verzoek van dat kantoor heeft de managing partner de aangeklaagde registeraccountant en een collega toegevoegd aan het team om het onderzoek ter plaatse uit te voeren, mede omdat de aangeklaagde accountant Nederlands spreekt.
Volgens de aangeklaagde accountant bestonden zijn werkzaamheden voornamelijk uit het ter plaatse verzamelen van informatie. Hij heeft daarvoor onder meer:
- twee besprekingen gevoerd ten kantore van de klager in bijzijn van een deurwaarder en een getuige;
- stukken per e-mail opgevraagd.
Hij heeft verslag uitgebracht over zijn werkzaamheden aan de opdrachtverantwoordelijken van het big four-kantoor, die ook zelf enkele werkzaamheden hebben verricht en het rapport hebben opgesteld. Het rapport is ondertekend door de associate partner consulting, die als chartered accountant is ingeschreven in het register van het Institute of Chartered Accountants van de Republiek van Trinidad en Tobago (ICATT).
De Accountantskamer stelt vast dat de aangeklaagde accountant in het requisitoir van het Openbaar Ministerie is genoemd als de onderzoeker die voor het onderzoek is ingeschakeld als de deskundige. Hij heeft onweersproken verklaard dat deze vermelding onjuist is en vermoedelijk het gevolg is van zijn mondelinge uitleg van het rapport aan het OM in het kader van het strafrechtelijk onderzoek. Volgens de Accountantskamer is de aangeklaagde accountant niet de eindverantwoordelijke accountant voor dit rapport. Hij heeft alleen veldwerk gedaan onder verantwoordelijkheid van de chartered accountant van het big four-kantoor. Hij had geen leidende rol in het onderzoek en is niet verantwoordelijk voor het rapport.
Een accountant kan alleen tuchtrechtelijk worden aangesproken op zijn eigen handelen of nalaten. De beoordeling van de klachtonderdelen beperkt zich tot zijn rol en verantwoordelijkheid bij het onderzoek, zoals hiervoor is vastgesteld. Alle klachtonderdelen zijn gebaseerd op de onjuiste veronderstelling dat de accountant de opdracht is aangegaan en verantwoordelijk is voor het rapport. Daarom zijn alle klachtonderdelen ongegrond. De Accountskamer beoordeelt de klachtonderdelen inhoudelijk als verwijt dat de accountant ten onrechte heeft meegewerkt aan het onderzoek en zich niet heeft gedistantieerd van het rapport, dat de klager misleidend vindt.
Ad 1 tot en met 4 Het rapport
De voorlopige uitkomsten slaan op feitelijke bevindingen en waarnemingen. De klager heeft in algemene zin gesteld dat het rapport misleidend is, zonder aan te geven op welke concrete punten het rapport tekortschiet en waarvan de accountant zich volgens hem had moeten distantiëren. Op dit punt is de klacht feitelijk niet onderbouwd.
Op de zitting heeft de klager naar voren gebracht dat geen hoor en wederhoor is toegepast. Volgens de Accountantskamer kan dat de accountant – gezien zijn (beperkte) rol in het onderzoek - niet worden verweten. Hij heeft onweersproken gesteld dat hij niet betrokken was bij het opstellen van het rapport. Het is aan de eindverantwoordelijke accountant om te beoordelen of hoor en wederhoor moet worden toegepast.
Ad 5 en 6 Controleverklaring/Terms of Reference
De aangeklaagde accountant was niet betrokken bij de opdrachtaanvaarding. Dat een controleverklaring en een TOR-overeenkomst nodig zouden zijn, is bovendien nergens te vinden in de beroepsvoorschriften en vloeit evenmin voort uit de leningsovereenkomst en de gerechtelijke uitspraak die aan het onderzoek ten grondslag liggen. De betrokken partijen hadden de vrijheid om naar eigen inzicht afspraken te maken over de invulling van de opdracht. Dat een andere accountant – zoals de klager stelt – daaraan mogelijk een andere invulling zou hebben gegeven, doet daar niet aan af. Om die reden had de aangeklaagde accountant zijn medewerking aan de opdracht niet hoeven weigeren.
Maatregel
Geen.
Annotatie Lex van Almelo
Een handelsconflict tussen een Surinaamse investeerder en een Surinaamse eendenfokker loopt uit de hand. De twee willen in hun gezamenlijk Kippie-project kippen gaan houden en kipproducten op de Surinaamse markt brengen. De investeerder leent daarvoor onder meer drie miljoen dollar en zes ton aan de ondernemer. Op grond van het leningscontract kan de investeerder ter plekke laten onderzoeken of het geld wordt besteed aan het project. De investeerder laat twee keer een onderzoek uitvoeren door een big four-kantoor. Een registeraccountant die bij de NBA staat ingeschreven, doet veldwerk ter plekke. Het kantoor brengt een 'final report' uit met voorlopige bevindingen. Vanwege die bevindingen doet de investeerder aangifte wegens verduistering. De officier van justitie in Paramaribo baseert zijn eis van drie jaar cel tegen de ondernemer en diens levenspartner op het rapport en gaat ervan uit dat er 1 miljoen dollar is verdonkeremaand. Nog voordat de strafrechter in Paramaribo het stel vrijspreekt, dient de ondernemer een klacht in tegen de registeraccountant die het veldwerk deed. De klacht wordt om meerdere redenen ongegrond verklaard. Ten eerste heeft de ondernemer bij zijn klacht losse bijlagen gevoegd, zonder aan te geven hoe die verband houden met de klachtonderdelen. Ten tweede was de accountant als uitvoerder van veldwerk niet betrokken bij de opdrachtaanvaarding en het uitgebrachte rapport. Tot slot is er geen beroepsregel die in dit geval voorschrijft dat de accountant een controleverklaring had moeten uitbrengen over de bevindingen en een terms-of-reference-overeenkomst had moeten sluiten met de opdrachtgever.
Boeiend is dat een vermeend gedupeerde de voorlopige bevindingen - uit een definitief rapport zonder (juridisch) oordeel of advies - gebruikt voor een aangifte van verduistering en de officier van justitie vervolgens voor de tenlastelegging. Maar dat de strafrechter vervolgens zegt dat er geen sprake is van verduistering, omdat het geld vrijwillig is uitgeleend om te besteden en er geen afspraken waren om het binnen een bepaalde tijd te gebruiken voor bepaalde doeleinden. Volgens de rechter is het niet terugbetalen van de lening hoogstens een civiele kwestie en geen strafbaar feit. De Surinaamse krant De Ware Tijd citeert de rechter als volgt: "De aangever had moeten wachten op terugbetaling en zich niet moeten focussen op de besteding van het geld."
