Tuchtrecht

Voorstel contante betaling was 'flauwe grap'

Een accountant-administratieconsulent heeft de opmerking van zijn klant over een contante betaling terecht gezien als "een flauwe grap" en hoefde de voorgenomen ongebruikelijke transactie daarom niet te melden. Vanwege het jarenlang meewerken aan onjuiste btw-aangiftes en andere tekortkomingen blijft de opgelegde doorhaling echter overeind.

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Zaaknummers:
24/583
Datum uitspraak:
15 juli 2025
Oordeel:
hoger beroep deels gegrond, klacht grotendeels gegrond
Maatregel:
doorhaling met herinschrijvingsverbod voor 5 jaar
Status:
definitief
Vindplaats:
ECLI:NL:CBB:2025:368

» Direct naar annotatie

Lex van Almelo

Belangrijkste feiten

Een accountant-administratieconsulent staat al twintig jaar een loodgieters- en dakdekkersbedrijf bij door de jaarrekeningen samen te stellen, de vpb-, ob- en ib-aangiften te verzorgen en aanverwante diensten te verlenen. Het familiebedrijf kampt voortdurend met geldproblemen, waardoor ook de accountant zijn facturen niet helemaal betaald krijgt. De accountant vraagt daarom bij het opstellen van de concept-aangifte btw aan de klant hoeveel deze kan betalen. Vervolgens geeft hij een te laag bedrag aan. Dit gebeurt acht jaar lang.

De Accountantskamer vindt de btw-fraude in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit. Als het voortbestaan van een onderneming afhangt van te lage btw-aangiften, moet de accountant de klant correct adviseren of zich terugtrekken.

Vanwege de voortdurende liquiditeitsproblemen en een dreigend faillissement benadert de accountant daarentegen andere klanten met het verzoek geld te lenen aan het familiebedrijf. Drie klanten lenen in totaal bijna drie ton aan het bedrijf. De eigenaar geeft achteraf toe dat de accountant zijn bedrijf heeft gered, maar dient niettemin een klacht tegen de accountant in bij de Klachtencommissie NBA (die hem gelijk geeft) en bij de Accountantskamer. De tuchtrechter is het met de geredde klant eens dat de accountant bij deze bemiddeling geen oog heeft gehad voor de verstrengeling van belangen en de bedreiging voor zijn objectiviteit.

De klant klaagt ook over het nalaten van een Wwft-melding. De loodgieter/dakdekker heeft de accountant verteld dat hij zijn bedrijfspand zou verkopen en zich buiten de notaris om 50.000 euro cash wilde laten betalen. De accountant zegt dat de klant hem dan 15.000 euro contant kan betalen, maar óók dat de accountant de ongebruikelijke transactie moet melden bij de FIU, zelfs als de klant zijn voornemen niet zou uitvoeren. De accountant voegt er wel aan toe dat hij een melding achterwege zal laten om de klant te sparen.

De klant dient vervolgens een klacht in wegens niet-melden én overtreding van het tipping-off-verbod. De Accountantskamer oordeelt dat de accountant volgens de subjectieve indicator aanleiding had om te veronderstellen dat de voorgenomen transactie samenhing met witwassen. Hij had hiervan dus inderdaad melding moeten doen. Oók van het voornemen, al wist de accountant niet of dat daadwerkelijk is uitgevoerd.

Omdat de accountant niets heeft gemeld, kan hij het tipping-off-verbod niet hebben overtreden. Volgens de Accountantskamer mag de accountant de klant afraden een (voorgenomen) handeling of transactie uit te voeren als die onwettig is. De accountant mag daarom zeggen dat hij een voorgenomen contante transactie niet zal melden als de klant van het voornemen afziet.

Los van de btw-fraude en de nagelaten Wwft-melding heeft de accountant de kwaliteit van zijn dossiers en praktijk niet op orde. In 2008 en 2014 voldeed het kwaliteitsstelsel van zijn praktijk ook niet aan de eisen. Daardoor is zijn inschrijving al doorgehaald met een herinschrijvingsverbod van achttien maanden.

De accountant heeft zich in 2018 opnieuw ingeschreven, maar bij de (her)toetsingen blijkt het nog steeds of opnieuw mis: in drie van de vijf getoetste dossiers zijn er te weinig werkzaamheden gepland, uitgevoerd en/of vastgelegd. Het gaat om een vrijwillige controle, een samenstellingsopdracht en een NOW-verklaring. Als de NBA hierover een klacht indient,  volgt een nieuwe doorhaling, deze keer met een herinschrijvingsverbod van vijf jaar.

De accountant is het niet mee eens met de (grotendeels) gegrond verklaarde klachtonderdelen en gaat in hoger beroep.

Hogerberoepsgronden

De Accountantskamer heeft de verwijten van de NBA en de klant ten onrechte (gedeeltelijk) gegrond verklaard; de maatregel is (dus) te zwaar.

Oordeel

Klachtonderdeel a Tekortkomingen bij hertoetsing

De accountant heeft ook in hoger beroep de bevindingen van de hertoetsers niet bestreden. Maar hij vindt de termijn om verbeteringen door te voeren te kort, omdat hij kampt met gezondheidsproblemen (een oogziekte) en een assistent-accountant die vaak ziek is. Het college stelt vast dat de Raad voor Toezicht op 30 april 2020 heeft beslist dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountant in opzet en werking op belangrijke onderdelen niet voldeed en dat de accountant dit stelsel moest verbeteren.

In de beslissing staat dat:

  • de accountant binnen zes weken een verbeterplan moet indienen bij de Raad voor Toezicht;
  • het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing vóór mei 2021 in overeenstemming moet zijn met de eisen;
  • de praktijk na mei 2021 zal worden hertoetst.

Op verzoek van de Raad voor Toezicht vult de accountant het verbeterplan nog twee keer aan, waarna de raad het goedkeurt. De termijn die de raad noemt in de goedkeuringsbeslissing is de oude termijn, die op dat moment al ruimschoots is verstreken. De accountant heeft ruim twee jaar de tijd gehad voor verbeteringen. Het college ziet niet in waarom deze periode niet lang genoeg was om deze door te voeren en zich voor te bereiden op de hertoetsing.

De problemen met zijn oog en de ziekte van zijn assistent-accountant ontslaan de accountant niet van de verplichting om te zorgen voor een goed werkend intern stelsel van kwaliteitsbeheersing. De accountant stelt dat hij verbeteringen heeft doorgevoerd. Dit neemt niet weg dat de hertoetsers tekortkomingen hebben vastgesteld. Dit klachtonderdeel is dus terecht gegrond verklaard.

Klachtonderdeel b Onjuiste btw-aangiften

In tegenstelling tot wat de accountant zegt, is de Accountantskamer wel degelijk ingegaan op de verzachtende omstandigheid die de accountant heeft aangevoerd. Volgens de accountant handelde hij uit emotie en voelde hij zich onder druk gezet door de klant. In de ogen van de Accountantskamer blijkt niets van druk uit de e-mailberichten die de accountant zelf heeft overgelegd. Bovendien moet de accountant correct adviseren of zich terugtrekken in plaats van voortmodderen met frauduleuze btw-aangiften als:

  • de financiële situatie al met zich meebracht dat de btw niet volledig kon worden aangegeven en afgedragen;
  • drie gezinnen afhankelijk waren van de inkomsten uit de bedrijven;
  • ondernemingen slechts kunnen voortbestaan bij de gratie van te lage btw-aangiften.

Uit e-mailcorrespondentie tussen de accountant en de klant, die de NBA als bijlagen bij het klaagschrift heeft gevoegd, concludeert het college dat de accountant een actieve rol heeft gespeeld bij het doen van te lage btw-aangiften. Zo schrijft hij:

  • "Wat gaan we doen? Afdragen of een klein bedrag terugvragen?"
  • "Hoeveel BTW willen jullie afdragen?"
  • "BTW 4e kwartaal (…) is ruim € 19.000. Er staat ook nog € 4.000 1e kwartaal en € 6.708 van het 2e kwartaal. Je kan nu € 15.000 doen en suppletie € 15.000 wanneer het uitkomt."
  • "Hoeveel wil je afdragen? (…) Weer een deel (voorlopig) laten zitten?"

Ook het college stelt vast dat de accountant jarenlang heeft meegewerkt aan het bewust indienen van te lage btw-aangiften. Het college begrijpt dat de accountant vanwege de jarenlange dienstverlening aan de klant meeleefde met de klant en zijn familie toen het bedrijf in financiële moeilijkheden raakte. Maar dit kan op geen enkele manier rechtvaardigen dat de accountant een actieve rol heeft gespeeld bij opzettelijk te lage btw-aangiften doen. Ook het college vindt dat de accountant hiermee in strijd heeft gehandeld met het fundamentele beginsel van integriteit.

Klachtonderdeel c Objectiviteit bij geldleningen

De accountant wordt niet verweten dat hij klanten heeft benaderd om een geldlening te verstrekken aan één van zijn andere klanten, maar dat hij daarbij geen toereikende maatregel heeft getroffen om ervoor te zorgen dat zijn objectiviteit niet werd bedreigd. Dat de geldschietende klanten weinig risico liepen en goed hebben verdiend aan de lening, zoals de accountant stelt, neemt de bedreiging niet weg.

De accountant heeft niet weersproken dat hij:

  • geen maatregelen heeft genomen;
  • de relatie met de klanten niet heeft beëindigd;
  • de relatie met de geld uitlenende klanten niet heeft beëindigd.

Het college is het met de Accountantskamer eens dat de accountant in strijd heeft gehandeld met het fundamentele beginsel van objectiviteit.

Klachtonderdeel d Dreigen met fysiek geweld

De accountant erkent te hebben gezegd dat hij daadwerkelijk in staat was de klant een klap te geven, maar heeft die uitlating naar eigen zeggen gedaan in een heftige gemoedsbeweging. Hij zou dit normaal gesproken nooit doen en denkt dat er niet veel mensen zijn die zich zouden kunnen inhouden als iemand, die je meer dan twintig jaar hebt gered, zo het bloed onder je nagels vandaan probeert te halen. De accountant vindt zijn handelwijze daarom niet in strijd met het fundamentele beginsel van professionaliteit.

Het college vindt de uitlating wel in strijd met het professionaliteitsbeginsel. Zelfs als de klant hem zou hebben getergd, is het voor een accountant ongepast zich op deze manier uit te laten.

Klachtonderdeel e Wwft-meldingsplicht

Volgens de accountant heeft de klant tegen hem gezegd dat hij bij de verkoop van het bedrijfspand van plan was 50.000 euro contant af te rekenen. In hoger beroep zegt de accountant dat deze mededeling "eigenlijk een flauwe grap" van de klant was. De makelaar, waarbij het bedrijfspand te koop stond, heeft een goede en betrouwbare reputatie. De accountant mocht ervan uitgaan dat de makelaar het voorstel om het pand gedeeltelijk contant te laten betalen, zou afwijzen. De Accountantskamer heeft dit argument ten onrechte niet meegenomen, omdat de accountant zich daar onvoldoende heeft kunnen verweren tegen de tsunami aan klachten. In zijn verweerschrift staat dat de klant hem had beloofd niets van de verkoopopbrengst contant af te rekenen.

In de uitspraak van de Accountantskamer staat dat de accountant heeft toegelicht dat de klant uiteindelijk heeft beloofd om bij de verkoop van het bedrijfspand geen contant geld aan te nemen. De accountant heeft op de zitting erkend dat het ging om een voorgenomen transactie, die gemeld moest worden. Door een melding op grond van de subjectieve indicator achterwege te laten, heeft de accountant volgens de Accountantskamer in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Anders dan de Accountantskamer vindt het college niet dat de accountant op dit punt in strijd heeft gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. De klacht over niet-melden is gebaseerd op een stelling uit het verweerschrift voor de NBA-klachtenprocedure. De klager heeft geen nadere gegevens over de transactie uit andere bronnen aangevoerd. Daardoor ontbreekt concrete informatie waaruit blijkt:

  • dat de klant overeenstemming had bereikt over de verkoop van zijn bedrijfspand;
  • dat de klant daadwerkelijk voornemens was zijn bedrijfspand tegen gedeeltelijke contante betaling te verkopen;
  • wie de koper was;
  • dat de koper hiermee akkoord zou gaan.

Volgens het college kan daarom niet worden vastgesteld dat het hier gaat om een voorgenomen ongebruikelijke transactie (zoals bedoeld in artikel 16 lid 1 van de Wwft) die de accountant had moeten melden aan de FIU. Er is dus geen deugdelijke basis voor het verwijt dat de accountant zijn Wwft-meldingsplicht heeft geschonden. Klachtonderdeel e is daarom ten onrechte gegrond verklaard.

Maatregel

Doorhaling met een herinschrijvingsverbod van vijf jaar.

Volgens de accountant staat de opgelegde maatregel niet in verhouding tot de beslissingen over de klachtonderdelen en betekent de termijn van vijf jaar, gezien zijn leeftijd, feitelijk "levenslang". De maatregel zal zijn inkomen hard raken. Het college vindt de maatregel echter passend en geboden. Het verwijt over het niet-melden van de voorgenomen transactie is in hoger beroep weliswaar ongegrond verklaard, maar het moet de accountant ernstig worden aangerekend dat hij jarenlang bewust onjuiste belastingaangiften heeft ingediend en daarmee het beginsel van integriteit heeft geschonden. Ook had hij de kwaliteit van zijn kantoor nog steeds niet op orde, terwijl hem hiervoor al eerder een doorhaling was opgelegd. Verder heeft hij de fundamentele beginselen van objectiviteit en professionaliteit geschonden. De omstandigheden die hij aanvoert, verminderen de aard en de ernst van de vastgestelde verwijten niet.

Annotatie Lex van Almelo

De NBA heeft er terecht over geklaagd dat het kwaliteitsstelsel van een accountant-administratieconsulent nog steeds niet op orde is, terwijl de accountant hiervoor een paar jaar terug een doorhaling van anderhalf jaar opgelegd kreeg. Nu deugen drie van de vijf hertoetste dossiers niet. De accountant vraagt in hoger beroep tevergeefs om begrip voor verzachtende omstandigheden: hij kampte met een oogziekte en de assistent-accountant viel ook herhaaldelijk ziek uit. Verder zou hij te weinig tijd hebben gekregen om het verbeterplan uit te voeren. Het college maakt er korte metten mee: de accountant heeft ruim twee jaar de tijd gehad en het kwaliteitsstelsel moet ondanks persoonlijke omstandigheden gewoon op orde zijn.

De accountant-administratieconsulent is al twintig jaar de huisaccountant van een familiebedrijf, dat voortdurend kampt met financiële problemen. De accountant denkt op een onorthodoxe manier mee met deze klant. Hij vraagt de klant jarenlang hoe laag de btw-aangiften moeten uitvallen om de aanslagen te kunnen betalen en geeft vervolgens te weinig aan. Verder vraagt hij andere klanten om geld aan het bedrijf te lenen, omdat een faillissement dreigt en de bank geen financiering wil verstrekken. De accountant redt de klant, zegt de klant zelf. Maar vanwege een onbetaalde factuur van de accountant krijgen de twee ruzie, waarbij de accountant de klant fysiek bedreigt. Volgens de accountant haalt de klant hem zó het bloed onder de nagels vandaan, dat de accountant zegt dat hij hem wel een klap kan geven. De klant dient een klacht tegen de accountant in bij de Klachtencommissie van de NBA, die de klacht gegrond verklaart. Daarna stapt de klant naar de Accountantskamer. Behalve de dreiging met geweld hekelt de klant (onder meer) de onjuiste btw-aangiften, het ontbreken van objectiviteitswaarborgen bij het vragen van leningen van andere klanten en de overtreding van de Wwft. De Accountantskamer verklaart de klacht gegrond. Vanwege onbetaalde facturen heeft de accountant belang bij de leningen, maar hij treft ten onrechte geen maatregelen om zijn objectiviteit te waarborgen. De dreiging met fysiek geweld is onprofessioneel. De lage btw-aangiften komen neer op jarenlange btw-fraude, wat natuurlijk niet-integer is. Wat de Wwft-melding betreft: de klant zei tegen de accountant dat hij zijn bedrijfspand wilde verkopen en zich 50.000 euro van de opbrengst contant wilde laten betalen. De accountant zei tegen de klant dat dit eigenlijk moest worden gemeld bij de FIU-Nederland, maar dat hij daarvan zou afzien vanwege de financiële problemen bij de klant. De Accountantskamer vindt het onjuist dat de accountant geen melding heeft gedaan. Ook een voorgenomen ongebruikelijke transactie moet worden gemeld. Het tipping-off-verbod heeft de accountant echter niet overtreden, omdat hij immers geen melding heeft gedaan.

In hoger beroep voert de accountant aan dat hij bij de Accountantskamer had willen zeggen dat de opmerking van de klant "een flauwe grap" was. Omdat het pand te koop stond bij een keurige makelaar en er een notaris betrokken zou zijn bij de levering had de accountant geen reden om aan te nemen dat de klant echt een halve ton aan contanten in zijn zak zou steken. Gezien dit verweer vindt het college dat de accountant terecht niets heeft gemeld. Het verwijt is gebaseerd op een stelling uit het verweerschrift van de accountant in de klachtprocedure bij de NBA. Het verwijt is (ook) in de tuchtprocedure niet nader onderbouwd.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.